Zelfmoord

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Zelfdoding)

Zelfmoord, zelfdoding of suïcide (Latijn: suicidium, van sui = zelf en caedere = doden) is het opzettelijk beëindigen van het eigen leven. Een (mislukte) poging daartoe heet zelfmoordpoging. Zelfmoord gebeurt uit hopeloosheid. Jezus Christus echter kan ons hoop geven.

Zelfmoord verschilt van euthanasie, voorzover het eigen leven op eigen verzoek door een ander wordt beëindigd. Hulp bij zelfdoding kan gezien worden als een vorm van euthanasie.

In 'eerste-wereld-landen' komt zelfmoord gemiddeld vaker voor dan in 'derde-wereld-landen'. In België (2009) vinden dagelijks zeven zelfdodingen plaats en meer dan 100 pogingen daartoe. Pillen voor zelfdoding zijn daar zonder recept verkrijgbaar (anno 2012).

Pillen voor zelfdoding in Belgie

Wie in Nederland vastloopt met een euthanasievraag, kan uitwijken naar Belgie. Dat schrijft de Volkskrant. Pillen voor zelfdoding zijn daar zonder veel moeite zonder recept verkrijgbaar. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde adviseert mensen om daar dodelijke medicijnen met behulp van leugens te halen. Dat blijkt uit de documentaire Medeleven van Gerard van Bronkhorst die vrijdag in premiere gaat op filmfestival The End in Amsterdam. Daarin gaat de 90-jarige Pieter Jiskoot op advies van de vereniging Belgische apotheken af om met een smoesje grote hoeveelheden medicijnen los te praten.

Bron: Radio Nederland Wereldomroep, nieuwsbericht 3 februari 2012

Aantal zelfmoorden per land per 100.000 inwoners in de periode 1978-2009.

Is zelfdoding toegestaan? Christelijke ethiek keurt zelfdoding af, omdat God in het zesde gebod van de wet (Exodus 20 vers 13) gezegd heeft: "gij zult niet doden." Hij heeft ons naar Zijn beeld gemaakt, en dus mogen wij niet over onszelf beschikken.

Hopeloosheid

De ziel van iemand die zelfmoord overweegt is, is verdrietig over zijn leven en zonder hoop. Iemand die wenste nooit geboren te zijn, die liever dood wilde, zo iemand was Job. Aan hem is een heel boek in Bijbel gewijd. Zijn ziel was verdrietig over zijn leven wegens de rampen die hem waren overkomen.

Job 10:1 Mijn ziel is verdrietig over mijn leven; ... ik zal spreken in bitterheid van mijn ziel

Een heel boek is aan Job zijn ellende gewijd. Het loopt echter goed met Hem af. God openbaart Zich aan hem en heelt hem.

Het leven kan zwaar zijn, dor en mat, maar de dood is niet beter. Ons bestaan houdt niet op met dood. Door zelfdoding komen we in een andere wereld, het hiernamaals. God wil niet dat wij onszelf van het leven, dat Hij ons geschonken heeft, beroven. We moeten weten dat Gods goedheid en vriendelijkheid, Zijn goedertierenheid, beter is dan het leven, en dat Hij ons in het leven wil helpen. Dat heeft David, die het vaak moeilijk heeft gehad, ervaren. Zo zegt hij dit in Psalm 63:

Ps 63:1 Een psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. (63-2) O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. (...) Ps 63:3 Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; ... (SV)

Een gesprek na twee mislukte zelfmoordpogingen

De Amerikaanse Evangelist Ray Comfort kwam in gesprek met een student die twee keer gepoogd had zichzelf van het leven te beroven en gaf hem stof tot nadenken, zie de Engelstalige video hieronder.


Attempted Suicide Twice—Then This Divine Encounter Happened, door Living Waters, Youtube.com, 10 aug. 2019.

Wat zegt de Schrift?

Inleiding

De Bijbel beschrijft gevallen van zelfdoding. In alle gevallen wordt alleen de daad van zelfdoding beschreven en niet de eindbestemming (behoudenis dan wel verloren gaan) van de mens. De Heer Jezus zelf spreekt alleen het oordeel over Judas, al voor Zijn dood uit. Hij, de Zoon Gods mag oordelen, maar mensen komt het niet toe. We lezen zelfs niet over de eindbestemmingen van de patriarchen in Genesis bijvoorbeeld. Het verhaal van hun leven eindigt bij de dood. Wat daarna gebeurt wordt aan het oog van de historieschrijver onttrokken. We lezen dan ook niet dat als Jakob sterft, of wie dan ook, hij naar de hemel is. Zo ook niet van de anderen die sterven dat ze behouden of verloren zijn.

Voorbeelden besproken

Saul, verworpen door ons

Zegt men dat God Saul immers verworpen heeft, dan moeten we dat zo verstaan, dat hij geen koning meer zou mogen zijn. Dit staat er ook uitdrukkelijk tot drie keer toe bij (1 Sam. 15:23,26; 16:1). We vinden dus geen oordeel over Sauls staat. En dan komt daar nog bij, dat David, als hij hoort over hun dood, Jonathan, maar ook Saul bezingt als een held, als beminde (2 Sam. 1:17-27). En dat hij de Amalekiet, die zegt Saul gedood te hebben, ook laat doden (:15,16). Als David geen oordeel over Saul uitspreekt, zouden wij het dan wel doen. Ons past immers niet het oordeel over anderen uit te spreken?

Judas, naar zijn eigen plaats

Wat Judas betreft. In Mattheüs wordt verhaald hoe hij aan zijn einde komt, maar er wordt geen oordeel geveld. Zo ook in de rede van Petrus in Handelingen 1, waar de Heilige Geest Petrus leidde. Petrus heeft na zijn verloochening zeker geen leedvermaak gehad. Hij kon er zeker niet bovenstaan en hem veroordelen. En het was toch alom bekend (1:19). En daarna, in het gebed gaat het om de vervanging van Judas. In zijn plaats moest een ander komen. Hij ging naar zijn eigen plaats (1:25).  Dat is geen veroordeling, maar een vaststelling en in verband met het gebed om een plaatsvervanger van Judas, die naar zíjn (eigen) plaats ging. En bovendien wordt er geen plaats aangeduid.

Wat betekent de uitdrukking ‘heengaan naar zijn eigen plaats’?  Als we dit met Mattheüs vergelijken, dan gaat het over het einde van Judas en moeten we het verstaan als de door hem gekozen weg of plaats. Hij heengaande, verworgde zichzelf (Matth. 27:5). Petrus wijst dus slechts op de weg die Judas verkoos, de dood. Een vergelijkbare uitdrukking vinden we onder andere in Johannes 16: 32. Daar zegt Jezus tot zijn discipelen: ‘Ziet, de ure komt, en is nu gekomen, dat gij zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne’. Daar zegt de kanttekening: dat is in zijn eigen, dat is plaats of huis. De discipelen vluchtten elk een eigen kant op; naar de eigen gekozen plaats. En soms betekent het ook weg, of wat iemand kiest en/of  toebehoort. Alleen de Heere komt het oordeel toe, zelfs over Judas. Denk in verband met dezelfde uitdrukking maar aan Jes. 53:6: ‘Een iegelijk keerde zich naar zijn eigen weg’. We zien dat de bijbelschrijvers geen oordeel vellen, wat zullen wij dan oordelen? Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld word (Matth. 7:1).

God bewaart…

Een veel gehoorde uitdrukking is: ‘God bewaart Zijn kinderen ervoor’. Dat staat echter nergens in de Bijbel. De tekst die daarvoor aangehaald wordt is: ‘Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid’ (1 Petr. 1:5).

Deze tekst wordt dus aangehaald in verband daarmee, dat God zijn volk ervoor bewaard om de hand aan zichzelf te slaan. Als we deze tekst goed lezen gaat het daar niet over. Het gaat erover dat God zijn volk tot de zaligheid bewaard. De zaligheid der ziel (:9). Het zegt niets over het einde van de mens, maar over het einde des geloofs, dat betekent het loon, wat verkregen wordt na, aan het einde van de arbeid (kantt. 32). Dat is de erfenis (:4), de zaligheid (:5). Is dat niet juist door de dood heen, zoals Jakob daar op wachtte: ‘op uw zaligheid wacht ik Heere?’  Hoe die mens aan zijn eind zal komen wordt niet vermeld. Zij worden bewaard voor de erfenis. Hoe? Door het geloof! Het geloof is de graadmeter dat ze die zaligheid ontvangen. Zonder dat geloof kan het niet. Het is het genadeloon op ‘het werk des geloofs’. Dat geloof is niet hun werk, maar om Christus werk geschonken en door de Geest geoefend.

Zo zien we dat men zich onterecht op deze tekst beroept om te bewijzen dat God zijn volk ervoor bewaard. En als dat geloof ons deel is, dan kan men het niet verliezen.

Het voorbeeld van de stokbewaarder is ook geen juist argument voor deze stelling. Hij was nog geen kind van God. Hij was onbekeerd toen hij zich wilde doden. God bewaart zijn kinderen voor hun bekering zondermeer voor de dood. Men moet immers bekeerd zijn en geloven om behouden te kunnen worden. Daarom bewaarde God de stokbewaarder toen voor die daad. Maar dit zegt niet dat God dat doet met zijn kinderen na hun bekering. Daar is geen grond voor in de Schrift, ook niet uit dit voorbeeld dus.

Er wordt door meerdere predikanten ook gewezen op de mogelijkheid, dat ook Gods kinderen dit overkomt, dat ze de hand aan zichzelf kunnen slaan. We zijn immers geneigd God en de naaste (en onszelf) te haten (H.C. Zondag 2, antw. 4, vr. en antw. 5) en alzo verdorven, dat we geneigd zijn tot alle kwaad (H.C. zondag 3, vr. 8) en blijven na ontvangen weldaden nog steeds tot alle boosheid geneigd (H.C. zondag 23, antw. 60). De zonden en verdorvenheid worden de kinderen Gods niet toegerekend, maar vergeven. (de NGB,  art. 14, 15.).

Gods kinderen worden soms tot zware en gruwelijke zonden vervoerd (D.L. art. V, § 4). Ze kunnen van de staat der genade niet uitvallen, of zondigen tot de dood of tegen de Heilige Geest, of geheel verlaten worden of in het eeuwig verderf gestort worden (art. V, §6).

De doodslager zal niet ingaan

Een iegelijk, die zijn broeder haat is een doodslager en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende (1 Joh. 3:15).

‘Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven’ (1 Kor. 6:10).

‘Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den Boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad. Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk die de leugen liefheeft en doet. Openb. 22:14,15.

Deze laatste tekst vooral wordt gebruikt om aan te geven dat iemand die de hand aan zichzelf slaat niet zalig kan zijn. Als we het letterlijk nemen, dan is ook David niet zalig geworden. We weten beter. We moeten bij zulke teksten goed naar het verband kijken en niet op de klank afgaan. Wat wordt bedoeld? Gaat het om een daad of daden of om het hart? Als het om de daad gaat, wat moeten we dan met ‘de honden’? Welke daad geeft dat aan? Bovendien zegt de tegenstelling dat die het Koninkrijk beërven die Zijn geboden doen. Is dan iemand die een vriendelijke daad verricht zalig? We weten dat we niet uit de werken zalig worden, zo worden ook Gods kinderen niet om hun vleselijke werken veroordeeld. En de goede werken kunnen hen ook niet zalig maken.

