Abraham en Ebla: verschil tussen versies

2.404 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
tekst ter aanvulling toegevoegd
(aanvulling op de tekst)
(tekst ter aanvulling toegevoegd)
Regel 86:
 
De geschiedenis van de steden Ebla en Mari strekt zich uit over de periode van Peleg ('''2659''') tot de uittocht ('''1472'''). Dit is een lange periode van ongeveer 1200 jaar. Over deze periode is weinig bekend. Belangrijk is wel het gegeven dat het Eerste Rijk van Ebla eindigde met een vernietiging van Ebla. Men neemt algemeen aan dat dit geschiedde in 2290 voor Christus. Omdat na de vernietiging Sargon van Akkad de grondlegger werd van de dynastie van Akkad, moeten we overeenkomstig de Bijbelse tijdlijn niet uitsluiten dat de ondergang van Ebla I mogelijk ook iets te maken heeft met de verwoesting van Sodom en Gomorra en de daaraan voorafgaande oorlogen met Kedor-Laomer (Lugal-zagesi?) en zijn bondgenoten ('''1856'''). Deze gebeurtenissen markeren tegelijk het einde van de vroegdynastieke periode III van Mesopotamië. Het was een tijdperk waarin de nakomelingen van Noach nog niet allen een vaste woonplaats hadden. Met meer of minder succes konden gemeenschappen ontstaan, die zich min of meer in stedelijke vorm konden handhaven. De steden Ebla, Mari en Ur lagen aan een handelsroute en hadden bij tijden gezag over hun omgeving. De route werd uiteraard gebruikt door trekkende handelslieden, waaronder een groot aantal Amorieten. Ze dienden de godheden Amurru en Asherah (of ook wel El genoemd). Het waren nakomelingen van Kanaän, maar spraken een Semitische taal.
 
Uit het voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat '''Ebla II''' de periode moet zijn waarin de ons bekende aartvaders Abraham, Izak en Jakob leefden. Ze bevonden zich in het hun door God toegezegde land Kanaän. Sargon I beweerde dat hij Lugalzagezi (Kedor-Laomer?) had verslagen. In ieder geval annexeerde hij het rijk van Lugalzagezi en stichtte de eerste dynastie van Akkad. Sargon was een Semiet uit het oosten van Mesopotamië. Daar woonde de oostelijke tak van de Semieten. De westelijke tak zou dan het gebied van Padan Aram (in Syrië) als woongebied hebben, het thuisland van Abraham. In het westen gingen de Amorieten uiteindelijk een belangrijk deel van de bevolking uitmaken. De Babyloniërs gingen later allen die in het westen woonden 'Amorieten' noemen, inclusief de Arameeërs uit Padan Aram. Het rijk en de macht van Sargon werd groot, zeer groot, zeker voor de begrippen van die tijd. Over de volle lengte van zijn rijk, richting het westen naar de Middellandse Zee, lag de eerder genoemde handelsroute waaraan de steden Mari en Ebla lagen. Zuidelijk daarvan woonden in Kanaän de aartsvaders. 'Roem' garandeert echter nog geen zekerheid. Toen Akkad op zijn machtigst was, werd het later tijdens het bewind van Naram-Sin overvallen door de Gutiërs, een bergvolk uit het noorden. Dat de onderlinge machtsverhoudingen zich kenmerkten door instabiliteit blijkt daaruit dat de Gutiërs weer het veld moesten ruimen voor de opkomende macht van Ur. Ook aan de roemrijke dynastie van Ur kwam tijdens het koningschap van Ibbi-Sin een eind aan de zo geroemde 'Soemerische Ranaissance'. De ondergang van Ur zou zijn veroorzaakt door een onbetrouwbare generaal, op wie de koning niet meer kon vertrouwen.
 
Dat Mesopotamië daarna lange tijd in verval geraakte, kan ook een andere oorzaak hebben gehad. Het moet niet verbazen dat de overgang van Ebla II naar Ebla III werd vooroorzaakt door hevige aardbevingen, waarvan het epicentrum op Kreta lag. Er brak ('''ca 1667)''' bovendien een droogteperiode aan van ongeveer gedurende zeven jaar. In Kreta zou daarna de nieuw-Paleis Tijd (MMIII en LMI) aanbreken. In Egypte werd Jozef onderkoning tijdens het bewind van Mentuhotep II (of III?) van de 11<sup>e</sup> dynastie. De toenemende macht van de farao werd de opmaat voor een sterk gecentraliseerde macht onder de farao's van de 12<sup>e</sup> dynastie (het 'Middenrijk' van Egypte).
 
Er van uit gaande dat Abram in 1955 voor Christus geboren is, laat de Bijbelse chronologie ons onderstaand beeld zien: