Abraham en Ebla: verschil tussen versies

330 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
Kleine aanpassing aan de tekst
(Kleine aanpassing aan de tekst)
(Kleine aanpassing aan de tekst)
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 5:
Waar nu Tell Mardikh ligt, 50 km. zuidwestelijk van Aleppo, liggen de restanten van de oeroude stad Ebla. De naam ‘Ebla’ betekent mogelijk ‘Witte Rots’. De opgraving van de stad Ebla is van archeologisch belang, vanwege de vele kleitabletten en woordenlijsten, waardoor inzicht is verkregen in de Eblaïtische taal. De opgraving begon in 1964 onder leiding van de Italiaan Paolo Matthiae van de universiteit ‘La Sapienza’ te Rome. Uit de opgraving is gebleken, dat Ebla een van de oudste koninkrijken van Syrië en een belangrijk centrum van macht is geweest naast Egypte en Mesopotamië.
 
'''Geschiedenis van de stad Ebla''' ''(zo men algemeen daarover denkt, inclusief de genoemde jaartallen)''
 
'''3500-3000 Mardikh I'''
Regel 73:
Alles overziend, is men algemeen van mening dat Ebla een geschiedenis kent die een periode beslaat van 1400 jaar, namelijk van ca 3000-1600 voor Christus.
 
Daarbij is men van mening dat enkele met name bekende vorsten, steden of anderen een relatie hadden met Ebla. Ze worden misschien niet letterlijk genoemd in de opgegraven teksten, maar men heeft een vermoeden, dat zij in de geschiedenis van Ebla een rol speelden.
 
'''Ebla en de Bijbelse tijdlijn''' ''(de vetgedrukte jaartallen, hier verder genoemd, zijn overeenkomstig de door ons gehanteerde Bijbelse chronologie)''
Opm.
 
Opvallend is de naam van Ebrium, Eburu of Ibrium. Sommigen hebben in de naam Eburu, naast Abram, ook de naam Heber gelezen. Heber leefde tijdens de verdeling der aarde, toen Peleg werd geboren, Men heeft gedacht dat Ebrium de laatste koning op één na was en dat Ibbi-Sipish zijn zoon en opvolger was. Van die gedachte is men klaarblijkelijk afgestapt. Het wil wel zeggen, dat Ebrium voor Ebla een belangrijk personage was. Hij sloot zelfs een verdrag met Tudya van Assyrië. De naam 'Kedorlaomer' is samengesteld uit twee Elamitische namen. De naam 'Amrafel' is Amoritisch van oorsprong. De naam 'Arioch' is Hurritisch. 'Tidal' is de Hebreeuwse vorm van de Hittitische naam 'Tudhalias'. 7) 1) 2) 3) 8)
 
De informatie over Ebla roept de neiging op om een vergelijking te maken met de geschiedenissen van de aartsvaders, beschreven in het ons bekende Oude Testament. Logisch, vooral doordat namen van personen en plaatsen duidelijk overeenkomen. Dit maakt deze opgraving voor gelovigen uiterst interessant. De relatie tussen Ebla en de aartsvaders is onmiskenbaar aanwezig. Vanwege de duidelijke relatie met de Bijbel zijn archeologen beducht voor al te snelle conclusies. Vanuit hun standpunt bezien, misschien ook wel terecht. In ieder geval leverde de vraag naar de relatie tussen Ebla en de Bijbelse chronologie ernstige tweespalt op tussen de deskundigen. De hiervoor genoemde taalgeleerde Pattinato zag een duidelijk verband met de Bijbel. De archeologen Matthiae en zijn opvolger Alfonso Archi, beiden verbonden aan een universiteit te Rome ontkenden iedere toespeling op de Bijbel (1979). Tijdens hun rondreis door de V.S. (1983) ontkenden zij iedere relatie met steden, gelegen in Kanaän. Het mag echter ook niet zo zijn dat er een situatie gaat ontstaan waarin ieder mag speculeren over de geschiedkundige context, maar niet wetenschappelijk bezig zou zijn, wanneer een relatie met de Bijbel wordt gelegd. Verwijzend ook naar de artikelen op Christipedia over ‘chronologie’ durven we echter enkele uitspraken te doen.
De naam 'Kedorlaomer' is samengesteld uit twee Elamitische namen. De naam 'Amrafel' is Amoritisch van oorsprong. De naam 'Arioch' is Hurritisch. 'Tidal' is de Hebreeuwse vorm van de Hittitische naam 'Tudhalias'. 7) 1) 2) 3) 8)
 
