Psalmen (boek)

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 1 apr 2016 om 10:50 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het boek van de '''Psalmen''' is een verzameling van 150 lofzangen, gebeden, profetieën in de Bijbel. Ze worden in het Nieuwe Testament als één boek aangedu...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het boek van de Psalmen is een verzameling van 150 lofzangen, gebeden, profetieën in de Bijbel. Ze worden in het Nieuwe Testament als één boek aangeduid: “het boek der Psalmen” (Luc. 20:42; Hand. 1:20). 

Belangrijk boek

Het boek der Psalmen is een belangrijk boek in het Oude Testament. Ze vormen zelfs een hoofddeel; de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel. De Joden delen het Oude Testament in drieën: Wet, Profeten, Geschriften. De Psalmen zijn het belangrijkste deel van de Geschriften. De Heer Jezus zei tot de Emmaüsgangers:

Lu 24:44 Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen. (TELOS)

Het is ook een belangrijk boek omdat het ons veel vertelt over de Heer Jezus, Zijn lijden en verhoging. Psalm 2 is de in het Nieuwe Testament meest aangehaalde psalm.  

Opmerkelijk boek

Het boek der Psalmen is een opmerkelijk boek. 

  1. Opmerkelijk wat de lengte betreft: de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel
  2. Opmerkelijk wat het aantal schrijvers betreft: minstens zeven schrijvers, die met name vermeld worden (David het meest), hebben eraan meegewerkt.
  3. Opmerkelijk wat hun diversiteit en eenheid betreft. Ze vormen een schijnbaar onsamenhangende verzameling. Bij de eerste lezing is niet duidelijk wat hun verband is. Ze vormen echter een eenheid met een goddelijke harmonie en volgorde. “Het is een wonderboek,” zegt een uitlegger[1].
  4. Opmerkelijk wat betreft de tijdsruimte van het ontstaan: de ontstaansgeschiedenis omvat zo'n 1000 jaar. De oudste psalm is van Mozes en de jongste psalmen stammen uit de tijd van de Babylonische ballingschap of zelfs nog later. 

Door wie geschreven?

De Psalmen zijn onder goddelijke ingeving en besturing door mensen geschreven. De meeste psalmen zijn vervaardigd door David. Ook Asaf, Ethan, Beman, Mozes en Salomo hebben enige psalmen gedicht. Asaf bijvoorbeeld componeerde de psalmen 50, 73 t/m 83.

God heeft de mond van de psalmschrijvers gebruikt. De psalmen bevatten enerzijds de uitdrukkingen van verschillende menselijke gemoedstoestanden en gedachten en de beschrijving van verschillende menselijke omstandigheden. Anderzijds is God Zelf door de menselijke psalmdichters aan het woord. Vele malen haalt het Nieuwe Testament de psalmen aan, waarbij meermalen wordt vermeld dat God of de Heilige Geest sprak, bijvoorbeeld ‘bij monde van David’: 

Hnd 1:16 Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen; (TELOS)

Hnd 4:25 die door de Heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, hebt gezegd: ‘Waarom hebben de naties gewoed en de volken ijdele dingen bedacht? (TELOS)

Heb 4:7 stelt Hij opnieuw een bepaalde dag vast: ‘Heden’, als Hij in David zo lange tijd daarna zegt, zoals tevoren gezegd is: ‘Heden, als u zijn stem hoort, verhardt uw harten niet’. (TELOS)

De Heilige Geest heeft de tong van de psalmschrijver gebruikt om Zijn woorden op te schrijven. Een der psalmisten getuigt: ‘mijn tong is een pen van een vaardige schrijver’: 

Ps 45:1  Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (45-2) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers. (SV)

Voor wie en over wie geschreven?

De Psalmen zijn geschreven door Israëlieten voor hen die onder de wet van Mozes zijn (zie bijv. Ps. 1, 19, 119). De Psalmen gaan vooral over vrome Israëlieten (zoals bijvoorbeeld David, de man Gods) en hun wederwaardigheden. 

Profetisch gezien gaan ze over de getrouwen in de toekomst: in de eerste plaats over de Heer Jezus en in de tweede plaats over het overblijfsel van Israel. Dat is de profetische hoofdinhoud. 

