8e eeuw voor Chr.: verschil tussen versies

64 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
clean up, replaced: → (12), typos fixed: Israeli → Israëli, Syrie → Syrië
k (clean up, replaced: → (12), typos fixed: Israeli → Israëli, Syrie → Syrië)
 
(2 tussenliggende versies door een andere gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
De 8e eeuw vóór Christus omvat de jaren 800 tot en met 701. Deze eeuw is voorafgegaan door de [[9e eeuw voor Chr.]] en gevolgd door de [[7e eeuw voor Chr.]]
[[Bestand:Alter Orient 0800BC.svg|geen|miniatuur|1189x1189px]]
<br />
 
== ca. 800-780 ==
Regel 34 ⟶ 36:
 
== 743 ==
In de periode van 743 tot 732 onderneemt de Assyrische koning Tiglath Pileser III veldtochten naar het gebied van SyrieSyrië en Israel (743-740, 738, 734-732). Hij trekt herhaaldelijk Israëls gebied binnen. Alle vorsten in deze streken werden zijn vazallen en betaalden schatting.
 
== ca. 740 ==
Regel 61 ⟶ 63:
 
== 722 ==
De hoofdstad Samaria van het koninkrijk Israël wordt verwoest en een groot deel van de IsraeliëtenIsraëliëten uit het Noordrijk worden in ballingschap gevoerd. De verovering van Samaria en de wegvoering van een groot deel van zijn inwoners noemt Sargon II zijn eerste oorlogsdaad.<blockquote>''2Kon 17:6 In het negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden.''</blockquote>Wegens hun zonden werden de Israëlieten weggevoerd:<blockquote>''2Kon 17:7 Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd hadden tegen den HEERE, hun God, Die hen uit Egypteland opgebracht had, van onder de hand van Farao, den koning van Egypte; en hadden andere goden gevreesd;'' ''2Kon 17:8 En hadden gewandeld in de inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdreven had, en der koningen van Israel, die ze gemaakt hadden.'' ''2Kon 17:9 En de kinderen Israels hadden de zaken, die niet recht zijn, tegen den HEERE, hun God, bemanteld; en hadden zich hoogten gebouwd in al hun steden, van den wachttoren af tot de vaste steden toe.'' ''2Kon 17:10 En zij hadden zich staande beelden opgericht en bossen, op allen hogen heuvel en onder alle groen geboomte. 2Kon 17:11 En zij hadden daar gerookt op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten weggevoerd had; en zij hadden kwade dingen gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken.'' ''2Kon 17:12 En zij hadden de drekgoden gediend, waarvan de HEERE tot hen gezegd had: Gij zult deze zaak niet doen. 2Kon 17:13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen Juda, door den dienst van alle profeten, van alle zieners, betuigd had, zeggende: Bekeert u van uw boze wegen en houdt Mijn geboden, [en] Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten, de profeten, gezonden heb; 2Kon 17:14 Zo hoorden zij niet, maar zij verhardden hun nek, gelijk de nek hunner vaderen geweest was, die aan den HEERE, hun God, niet geloofd hadden. 2Kon 17:15 Daartoe verwierpen zij Zijn inzettingen, en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt had, en Zijn getuigenissen, die Hij tegen hen betuigd had, en wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel werden, en achter de heidenen, die rondom hen waren, van dewelke de HEERE hun geboden had, dat zij niet zouden doen gelijk die.'' ''2Kon 17:16 Ja, zij verlieten al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten zich gegoten beelden, twee kalveren; en maakten bossen, en bogen zich voor alle heir des hemels, en dienden Baal. 2Kon 17:17 Ook deden zij hun zonen en hun dochteren door het vuur gaan, en gebruikten waarzeggerijen, en gaven op vogelgeschrei acht, en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken.'' ''2Kon 17:18 Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht; er bleef niets over, behalve de stam van Juda alleen.''</blockquote>Na de wegvoering ontstaat in dat deel van Israël een gemengde bevolking, de [[Samaritanen]], die later niet als Joods werden erkend. 135 jaar later, in 587 voor Christus, gaat ook Juda wegens zijn zonden in ballingschap.
 
== 720 ==
Regel 79 ⟶ 81:
 
== ca. 715 ==
In Juda volgt Hizkia zijn vader Achaz op als koning. In het sterfjaar van Achaz geschiedde een Godspraak (last) tot de profeet Jesaja:<blockquote>''Jes 14:28 In het jaar, toen de koning Achaz stierf, geschiedde deze last.'' ''Jes 14:29 Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn.'' enz. (SV)</blockquote>
 
== 713 ==
Regel 88 ⟶ 90:
 
== 711 ==
De Assyrische koning Sargon II breekt met zijn veldmaarschalk (de [[Tartan]], titel in gebruik in het Assyrische leger) de opstand van de Filistijnse stad Ashdod, welke opstand in 713 was begonnen. De stad wordt met de grond gelijkgemaakt. De los-van Assyrië-beweging stond onder leiding van koning Yamani van Asdod en werd geruggesteund door [[Egypte]]-[[Koesj]]. Toen Yamani naar Egypte vluchtte, werd hij gevangen genomen en door de farao uitgeleverd aan Ninevé (Assyrië).
 
Het koninkrijk Juda blijft vrijwel ongedeerd. In het jaar dat Ashdod werd ingenomen door de Assyrische veldheer (de Tartan), geschiedde het woord van God tot de Judese profeet Jesaja:<blockquote>''Jes 20:1 In het jaar, toen Tartan naar Asdod kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, en het innam; Jes 20:2 Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt en barrevoets. Jes 20:3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, [tot] een teken en wonder over Egypte en over Morenland; Jes 20:4 Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte. Jes 20:5 En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem. Jes 20:6 En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het [gegaan] dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen? (SV)''</blockquote>