'''Ebla 1I''' De geschiedenis van de steden Ebla en Mari strekt zich uit over de periode van Peleg ('''2659''') tot de uittocht ('''1472'''). Dit is een lange periode van ongeveer 1200 jaar. Over deze periode is weinig bekend. Belangrijk is wel het gegeven dat het Eerste Rijk van Ebla eindigde met een vernietiging van Ebla. Men neemt algemeen aan dat dit geschiedde in 2290 voor Christus. Omdat na de vernietiging Sargon van Akkad de grondlegger werd van de dynastie van Akkad, moeten we overeenkomstig de Bijbelse tijdlijn niet uitsluiten dat de ondergang van Ebla I mogelijk ook iets te maken heeft met de verwoesting van Sodom en Gomorra en de daaraan voorafgaande oorlogen met Kedor-Laomer (Lugal-zagesi?) en zijn bondgenoten ('''1856'''). Deze gebeurtenissen markeren tegelijk het einde van de vroegdynastieke periode III van Mesopotamië. Het was een tijdperk waarin de nakomelingen van Noach nog niet allen een vaste woonplaats hadden. Met meer of minder succes konden gemeenschappen ontstaan, die zich min of meer in stedelijke vorm konden handhaven. De steden Ebla, Mari en Ur lagen aan een handelsroute en hadden bij tijden gezag over hun omgeving. De route werd uiteraard gebruikt door trekkende handelslieden, waaronder een groot aantal Amorieten. Ze dienden de godheden Amurru en Asherah (of ook wel El genoemd). Het waren nakomelingen van Kanaän, maar spraken een Semitische taal.
'''Ebla en de Bijbelse tijdlijn''' ''(de vetgedrukte jaartallen zijn overeenkomstig de door ons gehanteerde Bijbelse chronologie)''
 
