Naar inhoud springen

Opname van de Gemeente: verschil tussen versies

k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 38:
 
== Obadja's vrees ==
[[Bestand:Elia verzekert Obadja.jpg|miniatuur|Elia (links) en Obadja (rechts) in gesprek. Obadja: "De koning heeft u overal gezocht. Als ik hem vertel dat ik jou gevonden hebt en jij verdwijnt, dan zal hij mij doden." Elia: "Zo waarachtig als de God, die ik dien, leef, ik zal mij heden aan AcabAchab vertonen." (c) [[:Bestand:Elia verzekert Obadja.jpg|FreeBibleImages]]|350x350px]]
In het Oude Testament vinden wij een conversatie over een mogelijke bovennatuurlijke wegneming van de profeet Elia. De mogelijkheid van zo'n gebeurtenis was niet vreemd aan het denken van [[Obadja]]:
1Kon 18:7  Terwijl Obadja op weg was, zie, daar kwam Elia hem tegemoet. Toen hij hem herkende, wierp hij zich op zijn aangezicht en sprak: Zijt gij daar, mijn heer Elia? 1Kon 18:8  En hij zeide tot hem: Ja, ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er.   1Kon 18:9  Toen zeide hij: Wat heb ik misdaan, dat gij uw knecht wilt overleveren in de macht van Achab om mij te doden? 1Kon 18:10  Zo waar de HERE, uw God, leeft, er is geen volk of koninkrijk, waar mijn heer niet naar u heeft laten zoeken. En zeide men: hij is er niet, dan liet hij dat koninkrijk of dat volk zweren, dat men u niet kon vinden.  1Kon 18:11  En nu zegt gij: ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er. 1Kon 18:12  Nu moest het eens gebeuren, terwijl ik van u wegga, <u>dat de Geest des HEREN u wegnam, ik weet niet waarheen.</u> Als ik dan aan Achab bericht zou brengen en hij vond u niet, dan zou hij mij doden, terwijl uw knecht nog wel van zijn jeugd af de HERE vreest. 1Kon 18:13  Is het mijn heer niet meegedeeld, wat ik gedaan heb, toen Izebel de profeten des HEREN doodde? Toen heb ik van de profeten des HEREN honderd man verborgen, vijftig bij vijftig in een spelonk, en ik heb hen met brood en water verzorgd. 1Kon 18:14  Hoe kunt gij dan nu zeggen: Ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er? Hij zou mij doden. 1Kon 18:15  Daarop zeide Elia: Zo waar de HERE der heerscharen leeft, in wiens dienst ik sta, heden zal ik mij aan hem vertonen. (NBG51)
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.