De Psalmen gaan, profetisch gesproken, in de eerste plaats over de Heer Jezus, wiens lijden (bijv. Ps. 22, 69) en verhoging (bijv. Ps. 2, 8, 110) wordt voorzegd. Er is geen ander bijbelboek dat ons zoveel meedeelt over de gevoelens en smarten van de Rechtvaardige. 

In de tweede plaats handelen de Psalmen over het toekomstige gelovige overblijfsel, dat eveneens zal lijden en verhoogd zal worden. Belangrijk is op te merken, dat de Heer Jezus vaak wordt voorgesteld als direkt verbonden met hen die verdrukt worden, met het getrouwe overblijfsel. Zie ook Matth. 25 : 35-40, waarin sprake is van “deze mijn broeders”. De volgende teksten spreken profetisch over de Heer Jezus en zijn 'broers'. 

Ps 22:22  (22-23) Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen. (SV)
Ps 22:25 (22-26) Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen. (SV)

De Heer Jezus zien wij dus verbonden met deze menigte van gelovige en getrouwe Israelieten. 

De Heer Jezus trekt zich het lot van het overblijfsel aan en maakt zich met hen één. Hij treedt in hun lijden in en lijdt zo met hen mee. Hun gevoelens worden Zijn gevoelens, hun lijden wordt Zijn lijden. “In al hun benauwdheid was Hij benauwd” (Jes. 63:9). 

Wij zien in de psalmen de Heer Jezus niet verbonden met zijn Nieuwtestamentische gemeente, welke in het Oude Testament nog een verborgenheid was. De typische en fundamentele christelijke waarheden (dat God onze Vader is uit wie wij geboren zijn en wiens Zoon ons leven is; dat de Geest in ons woont; dat we met Christus zijn gestorven, levend gemaakt, opgewekt en geplaatst in de hemelse gewesten) vinden wij niet in de Psalmen. De Heilige Geest wordt in de Psalmen weliswaar genoemd, doch terwijl David in psalm 51 aan God vraagt om Zijn Geest niet van hem weg te nemen, verzekert de Heer Jezus de zijnen dat de Geest met hen zal zijn tot in eeuwigheid. Vergelijk:

Ps 51:11 (51-13) Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.

Joh 14:16 En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid:

(SV)

In de psalmen vinden wij smeking om vergeving en verzoening. De christen rust door genade in een volbracht werk, op grond waarvan hij vergeving heeft ontvangen en met God verzoend is. Voor de christen is een eeuwige verlossing tot stand gebracht.

Hoewel de Psalmen de toestanden van Israelieten weergeven, die er in het verleden waren en in de toekomst zullen zijn, zijn ze waardevol of nuttig voor ons. Ze zijn een bron van troost. Doordat de gemoedstoestanden in perioden van vreugde en droefheid, van voorspoed en druk er in worden weergegeven, worden vele psalmen ook vaak door christenen in bijzondere omstandigheden met zegen gelezen en overdacht, De wraakgevoelens, die in sommige psalmen (bv. Ps. 109: 6 - 20 Ps. 137: 8, 9.) tot uiting komen, dienen echter niet in onze harten op te komen. 

De psalmen zijn ook waardevol en nuttig omdat ze ons de Heer Jezus tonen, zij het niet in verbinding met de gemeente van Christus (de christelijke kerk). Ze kondigen zijn uitwendige lijden en heerlijkheid aan, doch beschrijven ons ook zijn innerlijke gevoelens. Ze gunnen ons een blik in het hart van de heilige Knecht van God. De psalmen zijn een bron van geestelijke genieting wat betreft het nader kennen van de Heiland. Wij zullen in de hemel delen in de heerlijkheid van de Koning die ons in de psalmen geschilderd worden. 

Profetische zin

De Psalmen zijn door God gegeven opdat ze vervuld zouden worden in de Heer Jezus Christus. En ze hebben hun vervulling gekregen in de Heer Jezus Christus. Hier zijn enkele teksten waarin de vervulling van profetieën uit de Psalmen is vermeld:

Joh 19:24 Zij dan zeiden tot elkaar: Laten wij die niet scheuren, maar erom loten van wie die zal zijn; opdat de Schrift vervuld werd die zegt: ‘Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen’. De soldaten dan hebben dit gedaan; (TELOS)

Joh 19:28 Hierna zei Jezus, die wist dat nu alles was volbracht, opdat de Schrift werd vervuld: Ik heb dorst! (TELOS)

Joh 19:36 Want deze dingen zijn gebeurd opdat de Schrift vervuld wordt: ‘Geen been van Hem zal worden verbrijzeld’. (TELOS)

Hnd 1:16 Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen; (TELOS)

De Psalmen kunnen niet alleen op Hem worden toegepast: bijvoorbeeld in die zin dat uitgedrukte gevoelens ook bij de Heer Jezus vinden te zijn. De Psalmen zijn in Hem vervuld. In de psalmen vinden we daarom profetie: toekomstige gebeurtenissen worden aangekondigd. Mattheüs noemt Asaf, één van de psalmschrijvers, een ‘profeet’. 

Mt 13:34 Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen,

Mt 13:35 opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: ‘Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van de grondlegging van de wereld af verborgen zijn geweest’.

(TELOS)

Het profetisch karakter van de Psalmen is anders dan dat van de profetische boeken als bijv. Jesaja en Jeremia. In deze boeken spreekt God tot de mens, doch in de Psalmen spreken vooral mensen tot God. De mensen die in de Psalmen tot God spreken zijn getrouwe Israëlieten. 

De psalmen vertolken tevens profetisch de gevoelens en gedachten van getrouwen uit Israël in de toekomst. Gevoelens en gedachten die we in de Psalmen vinden, zullen in de toekomst opnieuw aanwezig zijn in de harten van gelovige en trouwe Israëlieten. Deze worden wel genoemd ‘het gelovig overblijfsel’. De Heer Jezus zal hen, in onderscheid van de schapen en de bokken, noemen “deze broeders van mij” (Matth. 24:40) en “geringsten” (Matth. 24:45). 

De Psalmen wijzen profetisch heen naar een tijd waarin Israel zal teruggekeerd zijn in het land, een deel van Israël zal Christus Jezus aannemen en hem gaan verwachten en zal uitzien naar Zijn komst, temidden van de verdrukking die ze lijden van de zijde van hun ongelovige volksgenoten en van de zijde van de omringende volkeren (bijv. Ps. 118). 

De Psalmen spreken profetisch in de eerste plaats over de Heer Jezus. We vinden Hem niet in verbinding met Zijn gemeente (de christelijke kerk), maar in verbinding met het gelovig overblijfsel. 

In de christenheid zijn de Psalmen vaak toegepast op de christelijke kerk, zonder te verstaan dat ze heenwijzen naar het gelovig overblijfsel in de toekomst. De gedachte dat de gemeente in de plaats van Israel is gekomen en dat Israel voorgoed heeft afgedaan, heeft de ogen bedekt voor de toekomst van Israël als aangeduid in de Psalmen. Hoewel Israël thans terzijde is gesteld (Rom. 11), zal Israel ook weer hersteld worden. De Heer Jezus zelf past een gedeelte van Ps. 118 toe op het toekomstige Israël, wanneer hij zegt: 

Mt 23:39 Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’.
(TELOS)

Vergelijk:

Mt 21:9 De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen! (TELOS)


Ps 118:25 Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed.
Ps 118:26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.

(SV)

De profetische zin van het boek is weinig begrepen[2]

Indeling en overzicht

Het boek der Psalmen wordt in vijf delen verdeeld, die eindigen met "Amen" of "Hallelujah". De indeling wordt niet in de Statenvertaling aangegeven, maar wel in de NBG51-vertaling. Hieronder wordt een samenvatting van deze bekende indeling gegeven uit een profétisch oogpunt[3].