'''Ebla 2II''' Uit het voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat Ebla II de periode moet zijn waarin de ons bekende aartsvaders Abraham, Izak en Jakob leefden. Ze bevonden zich in het hun door God toegezegde land Kanaän. Sargon I beweerde dat hij Lugalzagezi (Kedor-Laomer?) had verslagen. In ieder geval annexeerde hij het rijk van Lugalzagezi en stichtte de eerste dynastie van Akkad. Sargon was een Semiet uit het oosten van Mesopotamië. Daar woonde de oostelijke tak van de Semieten. De westelijke tak zou dan het gebied van Padan Aram (in Syrië) als woongebied hebben, het thuisland van Abraham. In het westen gingen de Amorieten uiteindelijk een belangrijk deel van de bevolking uitmaken. De Babyloniërs gingen later allen die in het westen woonden 'Amorieten' noemen, inclusief de Arameeërs uit Padan Aram. Het rijk en de macht van Sargon werd groot, zeer groot, zeker voor de begrippen van die tijd. Over de volle lengte van zijn rijk, richting het westen naar de Middellandse Zee, lag de eerder genoemde handelsroute waaraan de steden Mari en Ebla lagen. Zuidelijk daarvan woonden in Kanaän de aartsvaders. 'Roem' garandeert echter nog geen zekerheid. Toen Akkad op zijn machtigst was, werd het later tijdens het bewind van Naram-Sin overvallen door de Gutiërs, een bergvolk uit het noorden. Dat de onderlinge machtsverhoudingen zich kenmerkten door instabiliteit blijkt daaruit dat de Gutiërs weer het veld moesten ruimen voor de opkomende macht van Ur. Ook aan de roemrijke dynastie van Ur kwam tijdens het koningschap van Ibbi-Sin een eind aan de zo geroemde 'Soemerische Ranaissance'. De ondergang van Ur zou zijn veroorzaakt door een onbetrouwbare generaal, op wie de koning niet meer kon vertrouwen.
De informatie over Ebla roept de neiging op om een vergelijking te maken met de geschiedenissen van de aartsvaders, beschreven in het ons bekende Oude Testament. Logisch, vooral doordat namen van personen en plaatsen duidelijk overeenkomen. Dit maakt deze opgraving voor gelovigen uiterst interessant. De relatie tussen Ebla en de aartsvaders is onmiskenbaar aanwezig. Vanwege de duidelijke relatie met de Bijbel zijn archeologen beducht voor al te snelle conclusies. Vanuit hun standpunt bezien, misschien ook wel terecht. In ieder geval leverde de vraag naar de relatie tussen Ebla en de Bijbelse chronologie ernstige tweespalt op tussen de deskundigen. De hiervoor genoemde taalgeleerde Pattinato zag een duidelijk verband met de Bijbel. De archeologen Matthiae en zijn opvolger Alfonso Archi, beiden verbonden aan een universiteit te Rome ontkenden iedere toespeling op de Bijbel (1979). Tijdens hun rondreis door de V.S. (1983) ontkenden zij iedere relatie met steden, gelegen in Kanaän. Het mag echter ook niet zo zijn dat er een situatie gaat ontstaan waarin ieder mag speculeren over de geschiedkundige context, maar niet wetenschappelijk bezig zou zijn, wanneer een relatie met de Bijbel wordt gelegd. Verwijzend ook naar de artikelen op Christipedia over ‘chronologie’ durven we echter enkele uitspraken te doen.
 
Dat Mesopotamië daarna lange tijd in verval geraakte, kan ook een andere oorzaak hebben gehad. Het moet niet verbazen dat de overgang van Ebla II naar Ebla III werd vooroorzaakt door hevige aardbevingen, waarvan het epicentrum op Kreta lag. Er brak ('''ca 1667)''' bovendien een droogteperiode aan van ongeveer gedurende zeven jaar. In Kreta zou daarna de nieuw-Paleis Tijd (MMIII en LMI) aanbreken. In Egypte werd Jozef onderkoning tijdens het bewind van Mentuhotep II (of III?) van de 11<sup>e</sup> dynastie. De toenemende macht van de farao werd de opmaat voor een sterk gecentraliseerde macht onder de farao's van de 12<sup>e</sup> dynastie (het 'Middenrijk' van Egypte).
'''Ebla 1''' De geschiedenis van de steden Ebla en Mari strekt zich uit over de periode van Peleg ('''2659''') tot de uittocht ('''1472'''). Dit is een lange periode van ongeveer 1200 jaar. Over deze periode is weinig bekend. Belangrijk is wel het gegeven dat het Eerste Rijk van Ebla eindigde met een vernietiging van Ebla. Men neemt algemeen aan dat dit geschiedde in 2290 voor Christus. Omdat na de vernietiging Sargon van Akkad de grondlegger werd van de dynastie van Akkad, moeten we overeenkomstig de Bijbelse tijdlijn niet uitsluiten dat de ondergang van Ebla I mogelijk ook iets te maken heeft met de verwoesting van Sodom en Gomorra en de daaraan voorafgaande oorlogen met Kedor-Laomer (Lugal-zagesi?) en zijn bondgenoten ('''1856'''). Deze gebeurtenissen markeren tegelijk het einde van de vroegdynastieke periode III van Mesopotamië. Het was een tijdperk waarin de nakomelingen van Noach nog niet allen een vaste woonplaats hadden. Met meer of minder succes konden gemeenschappen ontstaan, die zich min of meer in stedelijke vorm konden handhaven. De steden Ebla, Mari en Ur lagen aan een handelsroute en hadden bij tijden gezag over hun omgeving. De route werd uiteraard gebruikt door trekkende handelslieden, waaronder een groot aantal Amorieten. Ze dienden de godheden Amurru en Asherah (of ook wel El genoemd). Het waren nakomelingen van Kanaän, maar spraken een Semitische taal.
 
