Titel

Uit Christipedia

Een titel als benaming van iemand is een benaming, meestal van overheidswege toegekend, waarmee een rang, waardigheid of maatschappelijke positie wordt aangeduid[1]. Voorbeelden van titels op godsdienstig terrein zijn 'rabbi', 'meester', 'dominee', 'vader', 'pater', 'paus'.

In Matth. 23 stelt de Heer Jezus de eerzucht van farizeeën en schriftgeleerden aan de kaak en verbiedt Hij zijn leerlingen om elkaar met bepaalde titels aan te spreken.

Mt 23:6  en zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en de eerste zetels in de synagogen  Mt 23:7  en de begroetingen op de markten, en houden ervan zich door de mensen Rabbi te laten noemen. U echter, laat u niet Rabbi noemen; Mt 23:8  want een is uw Meester, en u bent allen broeders. Mt 23:9  En noemt niemand uw vader op de aarde, want een is uw Vader: de Hemelse. Mt 23:10  Laat u ook niet leermeesters noemen, want een is uw Leermeester: de Christus. Mt 23:11  De grootste van u echter zal uw dienstknecht zijn. Mt 23:12  Wie nu zichzelf zal verhogen, zal worden vernederd; en wie zichzelf zal vernederen, zal worden verhoogd. (Telos)

Als discipelen moeten we het beginsel van gelijkheid vasthouden: "een is uw Meester, en u bent allen broeders" (Matth. 23:8).

Titel versus dienst

Een titel is niet hetzelfde als een dienst, een titel moet onderscheiden worden van de dienaar die ermee wordt aangesproken. Een titel als 'rabbi' vermijden, betekent niet dat wij leermeesters moeten vermijden. Mensen kunnen als leermeester of (geestelijke) vader dienen. We kunnen leermeesters hebben: personen die ons als leermeesters dienen.

1Co 4:15  Want al had u tienduizend leermeesters in Christus, dan hebt u toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het evangelie verwekt. (Telos)

De apostel Paulus heeft de broeders in Thessalonika vertroost "als een vader zijn eigen kinderen".

1Th 2:11  Gij weet immers, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, een ieder van u vermaanden, vertroostten, (Telos)

Flm 1:10  Ik doe een beroep op u aangaande mijn kind dat ik in mijn gevangenschap heb verwekt, Onesimus, (Telos)

Paulus liet zich echter niet met 'vader' aanspreken.

Paus, pater

De titel 'Paus', een benaming van de leider van Rooms-Katholieke Kerk, is afkomstig van het Oudgriekse: πάππας, pappas, later verlatijnst tot papa, in de betekenis van 'vader'. De kerkvorst wordt ook aangesproken met 'Heilige Vader'.

'Pater' is een Latijns woord dat in de Rooms-Katholieke Kerk als titel gebruikt wordt en evenals 'paus' letterlijk 'vader' betekent.

Eigenlijk is er voor ons maar een 'Vader' en dat is God. Jezus zei tot zijn leerlingen:

Mt 23:9 En noemt niemand uw vader op de aarde, want een is uw Vader: de Hemelse. (Telos)

Gezien het onderwerp en het verband, de eerzucht en titulatuur van de farizeeën en schriftgeleerden, mogen we echter niet zomaar concluderen dat we onze aardse (biologische of adoptief-) vader geen 'vader' mogen noemen.

Dominee

De titel Dominee is afgeleid van het Latijnse dominus, “heer”. Dominus is een titel die Jezus toekomt. "Heer Jezus" is in het Latijn: Dominus Iesus. Dit zien wij bijvoorbeeld in de Latijnse vertaling van Hand. 9:17.

Hnd 9:17 Ananias nu ging en kwam het huis binnen; en hij legde hem de handen op en zei: Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg waarlangs u kwam, opdat u weer kunt zien en met de Heilige Geest vervuld wordt. (Telos)

Ac 9:17  et abiit Ananias et introivit in domum et inponens ei manus dixit Saule frater Dominus misit me Iesus qui apparuit tibi in via qua veniebas ut videas et implearis Spiritu Sancto (Vulgaat)

In de Latijnse Bijbel (Vulgaat) staat “frater” voor broeder en “dominus” voor de Heer. "Saul, frater, Dominus heeft mij gezonden". Te onderscheiden van 'heer' (Lat. 'dominus') is het woord 'meester', in het Latijn 'magister'.

Markus 12:19  Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven: Als iemands broer sterft en een vrouw achterlaat en geen kind nalaat, laat dan zijn broer zijn vrouw nemen en voor zijn broer nageslacht verwekken. (Telos)

Mark 12:19  magister Moses nobis scripsit ut si cuius frater mortuus fuerit et dimiserit uxorem et filios non reliquerit accipiat frater eius uxorem ipsius et resuscitet semen fratri suo (Vulgaat)

Wat doet een dominee? Domineren...? “Domineren” heeft in het Nederlands als eerste betekenis: “overheersen; op de voorgrond treden; de baas spelen”. Hij die 'dominee' wordt genoemd, wil uiteraard niet heersen over zijn medegelovigen, maar dienen.

Evenwel is het risico van de titel dat deze ambtsdrager boven de andere gelovigen verheven wordt en/of dat hij zichzelf hoger acht dan de anderen. Bij leerstellige kwesties wordt bijvoorbeeld verwezen naar 'de dominee', die ervoor geleerd heeft en 'het' wel zal weten.

Een alternatieve en betere Latijnse titel dan 'dominee' is ‘frater’. Maar als je dat tegen de ambtsdrager zegt, sla je misschien een flater…. Niettemin is ‘frater’ een betere aanspreekvorm dan 'dominee'. Of nog liever, in het Nederlands, gewoon 'broeder'.

We moeten niet de ene discipel de titel van ‘heer’ verlenen. Een is onze Heer, dat is Jezus. "Hebben jullie geen dominee? Jawel, de heer Jezus. Hij is onze Heer."  

Tegen gebruik of misbruik?

Sommigen verdedigen het gebruik van titels voor broeders met het argument dat Jezus zich keerde tegen misbruik. Daarvan is in de passage in Matth. 23 echter geen sprake.

".. u echter, laat u niet Rabbi noemen; Mt 23:8  want een is uw Meester, en u bent allen broeders. Mt 23:9  En noemt niemand uw vader op de aarde, want een is uw Vader: de Hemelse. Mt 23:10  Laat u ook niet leermeesters noemen, want een is uw Leermeester: de Christus."

De Heer zegt niet "laat u niet op onjuiste wijze Rabbi noemen" of "laat u ook niet op een verkeerde manier leermeesters noemen".

Voetnoot

  1. VanDale.nl, s.v. Titel. Geraadpleegd 14 juni 2023.