Ps. 1-41, het eerste psalmboek. In dit deel vinden wij het meest over de Heer Jezus vermeld. Het bevat alles wat het overblijfsel van Israël moet weten over Hem. Naast Hem vinden wij het overblijfsel, dat in de stad Jeruzalem weer zal gaan offeren (offerdienst zal plegen)[4] 

Ps. 1 De wandel en gelukzaligheid van de rechtvaardige en het ellendige einde van de goddelozen. Ps. 2 Opstand van de volken tegen de heerschappij van de Zoon, die God over Sion gezalfd heeft. Vermaning tot gehoorzaamheid aan de Zoon.  Ps. 3 David op de vlucht naar aanleiding van de opstand onder leiding van zijn zoon Absalom. Ps. 4 David, benauwd door tegenstanders, bidt God om genadige verhoring en vermaant zijn tegenstanders tot bekering.  Ps. 5 Gebed van David aangaande de bozen en de rechtvaardigen, en om leiding van God (5:9). Ps. 6 Een bedroefde en verschrikte David smeekt God om genade en dat hij verlost wordt van zijn onrechtvaardige tegenstanders. Hij vertrouwt erop dat God hem zal verhoren en dat zijn vijanden beschaamd zullen worden.  Ps. 7 David bidt om verlossing van zijn vijanden. Met name wordt genoemd de Benjaminiet Cusj. God zal richten, strijden en vergelden.  Ps. 8 Psalm van David. Gods naam is heerlijk op de aarde. God doet de mens heersen over Zijn werken.  Ps. 9 David dankt God dat Hij recht heeft gedaan en de vijandige heidenen en de goddeloze heeft verdaan. God zal de wereld oordelen en een Hoog Vertrek zijn voor de verdrukte.  Ps. 10 Gebed tegen de vervolging en verdrukking door de goddelozen. De dichter verlangt dat God zal recht doen.  Ps. 11 David wijst de goddelozen, die hem bedreigen, op de rechtvaardige God in de hemel. Hij vertrouwt God, die de mensenkinderen proeft, de oprechten van hart aanschouwt en de goddelozen zal straffen met strikken, vuur, zwavel en een stormwind.  Ps. 12 David bidt om behoudenis tegenover een verworden geslacht, dat liegt, vleit en grootspraak heeft. Ps. 13 David voelt zich tegenover zijn vijand vergeten door God. Niettemin vertrouwt hij op Gods goedertierenheid en heil. Ps. 14 Van David. Alle mensen zijn afgeweken, niemand doet goed. David verlangt naar Gods verlossing van Israël.   Ps. 15 David beschrijft de kenmerken van degeen die bij God zal wonen. Ps. 16 David, blijkbaar de dood nabij, bidt God om bewaring. God is zijn erfenis, de bron van vreugde en gelukzaligheid. God zal hem uit de dood opwekken.  Ps. 17 Een gebed van David, waarin hij zijn rechtvaardigheid betuigt en God smeekt om bevrijding, bewaring en bescherming tegen zijn doodsvijanden die hem omsingelen.  

Ps. 18 Een lied dat David tot de HEERE gesproken had, nadat hij door zijn God was verlost van al zijn vijanden inclusief Saul. Davids leven liep gevaar, maar God daalde neer, verschrikte door natuurverschijnselen de vijanden, trok David op en redde en zo uit, om Davids gerechtigheid. Dan schenkt God hem de overwinning, verhoogt hem en maakt hem tot een hoofd der heidenen.  Ps. 19 Een psalm van David, waarin hij wijst op de hemelen die Gods eer vertellen (1-4), de zon (4-6) en de volmaakte wet en haar heilzame invloed (7-11), en God vraagt om bewaring (12-14)[7]. Ps. 20 David wenst ons toe dat God, als wij benauwd zijn en tot Hem roepen, ons verhoort en geeft naar ons hart. God zal ons staande houden in de strijd.  Ps. 21 Van David. De koning is verblijd over Gods sterkte en heil. God heeft hem verhoord, gezegend, verhoogd. God zal de vijanden verteren door vuur.   Ps. 22 David, in verdrukking en doodsgevaar, smeekt God niet ver te zijn en hem uit te redden. Hij tekent zijn ellende en de omringende vijanden. God verhoort hem. Alle einden der aarde zullen die verlossing gedenken en zich tot Jahweh bekeren.  Ps. 23 David beschouwt God als een zorgzame Herder en zichzelf als verzorgd schaap. Nadat hij onder Gods hoede door een dal van de schaduw van de dood is gedaan, komt hij in het huis van Jahweh, waar Deze voor David een tafel toericht voor het aangezicht van diens vijanden en hem weldoet.  Ps. 24 Van David. De wereld en haar bewoners zijn van Jahweh. Die God zoeken en rein zijn, zullen op Zijn berg staan. De poorten moeten opengaan voor de Koning der ere, dat is Jahweh der legerscharen.  Ps. 25 David, benauwd door zijn vijanden, bidt God, op Wie hij vertrouwt, om leiding en vergeving en om verlossing voor hemzelf en Israël.  Ps. 26 David, in oprechtheid wandelend en op God vertrouwend, bidt om hem recht te doen en hem te verlossen. Ps. 27 David, omringd door vijanden, wacht op Gods hulp en uitredding.  Ps. 28 David roept God aan om gehoor en hulp tegen boze mensen. Hij looft God om de verhoring en vraagt Hem om verlossing en zegen voor Zijn volk.  Ps. 29 David schildert Gods ontzagwekkende majesteit in het onweer af en wekt op, God eer te geven.  Ps. 30 David looft in dit 'lied der inwijding van Davids huis' (vers 1) zijn God, die hem heeft genezen en bij het leven heeft behouden.   Ps. 31 David, benauwd en verteerd door droefheid, roept God aan om redding uit de hand van zijn vijanden. Hij looft God, die door Zijn goedertierenheid hem verlost heeft, ‘mij voerende als in een vaste stad’ (vers. 22). Ps. 32 Een onderwijzing van David over de vreugde van vergeven zonde en de noodzaak tot belijdenis van zonde. God bevrijdt en leidt.  Ps. 33 Een oproep om God vrolijk met snaarinstrumenten lof te zingen om Zijn deugden, scheppingsdaden, regering en hulp. Ps. 34 Een lofpsalm van David, nadat God zijn ziel had gered, als hij zich bij de Filistijnse vorst Abimelek "als een waanzinnige gedroeg, zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging." (vers 1) Ps. 35 David bidt God vurig om te twisten met Davids twisters en te strijden met zijn bestrijders, die hem zonder oorzaak kwaad voor goed vergelden.  Ps. 36 David tekent de goddelozen en hun val. Hij prijst en bidt God om Zijn goedertierenheid en gerechtigheid. Ps. 37 David onderwijst en sterkt de rechtvaardigen tegen de tijdelijke voorspoed en de vijandschap van de goddelozen.  Ps. 38 David zucht onder ziekte als gevolg van zijn overtredingen, terwijl zijn vijanden hem tegenstaan.  Ps. 39 David, door God gekastijd om de ongerechtigheid, neemt zich voor met zijn mond niet meer te zondigen en bidt dat de plaag van op hem wordt weggenomen.  Ps. 40 David spreekt van verlossing, na lang wachten. Zijn oorspronkelijk voornemen om Gods wil gehoorzaam te doen. Zijn boodschappen in een grote gemeente. Omgeven door vijanden en aangegrepen door zijn ongerechtigheden, roept Hij God ter hulpe aan. De psalm heeft een messiaanse strekking.  Ps. 41 David, ernstig ziek, spreekt de mens zalig die verstandig met de ellendige omgaat. Hij smeekt God om genezing en belijdt dat hij gezondigd heeft (vs. 6). Vijanden bezoeken hem en menen dat hij zal sterven. David vertrouwt God dat Hij hem zal bewaren.    

  1. Willem J. Ouweneel, Christus in het boek der Psalmen: lezing over Ps. 1-2. Jaar en plaats onbekend. 
  2. Willem J. Ouweneel, aangehaalde lezing. De spreker noemt oorzaken van het onbegrip.
  3. Ontleend aan Willem J. Ouweneel, aangehaalde lezing.
  4. Al jaren lang worden er door Joden voorbereidingen getroffen, zij het in ongeloof.