'''Ebla III''' Ebla 3 beslaat de periode van de 12<sup>e</sup> dynastie van Egypte. Deze dynastie heeft van Egypte een machtig land gemaakt. Mesopotamië daarentegen was verdroogd, verbrand, verwoest, geplunderd en zal geruime tijd als onbelangrijk gebied bekend staan. Totdat Babel tijdens de 1<sup>e</sup> dynastie van Babylon het centrum van macht ging worden. Beroemd vorst werd Hammurabi ('''1600'''). Aan beide kanten van de Jordaan vestigde zich in het bergland van Juda en het overjordaanse een omvangrijke bevolkingsgroep van Amorieten. Hun hoofdstad werd Hesbon. Ebla werd aanvankelijk eveneens beheerst door Amorieten. Amoritisch vorst daar was o.a. Ibbit-Lim. Daarna namen Syrische vorsten uit Aleppo in Ebla de macht over. De Hittieten Hattusili I en Mursili I namen vervolgens Aleppo in, maar kort daarop werd Egypte getroffen door een serie catastrofen. De plagen (Ex.7t/m13) die Egypte troffen kort voor de uittocht ('''1432''') maakten een eind aan het middenrijk, van de 12<sup>e</sup> dynastie. Het was een Goddelijk oordeel over een farao die weigerde de HEERE te gehoorzamen. De plagen hadden ook voor de naburige landen verstrekkende gevolgen. Grote maatschappelijke onrust werd het gevolg. Bevolkingen geraakten op drift, op de vlucht voor elkaar, of ondernamen plundertochten. Het volk van Israël trok naar Kanaän. Zij kwamen de Hyksos-Amalekieten tegen in de woestijn. De Kanaänieten en de Amorieten (Richt.11:19-21) werden bedreigd door de Israëlieten. Babel werd geplunderd en ingenomen door de Kassieten.
'''Ebla 2''' Uit het voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat Ebla II de periode moet zijn waarin de ons bekende aartsvaders Abraham, Izak en Jakob leefden. Ze bevonden zich in het hun door God toegezegde land Kanaän. Sargon I beweerde dat hij Lugalzagezi (Kedor-Laomer?) had verslagen. In ieder geval annexeerde hij het rijk van Lugalzagezi en stichtte de eerste dynastie van Akkad. Sargon was een Semiet uit het oosten van Mesopotamië. Daar woonde de oostelijke tak van de Semieten. De westelijke tak zou dan het gebied van Padan Aram (in Syrië) als woongebied hebben, het thuisland van Abraham. In het westen gingen de Amorieten uiteindelijk een belangrijk deel van de bevolking uitmaken. De Babyloniërs gingen later allen die in het westen woonden 'Amorieten' noemen, inclusief de Arameeërs uit Padan Aram. Het rijk en de macht van Sargon werd groot, zeer groot, zeker voor de begrippen van die tijd. Over de volle lengte van zijn rijk, richting het westen naar de Middellandse Zee, lag de eerder genoemde handelsroute waaraan de steden Mari en Ebla lagen. Zuidelijk daarvan woonden in Kanaän de aartsvaders. 'Roem' garandeert echter nog geen zekerheid. Toen Akkad op zijn machtigst was, werd het later tijdens het bewind van Naram-Sin overvallen door de Gutiërs, een bergvolk uit het noorden. Dat de onderlinge machtsverhoudingen zich kenmerkten door instabiliteit blijkt daaruit dat de Gutiërs weer het veld moesten ruimen voor de opkomende macht van Ur. Ook aan de roemrijke dynastie van Ur kwam tijdens het koningschap van Ibbi-Sin een eind aan de zo geroemde 'Soemerische Ranaissance'. De ondergang van Ur zou zijn veroorzaakt door een onbetrouwbare generaal, op wie de koning niet meer kon vertrouwen.
 
