God van de hemel: verschil tussen versies

De hemel is Zijn troon en de [[aarde]] de voetbank van Zijn voeten.<blockquote>''Jes 66:1 Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? (SV)''</blockquote>Daniël sprak tot de Babylonische koning [[Nebukadnezar]] van 'een God in de hemel'. <blockquote>''Da 2:28 Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; ... (SV)''</blockquote>Daniël verweet de latere Babylonische koning Belsazar dat hij zich verheven had tegen 'de Heer van de hemel'. <blockquote>''Da 5:23 U hebt zich verheven tegen <u>de Heere van de hemel</u>, want de voorwerpen van Zijn huis heeft men bij u gebracht. En u, uw machthebbers, uw vrouwen en bijvrouwen hebben wijn eruit gedronken, en u hebt [uw] goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen geprezen, die niet kunnen zien en niet kunnen horen en geen kennis hebben. U hebt echter de God in Wiens hand uw adem is en aan Wie al uw paden toebehoren, niet verheerlijkt.''</blockquote>De Perzische koning [[Kores]] noemde Jahweh ‘de God van de hemel’. <blockquote>''Ezr 1:2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, <u>de God van de hemel</u>, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. (HSV)''</blockquote>De latere Perzische koning [[Arthahsasta]] noemde [[Ezra (persoon)|Ezra]] de Schriftgeleerde 'in de wet van de God van de hemel'. <blockquote>''Ezr 7:12 Arthahsasta, koning der koningen, aan de priester Ezra, de schriftgeleerde, [bedreven] in de wet van <u>de God van de hemel</u>, ... (HSV)''</blockquote>Hij besefte echter dat God ook een woonplaats op de aarde heeft (Ezr. 7:15; 17):<blockquote>''Ezr 7:15 ... de God van Israël, Wiens woning in Jeruzalem is, (HSV)''</blockquote>