Haten en liefhebben

Het gaat dus om de gesteldheid van het hart of beter om een nieuw hart tegenover een oud hart. Wie is de doodslager, dief, enz.? Het verband in 1 Johannes 3:14 zegt het: ‘Die zijn broeder haat is een doodslager. En die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood’(:14b). Of het tegenovergestelde: ‘Wij weten dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben’(:14a). Oftewel: ‘De liefde is de vervulling der wet’ (Rom. 13:10).

De onbekeerde van hart doet Gods geboden niet, want hij is een kwade boom en brengt kwade vruchten voort. Zijn daden worden hem toegerekend ten verderve. God zoekt naar goede vrucht. Dus ook al is iemand met de daad geen doodslager, hij is hater, hij is vlees en brengt vleselijke vruchten voort (Gal. 5:19-21). Er zijn geen vruchten van liefde en geloof, of andere vruchten. En die de zonde doet, is uit de duivel(:8) en blijft in de dood (1 Joh. 3:14).

Maar de vernieuwde van hart is van een ander soort geworden. Ze doen Gods geboden, want ze zijn een goede boom geworden en brengen goede vruchten voort, vruchten des Geestes (Gal. 5:22). Daar gaat het om in deze teksten. Daarom, al is het een verschrikkelijke zonde, maar ook een kind van God kan in alle zonden vallen, maar hij zondigt – naar zijn nieuwe natuur - niet (1 Joh. 3:9), die kan het zelfs niet, want Zijn zaad, Gods zaad der wedergeboorte, blijft in Hem (:10), want Hij is uit God geboren (:9). Dus als een kind van God zou komen tot die daad, dan is het de zonde in hem, die het doet en niet de nieuwe mens zelf.

Wie zijn zondaars? Wie zijn doodslagers?

De Schrift leert immers nergens dat God Zijn kinderen voor zonden bewaard. Alleen voor de zonde tegen de Heilige Geest. Ze kunnen in alle zonden vallen. Zo viel David in dezelfde zonde tegen het zesde gebod door Uria’s dood te bewerkstelligen. De zonde tegen de naaste ligt in Gods gebod immers op een lijn met die tegen onszelf. David deed dat om de zonde tegen het zevende gebod, met Bathseba, te bedekken. Zo was het ook tegelijk zonde tegen het negende gebod, hij loog. En misschien nog wel het meest tegen het achtste, want hij stal de vrouw van Uria, het enig ooilam, terwijl hij rijk was en al vele vrouwen had. Zo ontdekte Nathan het hem door die gelijkenis en de Geest inwendig in zijn hart.

Zo kan iemand nooit een doodslag hebben begaan, en toch een doodslager zijn. Als iemand God en de naaste ten diepste niet liefheeft, is hij een doodslager, een hater en zal hij het koninkrijk Gods niet ingaan. Ook deze teksten zeggen dus niet dat iemand die dit doet niet zalig kan worden.

En zo is het zelfs mogelijk dat een wedergeborene die in zijn leven vruchten des Geestes heeft getoond en zijn leven oprecht was met de Heere, in een toestand terechtkomt, waardoor hij niet bewust, en niet met het doel om te doden, maar toch komt tot die vreselijke daad. Men heeft geen macht of stuur meer over zichzelf en weet niet meer wat men doet.  

Zelfdoding kan een vreselijk ongeluk zijn

We zagen ook van Adam dat hij schuldig is aan het zesde gebod, omdat hij zichzelf en alle mensen in de eeuwige dood heeft gestort. Adam was niet alleen een zelfmoordenaar, maar ook van zijn nageslacht. Toch was er ook voor Adam genade. We durven te stellen, dat iemand die er in onwetendheid (door een psychose bijv.) of op een niet van tevoren beraamde wijze de hand aan zichzelf slaat niet zo zwaar zondigt als Adam. Zou er dan voor zo een geen genade mogelijk zijn? Het gaat hier om een vergelijk; niet om de zonde te goed te praten of zelfs maar te verkleinen. En dan hebben we het nog niet over de zaak, of we zo iemand de zonde wel kunnen toerekenen. Dan komen we in de verborgen dingen en komen we terecht bij wat L.M.P. Scholten zegt. Volgens hem is er in die gevallen sprake van een vreselijk ongeluk. Waar de grens ligt is nauwelijks aan te geven. Dit is per geval verschillend. Daarom kan niemand daar iets over zeggen, die niets van de toedracht weet bij zo’n ‘ongeluk’. En soms moet ook het onderzoek door de politie afgerond worden met onbekende toedracht, zodat er geen definitieve conclusie getrokken kan worden, maar slechts een voorzichtig ‘waarschijnlijk’ zelfdoding.

Oordeelt uzelf, niet een ander

Laten we onszelf niet vergeten. ‘Zijt ook Gij bereidt!’ En laten we in plaats van te oordelen denken aan het woord van Jakobus: ‘Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander, Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter. Er is een enig (één) Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een ander oordeelt?’ En het woord van Paulus: ‘Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’ (1 Kor. 10:12). En: ‘Zo dan oordeelt niets voor de tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is en openbaren de raadslagen des harten…(1 Kor. 4:5). En: ‘Want indien wij onszelf oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.’ (1 Kor. 11:31). En bovendien het woord van Jezus Zelf: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’. Want met welk oordeel  gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden (Matth.7: 1,2).

Zou men zo gemakkelijk oordelen als het eigen kind, broer, zus, vader, moeder etc. aangaat? Wat oordelen we soms makkelijk over anderen, zonder gefundeerd oordeel. Zonder écht te kennen, of van de situatie af te weten! Van horen en napraten... Ja zelfs zonder zeker te weten of het wel om zelfdoding ging.

Als een christen zichzelf doodt

Er wordt verschillend over gedacht of mensen die zichzelf van het leven beroofd hebben, behouden zijn[1].

In de loop van de eeuwen is het meermalen voorgekomen dat mensen zich van het leven beroofden die voor kinderen van God werden gehouden. In de eeuwen van onze gereformdeerde oudvaders, de tijd van de Nadere Reformatie, gebeurde dit ook en daarom hebben zij er iets over geschreven. Zonder enige uitzondering wordt de zelfmoord veroordeeld. Maar over de staat van de ziel van hem die een einde maakt aan zijn leven, wordt door sommigen voorzichtig gesproken.

  • Wilhelmus à Brakel zegt dat zelfmoordenaars zeker verloren zijn: zelfmoord is nog levend in de hel, in de eeuwige verdoemenis springen.
  • Smytegelt merkt op, dat in de Bijbel niet één voorbeeld staat van een uitverkorene die zelfmoord pleegde, wel van iemand die door God daarvoor werd bewaard, namelijk de stokbewaarder te Filippi, Handelingen 16.
  • Bunyan acht zonder enige twijfel dat zelfmoordenaars verdoemd zijn.
  • Theodorus van der Groe zegt dat bijna alle zelfmoordenaars naar de hel gaan.

Iemand die voorzichtiger / genuanceerder oordeelde is de in bevindelijke kringen bekende oefenaar Justus Vermeer. In een oefening / preek over het zesde gebod, aan de hand van de Heidelbergse Catechismus schrijft hij:

“...Verder ook deze vraag: Iemand, die op deze wijze omkomt, is dus zeker verloren? Hierop antwoorden wij dat de Bijbel hierover zwijgt. Al is het waar dat Gods goedertierenheid geweldig is over degenen die Hem vrezen, evenwel is het een zonde, naar de mens gesproken, waarop de bekering niet kan volgen, wanneer althans de dood er onmiddellijk op volgt. Ook is het zo’n grote trotsheid en verheffing boven de Heere. Verder zeggen wij nog: het zou kunnen zijn dat iemand de Heere teder heeft gevreesd, maar dat hij door de onnaspeurlijk wijze wegen Gods in zulke verschrikkelijke aanvechtingen van satan valt en zo tot deze afschuwelijke daad komt, nadat hij de Heere menigmaal uit een gevoel van eigen machteloosheid en van satans macht heeft gebeden. Zulk één zou in Gods ogen genade kunnen vinden door te schuilen in Hem, Die dood is geweest en weder levend is geworden, en dus waarachtig berouw kunnen hebben eer zijn ziel het lichaam verlaat. Afgezien nog daarvan dat een christen, menigmaal vergeving zoekt voor een zonde, waarin hij mogelijk zou kunnen vallen, en hij deze ook verkrijgt ten aanzien van de verdoemende kracht ervan. Maar of iemand die onmiddellijk sterft, vergeving zou kunnen ontvangen, dat willen wij aan de Heere overlaten. Want men mag niet licht over iemand ten kwade oordelen, maar ook niet licht ten goede.” (Justus Vermeer, Catechismusverklaring, deel II, blz. 424, 425.)

Luther en Calvijn

Wat is het gevoelen van de kerkhervormers Luther en Calvijn? Calvijn verwerpt de daad zeer sterk, hij noemt het een verfoeilijke daad, maar velt geen laatste oordeel. Luther heeft veel oog voor wat de mens in nood zichzelf kan aandoen. In wanhoop sluit de mens zijn ogen voor Gods genade en wordt het evangelie tot wet, Christus tot Mozes. Luther deelt niet de mening dat zij die zichzelf doden gewis verloren zijn.

De engelse Puritein William Perkins weet dat ook kinderen van God zich van het leven kunnen beroven. Zij doen dan dingen die ze eigenlijk niet willen. In de verzoeking neemt God gelukkig de wil voor de daad aan.

Nederlandse theologen  

Gisbertus Voetius

Voetius noemt zelfmoord een grote zonde, maar scheert niet alles over één kam. Iemand die het doet uit verstandsverbijstering noemt hij geen zelfmoordenaar. God is zo machtig dat hij dwars door een zondige daad heen kan redden. Bovendien noemt de bijbel maar één onvergeeflijke zonde, namelijk die tegen de Heilige Geest: dat is dus niet de zelfmoord!

Ook moet men volgens hem niet zeggen dat alle zelfdoders voor eeuwig verloren zijn. Zij kunnen van hun daad óf direct berouw hebben na het verrichten ervan, óf er kan sprake zijn van een ‘algemeen en hebbelijk berouw’. Bij dat laatste letten we op de algemene gesteldheid van hun hart. Zij falen wanneer je op hun daad van zelfdoding let, maar de totale gesteldheid van hun hart kan dan toch wel godvrezend zijn. In elk geval is zelfdoding niet de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest.

Hij stelt de vraag: ‘Zou het kunnen gebeuren dat een paradoxisme van verlatingen, gepaard gaande met symptomen van verzoekingen, een waarlijk bekeerde en gelovige tot zelfmoord drijft?’

Hij sluit dit niet uit, als hij zegt: ‘We mogen (…) niet zonder meer ervan uitgaan dat ze voor eeuwig verdoemd zijn. We weten immers niet wat zich in hun gedachteleven tussen God en hen voordoet, als ze niet meer kunnen horen en spreken’. En: ‘De ware gelovige vertrouwt zich aan God toe, en bidt dat zijn zonden hem om Christus’ wil vergeven worden, niet alleen de zonden van vroeger en nu, maar ook de toekomstige, die hij mogelijk doen zal.’

Hij voegt er in zijn antwoord nog aan toe, dat zelfmoordenaars wel een ernstige zonde begaan hebben, ‘maar het valt niet te bewijzen dat die zonde onvergeeflijk is, of gepaard gaat met de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest.’