Dat Mesopotamië daarna lange tijd in verval geraakte, kan ook een andere oorzaak hebben gehad. Het moet niet verbazen dat de overgang van Ebla II naar Ebla III werd vooroorzaakt door hevige aardbevingen, waarvan het epicentrum op Kreta lag. Er brak ('''ca 1667)''' bovendien een droogteperiode aan van ongeveer gedurende zeven jaar. In Kreta zou daarna de nieuw-Paleis Tijd (MMIII en LMI) aanbreken. In Egypte werd Jozef onderkoning tijdens het bewind van Mentuhotep II (of III?) van de 11<sup>e</sup> dynastie. De toenemende macht van de farao werd de opmaat voor een sterk gecentraliseerde macht onder de farao's van de 12<sup>e</sup> dynastie (het 'Middenrijk' van Egypte).
 
Er van uit gaande dat Abram in '''1955''' voor Christus geboren is, laat de Bijbelse chronologie ons onderstaand beeld zien:
 
1960 Begin 6<sup>e</sup> dynastie van Egypte met farao Teti.
Regel 105 ⟶ 102:
1880 Terah overleden. Abram en Lot vertrekken uit Haran. (Gen. 12:4)
 
1879 Abram en Lot in Egypte. Pepi I farao?
 
1872 Kedor Laomer met zijn bondgenoten Amrafel, Arioch en Tideal verslagen. (Gen. 14:5) Sargon sticht daarna de dynastie van Akkad.
Regel 139 ⟶ 136:
1374 De Kassiet Kadashman-Enlil sticht een eigen dynastie te Babylon. In Egypte is een eind aan het middenrijk gekomen en nemen de Hyksos de macht over. De 13de dynastie blijft (als vazal?) daarnaast invloed uitoefenen. Een van hun farao's was Hotepibre.
 
4) 5) 6)
 
'''Ebla en de aartvaders'''
 
Wanneer we beide schema's naast elkaar leggen, zien we dat de aartsvaders tijdgenoten waren van Ebla. Daarmee wordt niet beweerd dat de genoemde Ebrium dezelfde is als de Bijbelse Abraham, ook al zijn ze tijdgenoten geweest. Uitsluiten, kunnen we het echter ook niet.
 
'''EBLA en Bijb. chronologie'''
 
2310 Pepi I en Abarama
 
2290 Ebla verwoest. 'Paleis G' verwoest of natuurlijke catastrofe '''1856'''
 
'''Ebla II'''
 
Sargon I/Akkad
 
'''Mardikh IIB'''
 
Naram-Sin/Akkad '''1795'''
 
Gudea/Lagash
 
Amar-Sin/Ur III '''1675'''
 
2000 Tweede verwoesting van Ebla door vuur '''1667'''
 
'''Ebla III'''
 
'''Mardikh IIIA'''
 
Ebla wordt beheerst door Amorieten. Ibbit-Lim Amoritisch vorst.
 
1800 '''Mardikh IIIB'''
 
Hotepibre (Amenemhat I) '''1651'''
 
Hammurabi/Babylon I '''1600'''
 
Ebla wordt beheerst door Syrische vorsten uit Aleppo
 
De Hittieten Hattusili I en Mursili I nemen Aleppo in, maar kort daarop vinden er omvangrijke natuurlijke catastrofen plaats.
 
1600 Derde grote verwoesting in 'great upheavals'. '''1472-1420'''
 
'''Bronnen:'''
Regel 202 ⟶ 157:
 
9) Dr. Howard F. Vos, ''Genesis en Archeologie'' (Baarn 1986)
 
10) G. Ernest Wright, ''De Bijbel ontdekt in aarde en steen'' (Baarn 1960)