Vrezen

Uit Christipedia

Vrezen is het gevoelen van de onaangename gewaarwording, die naderend kwaad of gevaar bij ons opwekt, of het krijgen van een gevoel van beklemming en onmacht, als men zich tegenover een machtiger bevindt. Vrees wordt steeds door iets buiten ons opgewekt en heeft dus altijd op een ander voorwerp of gebeurtenis betrekking, die steeds genoemd worden.

Angst is een sterker aandoening dan vrees en ziet vooral op de toestand van 't gemoed. 'Vrees' wijst meer aan, dat men het naderend gevaar niet durft afwachten of iemands macht niet durft trotseren, zodat in de regel de vrees tot een of andere handeling voert. God de Heer vrezen leidt tot het leven naar Zijn wil en geboden, om Zijn toorn te ontgaan.

Voorbeeldzinnen: "Vrees de Heer." "De vrees voor het uitbreken der cholera deed menigeen verhuizen." "Oldenbarneveldt vreesde zijn rechters niet."

Vrees niet! Honderden keren wordt in de Schrift Gods volk of een gelovige gezegd niet te vrezen.
Ge 15:1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik [ben] u een Schild, uw Loon zeer groot. (SV)

Verwante begrippen

Met vrezen en vrees verwante begrippen zijn schroom, angst, bangheid, schrik, duchten. Alle hebben gemeen het onaangename gevoel van beklemdheid, door een naderend gevaar opgewekt.

Schroom is het zwakst; het geeft vooral te kennen, dat men tegen iets opziet: door een moedig besluit is de schroom gemakkelijk te overwinnen. Het woord is meer tot de deftige stijl van spreken of schrijven beperkt. Voorbeeldzin: "Met schroom naderde hij de vorst."

Angst is een sterker aandoening dan vrees en ziet vooral op de toestand van 't gemoed. Het woord duidt vooral het beklemmend gevoel aan, dat ons overmeestert. Het gevoel van angst kan zowel door iets buiten ons, als door eigen voorstellingen of gedachten verwekt worden, dikwijls ook ontstaat het onwillekeurig, zonder een bepaald te noemen oorzaak.

Voorbeeldzinnen: "Plotseling overviel hem midden in het bos een hevige angst, daar hij de weg niet meer wist." (Oorzaak buiten hem: de situatie). "Toen hij aan rovers dacht, overviel hem plotseling een hevige angst." (Oorzaak in hem: de gedachte).

Bangheid is zwakker dan angst; het heeft soms iets min of meer belachelijks. "Toen de vrouw alleen in huis was, sloot zij uit bangheid alle deuren en ramen".
Opb 21:8 Maar voor de bangen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood. (TELOS)
De bangen hier genoemd hebben een verwijtbare bangheid. Dit vers in de Herziene Statenvertaling:
Opb 21:8 Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood. (HSV)
Schrik is de hevige ontroering, die iemand plotseling overvalt bij het onverwacht gewaar worden van iets, dat vrees of angst verwekt. Op het onverwachte gezicht van den leeuw werd hij zóó door schrik bevangen, dat hij zijn tegenwoordigheid van geest verloor. Soms wordt het gebruikt van iemand, die schrik verwekt: Hij is een echte kinderschrik.

Duchten. Verwant met vrezen is duchten, dat is denken of vermoeden, dat er iets onaangenaams zal gebeuren. Voorbeeldzin: "De veldheer duchtte een hinderlaag".

Schrik is de hevige ontroering, die iemand plotseling overvalt bij het onverwacht gewaar worden van iets, dat vrees of angst verwekt. Voorbeeldzin: "Op het onverwachte gezicht van den leeuw werd hij zó door schrik bevangen, dat hij zijn tegenwoordigheid van geest verloor." Soms wordt het woord 'schrik' het gebruikt van iemand, die schrik verwekt. Voorbeeldzin: "Hij is een echte kinderschrik."

Op Abram viel eens een schrik en grote duisternis.
Ge 15:12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, [en] grote duisternis viel op hem. Ge 15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet [is], en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. Ge 15:14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. (SV)
God zou Israël tot een schrik voor de volken maken.
Ex 23:27 Ik zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, tot hetwelk gij komt, versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren. (SV)
De 2:25 Te dezen dage zal Ik beginnen uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der volken, onder den gansen hemel; die uw gerucht zullen horen, die zullen sidderen, en bang zijn van uw aangezicht. (SV)
De 11:25 Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God, zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken heeft. (SV)

Christus vrezen

De Heer Jezus heeft de macht om een ieder te vergelden. Dat is een reden om Hem te vrezen, het goede te doen en het kwade na te laten.
2Co 5:9 Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk te zijn. 2Co 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad. 2Co 5:11 Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is, overreden wij de mensen; maar voor God zijn wij openbaar geworden, en ik hoop dat wij ook in uw gewetens openbaar zijn geworden. (TELOS)
Efe 5:21 en weest elkaar onderdanig in de vrees van Christus. (Telos)
Zie Vreze Gods.

Bron

Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908), s.v. duchten — vreezen. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 4 nov. 2018.

Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922), s.v. 166. Angst — bangheid — vrees — schroom — schrik. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 4 nov. 2018.