Simon Oomius

Oomius beschrijft in z’n meer dan 300 pagina’s dikke boek een aantal gevallen die hij zelf heeft meegemaakt. Hij somt ook veel motieven op tot deze daad en noemt te allen tijde zelfmoord verboden. Hij beschouwt de daad als een ‘schrikkelijke, onnatuurlijke en verdoemelijke zonde’. Door zichzelf van het leven te beroven wordt het zesde gebod van God met voeten getreden. We worden geroepen onszelf en ons leven lief te hebben. Zelfmoord is volstrekt tegennatuurlijk.

Naast vrijwillige ‘agenten’ zijn er ook ‘patiënten’ onder de zelfmoordenaars. Onder hen zijn er die behouden worden, maar zoiets moet je wel voorzichtig zeggen. Het is dus anders bij  mensen die suïcide plegen na een godzalig leven, bij wie ‘in een ogenblik het gebruik van het verstand wordt benomen’ en die door razernij en ontsteltenis der hersenen de hand aan zichzelf hebben geslagen. Hij laat ruimte over voor hoop. Hij heeft ze gekend bij wie het mislukte en later lieten weten dat ze meteen na hun daad berouw kregen en in hun hart om genade baden.

Hij zegt ook dat het niet om de laatste daad van een mens gaat, maar om iemands leven. Hij zegt dan: ‘We moeten veel meer letten op de loop van iemands leven dan op het einde van iemand, wat hij in deze gevallen een schielijk toeval noemt. Hij zegt niet dat God zijn kinderen ervoor bewaard, maar dat het een ernstig vergrijp is waarvoor Gods kinderen moeten worden bewaard.

Vermeer en van der Kemp

Justus Vermeer stelt dat iemand net voor het sterven zou kunnen schuilen bij God, en laat daarom het oordeel aan God over. De daad zelf noemt hij een gruweldaad.

Johannes van der Kemp stelt: ‘Zijn er krankzinnige mensen die van hun doen geheel onkundig zijn en zo ook zichzelf ombrengen, wij kunnen van hun eeuwig uiteinde niet oordelen’

Predikanten uit de 20e en 21e eeuw

R. van Kooten (NHK) wil van de stelling dat God zijn kinderen daarvoor bewaard geen absolute regel maken. Hij zegt dat het hier gaat om een axioma, een niet bewezen grondregel die voor waar gehouden wordt. In de meeste gevallen vindt hij het wel juist, omdat de meeste zelfmoordenaars sterven buiten Christus. In de Bijbel wordt slecht over één onvergeeflijke zonde gesproken, namelijk die tegen de Heilige Geest. De zonde van suïcide is dat dus niet.

J. van der Vlies (CGK) noemt zelfmoord een ernstige zonde. ‘Als we het niet weten, moeten we zwijgen’, stelt hij. God oordeelt en dat doet hij rechtvaardig. Hij kent het verborgene van de mens en wij niet.

J. Douma (Ger. Kerk. Vrijgem.) zegt ervan dat we ons altijd moeten hoeden voor scherpe veroordelingen in geval van zelfdoding. De dode zelf kunnen we er toch niet meer mee helpen en bij de nabestaanden komt een veroordeling altijd hard aan. Voorzichtigheid en mildheid zijn geboden in zulke tere zaken.

A. van Heteren (CGK) schrijft: ‘We hebben het zelf wel eens zo horen verwoorden dat zoals een lichamelijke ziekte iemand naar de dood kan voeren dit ook met een psychische ziekte het geval kan zijn’.

C. Smits (CGK, later OGG) zegt onder andere: ‘Er kunnen andere oorzaken zijn. Het kan zijn dat een mens krankzinnig wordt. Er zijn enkele gevallen waarvan we moeten zeggen: Wat is dat geweest? Hier kunnen we niet indringen. Dit laten we liggen voor God de Allerhoogste’.

G. van Reenen (Ger. Gem) schrijft: ‘Of Gods kinderen daartoe in staat zijn? De Heilige Schrift noemt ons alleen de namen van onbekeerden: koning Saul, Achitofel, en Judas. En mocht het ongeloof en satan Gods kind zover krijgen, dat het de hand aan eigen leven slaat, dan zal het zekerlijk, voor het uitblazen der laatste adem, door Gods Geest tot bekering gebracht worden en ondervinden, dat het bloed van Jezus Christus Gods Zoon ook van deze zonde reinigt.

G. H. Kersten (Ger. Gem.) verklaart: De zelfmoord is van God vervloekt. Pleit niet voor de zaligheid van de zelfmoordenaar. Leg geen nadruk op de mogelijkheid van berouw in de laatste ogenblikken; ook niet daarop dat er maar één zonde is, die onvergeeflijk is, de zonde tegen de Heilige Geest. Al wilt ge hier de krankzinnigen, die de hand aan eigen leven slaan, uitschakelen, gelijk onze vaderen wel deden, houd een ieder het vreselijke van de zelfmoord voor.

C. Hogchem (Ger. Gem.) legt uit wat ds. G.H. Kersten bedoelt. Hij beoogt hiermee: Houd niemand voor dat het met een zelfmoordenaar misschien toch ook nog wel goed kan aflopen, want daar kan vreselijk misbruik van worden gemaakt, in het bijzonder door degenen die met suïcidale gedachten worden gekweld. Doe het tegendeel, weerhoudt hen ervan door hen het vreselijke van zelfmoord voor te houden

Ook C. J. Meeuse (Ger. Gem.) wijst hierop en vult het als volgt aan: Duidelijk valt hij – dat is ds. Kersten – hier de oudvaders niet aan, die diegene die psychisch ziek (de krankzinnigen) zijn, niet hard willen oordelen.

J. W. Kersten (Ger. Gem.) maakt bij de behandeling van het zesde gebod duidelijk verschil tussen opzet en schuld. Hij zegt: ‘Wij mogen niet de hand aan eigen leven slaan. En wanneer iemand dat met opzet doet, met berekening, met de speciale bedoeling om er maar een eind aan te maken, dan heeft zo iemand opzet. En dan spreken we van een zelfmoordenaar. En een zelfmoordenaar zal het koninkrijk Gods niet ingaan. Dus onthoud u dit onderscheid nu goed… Maar er zijn ook gevallen van schuld, waar geen opzet was. Dat kan ook gelden van onszelf. Iemand kan door schuld, niet door opzet een einde maken aan zijn eigen leven. Maar zo iemand mag je geen zelfmoordenaar noemen. Dat is iemand die met bewustheid, willens en wetens, op dat doel aanwerkt. Maar het ander noemen wij doodslag. Dat kan zijn door schuld, maar zonder opzet. En zo kan iemand, wat zichzelf betreft, de oorzaak zijn van eigen dood, door nalatigheid of dat hij zich in gevaar begaf.

J. Karels (Ger. Gem.), die dat zelf van nabij heeft meegemaakt zegt ervan:

“Doelbewust zelfmoord plegen, zoals we dat horen van Saul en Achitofel en Judas, daar is geen goed woord voor te zeggen. Maar dat is natuurlijk heel anders dan wanneer er bijvoorbeeld iemand is, die psychisch zo ziek is, wat aan het krankzinnige grenst, die absoluut ontoerekeningsvatbaar is, en dan tot zo’n daad over gaat. Dat is met elkaar niet te vergelijken. Wanneer dat plaatsvindt, laten we dan maar niet te snel met ons oordeel klaarstaan, maar laten we het oordeel maar aan God overgeven. We mogen nooit oordelen, opdat we niet veroordeeld worden, maar wat kunnen we soms haastig een oordeel uitspreken, wanneer we iets horen waardoor we geschokt worden’.

D. Heemskerk (Hervormd) heeft het met verbazing vervuld hoe resoluut het oordeel klinkt over degenen, die tot deze verschrikkelijke daad zijn gekomen. Uiteraard is het een zeer ernstige zonde en een overtreding van het zesde gebod. Toch vraag ik mij af of wij een heldere en duidelijke Bijbelse lijn volgen als hierover onomwonden het oordeel wordt uitgesproken. Hij raakt de kern van de zaak als hij zegt dat wij geen oordeel mogen vellen, maar dat we de lijn van Christus in Luk. 13: 1-5 beter kunnen volgen en dat we het oordeel aan God moeten overlaten. Hij is Rechter, Die het beslist.

Deze predikant gaat als volgt op de zaak in als hij stelt: In de Schrift kan ik geen enkele opdracht of tekst vinden die ons opdraagt om het vonnis helder en klaar uit te spreken over hen die deze ernstige zonde bedreven hebben. Opmerkelijk vind ik daarom dat in Gods Woord de Bijbelheiligen, wanneer zij zo’n geval meemaken in hun omgeving, geen uitspraken over de eeuwige bestemming doen.

Een depressie is een totaal andere zaak. Moeten wij daarom niet uiterst voorzichtig zijn in het krachtig uitspreken van het vonnis? Vaak wordt gezegd: “God bewaart zijn kinderen hiervoor”. Dit is een algemene stelling, die verder niet met Schriftplaatsen onderbouwd wordt.

Er staat ook in het Woord: Enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze (Pred. 9:2).

C. Hogchem maakt ook het onderscheid tussen zelfmoord en zelfdoding. Hij stelt er de vraag bij of we hierbij gebruik mogen maken van de woorden wetens en willens. Hij maakt onderscheid in drie punten.

1. Degenen die eigen dood welbewust en opzettelijk zoeken. Hij noemt Achitofel als voorbeeld. Deze maakte eerst zijn testament en daarna verhing hij zich (2 Sam. 17:23).

2. Anderen weten wel wat ze doen, maar willen dit niet. Vaak na een jarenlange bange strijd. Vol angsten, zochten ze hulp, riepen tot God om bewaring, waren vaak in grote nood. Tijdens een dieptepunt, een vreselijke benauwdheid, deden ze waartegen ze jaren streden. Wetens maar niet willens.

3. En er zijn mensen, die op bepaalde tijden op geen enkele wijze zichzelf meer zijn. Ze zijn klaarwakker, maar men kan met ze doen wat men wil – ze weten het niet. Ondertussen worden ze gedrongen zich van het leven te beroven. Hoe? Door stemmen aangezet, of hoe dan ook. Ze deden het noch wetens, noch willens.

Enkele dingen van ds. C. Hogchem ter samenvatting: Stel dat er zijn die slachtoffer van anderen zijn en die daarna niet willens of wetens de hand aan eigen leven sloegen? Kan men hen dit aanrekenen?

Er zijn bij suïcide allerlei tweede oorzaken aan te wijzen. Bijvoorbeeld als iemand depressief, psychisch kwetsbaar is of een psychische stoornis heeft, enz. Het is een eindpunt, een onderdeel van een geheel van factoren.

Hij wijst ook op de Schriftuurlijke stelregel, dat de rechtvaardige en de goddeloze enerlei wedervaart. Enerlei weg, enerlei tegenspoed, ook enerlei einde?

E. Hakvoort (Ger. Gem.) zegt dat er voor deze zonde vergeving is, want al de zonden kunnen vergeven worden, behalve die tegen de Heilige Geest. Natuurlijk spreekt hij hier over suicide bij psychische gevallen.

De christelijk gereformeerde predikant ds. J. M. J. Kieviet wijst op de verschillen in standpunten bij zelfmoord. Hij noemt ds. van der Vlies, die er genuanceerd over spreekt. Deze zegt: ‘Als we niet weten, moeten we zwijgen. De Heere kent het verborgene van de mens en niet wij’.

F. Mallan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland wijst er op dat er ook van de oude theologen zijn die de mogelijkheid niet uitgesloten achten dat men aangetast door een bepaalde ziekte tot die daad kan komen. En ook W. á Brakel gaat er vanuit dat er verscheidene trappen in zijn.

L.M.P. Scholten van de Gereformeerde Gemeente in Nederland wijst op het vologende, namelijk dat het burgerlijk strafrecht ook onderscheid maakt tussen zelfmoord en zelfdoding. Hij geeft daarbij voorbeelden. Hij eindigt ermee dat de zelfmoordenaar het uiteindelijk tot de daad komt door vijandschap tegen God en daarom wordt Gods kind ervoor bewaard. Maar als het over zelfdoding gaat, wijst hij erop dat het anders is als iemand bijvoorbeeld in een psychose verkeerd. Een waanidee heeft. Zo iemand – bijvoorbeeld dood gevonden onder een geopend venster – kan men niet zeggen dat hij bedoelde een eind aan zijn leven te maken. Het was een vreselijk ongeluk. Hier kan niet van moedwil gesproken worden. Waar de grens ligt kan hij niet aangeven.

C.J. Meeuse (Ger. Gem.) wijst erop dat Voetius schrijft over iemand die oprecht de Heere vreest en het doet in een vlaag van verstandsverbijstering.

Hij wijst er vervolgens op dat er een groot verschil is tussen zelfdoding met voorbedachten rade of vanuit een zware psychische ziekte. En dat ook Gods kinderen aan psychische kwalen bloot staan.

Enerlei wedervaart beide de rechtvaardige en de goddeloze. In onduidelijke gevallen moeten wij een stap terugdoen en het in Gods handen te geven. Men kan in een psychische depressie terechtkomen en niet meer weten wat men doet.

L.W. van der Meij, christelijk gereformeerd predikant pleit voor voorzichtigheid bij psychiatrische ontreddering. Hij maakt ook duidelijk onderscheid tussen zelfmoord en zelfdoding of suïcide.

Hij wijst daarbij op wat David Knibbe, een predikant uit de nadere reformatietijd, schreef: ‘Een goddeloos mens, die zichzelf om hals brengt, is zeker door God verdoemd. Maar bij ‘godzalige lieden’ ligt het anders. Zij worden soms door grote zwaarmoedigheid, hevige aanvechtingen van satan gedreven tot zelfdoding. Als het ware overrompeld door de satan. Wij moeten voorzichtig zijn om een oordeel over hun eeuwige staat te vellen. Immers, zij hebben godzalig geleefd, berouw gehad, God gebeden om vergeving van hun vorige en toekomende zonden. En wie weet hebben ze nog berouw gehad voordat zij stierven’.

J. Nap (Hervormd) kan in het algemeen de gedachte dat er voor een zelfmoordenaar geen hoop is, niet onderschrijven. In Gods Woord kan ik dat niet terugvinden, trouwens ons past geen veroordeling van mensen.

Hij neemt als voorbeeld enkele verklaringen van Calvijn. Eerst de vrouw van Lot, waarover Calvijn zegt: ‘schoon men nu over haar eeuwig heil niets zeker kan zeggen, is het toch waarschijnlijk, dat God met het opleggen van tijdelijke straf, haar ziel heeft gespaard…’.

Als tweede noemt hij Saul, waarvan Calvijn zegt: ‘wij weten niet wat er aangaande zijn ziel na de dood geschied is, en het is ongeoorloofd er verder onderzoek naar te doen…’

Wat betreft de stelling: God bewaard Zijn kinderen ervoor. Zegt ds. Nap, dat wij dit vanuit de Schrift niet zo stellig kunnen beweren. Een oordeel over mensen komt ons niet toe. Dan nemen we op de rechterstoel van de Heere plaats.

Catechismuspreken

In de meeste catechismuspreken wordt heel kort gehandeld over zelfmoord. Daar wordt in de meeste gevallen niet onderscheiden over gesproken, alsof er maar een manier is van ‘zelfdoding’; de zelfmoord. Hierboven zagen we al dat dit onterecht is. In vrijwel alle preken laat men de psychische ‘gevallen’ liggen, hetzij uit onwetendheid, hetzij dat men er door onbekendheid geen raad mee weet of om andere redenen. In de meeste preken van predikanten van de Gereformeerde Gemeenten wordt kort de zelfmoord veroordeeld, wat natuurlijk terecht is, als het inderdaad om zelfmoord gaat. Ook ds. G. H. Kersten deed dat, zoals we zagen. En in een groot aantal preken wordt ook gezegd dat God Zijn volk ervoor bewaard. Dit wordt echter niet bewezen of beargumenteerd. Dit lezen we bij de volgende predikanten: A. Verhagen, H. van Gilst, D. Rietdijk, H. Paul, P. Blok en Chr.van der Poel. Een enkeling heeft een tekst geciteerd, bijvoorbeeld dat ‘een moordenaar het koninkrijk der hemelen niet zal beërven’. We zullen hierna zien dat dit uit het verband losgemaakt en die betekenis eraan wordt gegeven door deze predikanten.

De predikanten A. Bac, A. Hoogerland en A. Vergunst gaan er niet zo op in, maar wijzen meer op vormen van zelfdoding, zoals roekeloosheid of kwetsen van jezelf.

Een enkele predikant, zoals P. Blok, wijst op de stokbewaarder. Dat dit niet geheel juist is, zullen we hierna in  ’t kort direct bespreken.

G. S. A. de Knegt (Herv. predik.); gaat niet mee met de stelling dat God zijn volk er altijd voor bewaard. Hij geeft als reden op dat we enkel vlees zijn (Rom. 7:14) en ook Gods kinderen zijn onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad (H.Cat.). Ze hebben het gebed zo nodig: Leid ons niet in verzoeking en verlos ons van den boze. En verder wil hij het oordeel aan de Heere overlaten.‘Wie ons oordeelt, is de Heere’(1 Kor. 8).

B. Reinders (Hervormd) is het er juist helemaal mee eens dat God zijn kinderen ervoor bewaard. Hij stelt eerst dat ‘wie vader of moeder liefheeft boven mij is mijns niet waardig. De Heere krijgt de hoogste plaats in ons leven. Het gaat om het nieuwe levensbeginsel, dat naar de wil Gods is. Hij zegt vervolgens dat Gods Woord zegt dat geen doodslager de hemel zal binnengaan (Op. 22:15). Op de betekenis van die tekst zullen we hierna wijzen. En dan juist bijzonder in verband met het nieuwe levensbeginsel of het niet nieuwe levensbeginsel, want daar gaat het juist om in dat verband. Hij spreekt in het licht van het tekstverband juist zichzelf tegen.

Tenslotte willen we nog wijzen op wat W. a Brakel zegt over Adams zonde, dat de eerste hoofdzonde gelijk staat aan zelfmoord, en Adam moordde met zich ook zijn ganse nageslacht.

Als Adam dan vergeving heeft ontvangen, waarom zou het dan niet voor een kunnen die onbewust de hand aan zichzelf sloeg. We moeten blijven onderscheiden en de zonde is en blijft ook zonde, maar Gods genade is oneindig groot. Het gaat erom wie wij zijn voor God in ons leven.

Professionele kijk op en aandacht voor suïcide

Vanuit de praktijk zegt prof. dr. A. Kerkhof * dat hij nog nooit zulke mensen is tegengekomen waarbij er sprake was van de zogenaamde balanssuïcide. Balanssuïcide wordt het genoemd, als men weloverwogen de voors en tegens op een rij zet en daarna besluit er een eind aan te maken. Hij zegt dat suïcide bijna altijd een voorgeschiedenis heeft van lichamelijk lijden, psychische nood, tegenslag, depressie en ook de persoonlijkheid speelt een rol. Als iemand impulsief is of zwart-wit denkt en perfectionistisch is. Het motief is volgens hem ten diepste geen moord op het ‘zelf’. Maar voortdurend kwellende gedachten, zoals jij kunt niks, deugt nergens voor, bent mislukt doet naar een uitweg zoeken. In zo’n toestand kan er aan suïcide gedacht gaan worden. Het gaat niet om een vrije keuze; want zulke mensen zijn niet vrij; maar het gaat om een wanhoopskeuze. Het was ondraaglijk en in die ogenblikken van totale ontreddering is er maar een gedachte die overblijft: ‘Ik moet dood’. Ten diepste willen ze niet dood, maar ze willen zich hun ellende niet langer bewust zijn. Allen bij wie deze poging mislukte, vertrouwden hem toe dat ze hierom heel blij waren. Hij pleit voor betere voorlichting en meer preventie ten opzichte van suïcide. Een andere deskundige is het hierin met Kerkhoff eens. Deze geeft als beschrijving voor wat betreft omstandigheden en oorzaken het volgende: ”Ernstige suïcidaliteit staat ook nooit op zichzelf, maar gaat vrijwel altijd gepaard met overmatige stress, depressiviteit en gevoelens van hopeloosheid”, en: “Gedachten aan zelfdoding kunnen voortkomen uit diverse psychiatrische aandoeningen. Er zijn persoonlijkheidsstoornissen die gepaard gaan met gedachten aan zelfmoord, zoals borderline en narcisme. Ook psychotische stoornissen als schizofrenie kunnen tot suïcide leiden. De aanpak daarvan is minder eenvoudig, aldus Otter. „Mensen met een persoonlijkheidsstoornis behandel ik niet zelf, die verwijs ik intern door. Hun sombere gevoelens behandel ik wel, hun psychoses ook. De problemen kunnen hardnekkig zijn. In dat geval tobben mensen soms jaren met suïcidale neigingen.”

Verandering

In de duisternis werd het licht

Een evangeliste verhaalde dat zij in een stad in het oosten van Nederland regelmatig een samenkomst houdt met Turkstaligen. Een Turkse jongen die bij het gebouw kwam, was nieuwsgierig en na ingelicht te zijn vroeg hij of hij ook mocht binnenkomen. Nadien sloeg hij geen samenkomst meer over. "Hij vertelde dat hij een einde aan zijn leven wilde maken omdat alles in zijn leven duister was. Nu getuigt hij dat er licht is gekomen in zijn leven. Wat prachtig dat we die boodschap van Licht en Leven door kunnen geven!" 

Bron: Berichten over werk van de Heer in binnen- en buitenland, 45e jaargang, nr. 494, juni 2019.  

Meer informatie

Heb jij hulp nodig? Dan kun je contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0900 0113 (24 uur en 7 dagen per week bereikbaar) en 113.nl

Literatuur

Drs. K. Exalto, Geen hand aan u zelf, gedachten over de zelfmoord.  

A. Hoogendoorn, Doe uzelf geen kwaad, Koster, Barneveld 2007.

Drs. J.W. Draijer, Een doodstil doel, suïcide en pastoraat, Goes, Oosterbaan & Le Cointre B.V. 1990.

Dr. J. Douma, Rondom de dood, Ethische bezinning, Van den Berg, Kampen, 1987.

Dr. J. van der Wal, Suïcide, christelijke hulpverlening rond een levensprobleem, Leiden, J.J. Groen en zoon, 1989.

Ds. G.H. Kersten, De Heidelberger Catechismus, De Banier.

Ds. G. van Reenen, De Heidelberger Catechismus, Den Hertog.

Lektuur

Het Reformatorisch Dagblad: artikelenserie vanaf 1 t/m 8 februari 2008:

  • Kwellende gedachten, prof.dr. A. Kerkhof , 2 februari 2008.
  • Signalen van suïcidegevaar, psychiater M. Otter, 8 februari 2008.                                                                                     

Bronnen

Art. Zelfmoord op Wikipedia. Hieruit is een stukje uit de inleiding overgenomen.

Voetnoot

  1. Een instructief boekje hierover is Geen hand aan u zelf, gedachten over de zelfmoord, door drs. K. Exalto.