Ammon, Ammonieten: verschil tussen versies

280 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Ammon''' was een koninkrijk aan de oostkant van de Jordaan. Daar woonden de '''Ammonieten''', nakomelingen van Ben-Ammi, een zoon van Lot en diens jongste dochter (Gen. 19:38). Ze waren buren van Israël en hadden veel te maken met Gods volk.[[Bestand:Levant-1200-1000vC.jpg|thumb|1120x1120px|''Ammon temidden van de naburige naties in 1200 -1000 v.C.'']]
 
'''Land'''. De Ammonieten (Hebr. gewoonlijk 'kinderen van Ammon') waren buren van Israël, ze woonden ten oosten van de beneden-Jordaan in een door de natuur sterk, vruchtbaar, volkrijk bergland, tussen de rivier de Arnon in het zuiden en de rivier de Jabbok in het noorden (Num. 21 : 24). Dit '''land''' bezaten zij na de verdelging van de reusachtige Zamzummieten als onbetwistbaar eigendom (Deut. 2: 19-22). Zij verloren echter een deel aan de Amorieten, dat naderhand aan de stam Gad ten deel viel (Num. 32: 34, vgl. Richt 11:13vv).
 
God had Mozes bevolen de Ammonieten te ontzien. Israël mocht hun land niet bezitten, het was gegeven aan de kinderen van Lot.
De koning van de Ammonieten in de tijd van de richter [[Jefta]] duidt het land van Ammon als volgt aan:<blockquote>''Ri 11:13 ... mijn land ... van de Arnon af tot aan de Jabbok en tot aan de Jordaan. (HSV)''</blockquote>Het volle burgerrecht in Israel hebben zij niet verkregen wegens van hun schandelijke oorsprong en hardnekkige vijandschap tegen Israel (Deut. 23: 2-4).
 
De koning van de Ammonieten in de tijd van de richter [[Jefta]] duidt het land van Ammon als volgt aan:<blockquote>''Ri 11:13 ... mijn land ... van de Arnon af tot aan de Jabbok en tot aan de Jordaan. (HSV)''</blockquote>'''Goden.''' Milchom en Molech waren de '''goden''' van de Ammonieten (1 Kon. 11:5-7).
 
God had Mozes bevolen de Ammonieten te ontzien. Israël mocht hun land niet bezitten, het was gegeven aan de kinderen van Lot'''Stad.''' Hun stad was Rabbath-Ammon, misschien hun enige stad, aangezien zij een nomadisch volk waren. Geen van de Ammonieten mocht in de vergadering van Israël komen; tot in de tiende generatie, dat wil zeggen, voor altijd, was dat verboden (Deut. 23:3; Neh. 13:1).
 
Het volle burgerrecht in Israël hebben zij niet verkregen wegens van hun schandelijke oorsprong en hardnekkige vijandschap tegen Israël (Deut. 23: 2-4).
Bij de roeping van Bileam hadden de Ammonieten hun handen in het spel; zij namen deel aan de inval van Eglon: zelfstandig verwoestten zij 18 jaren lang het oostelijk Jordaanland. Met Amalek hielpen zij de koning van Moab tegen Israël, en Jericho vielen in hun handen (Richt. 3:13).
 
Geen van de Ammonieten mocht in de vergadering van Israël komen; tot in de tiende generatie, dat wil zeggen, voor altijd, was dat verboden (Deut. 23:3; Neh. 13:1).<blockquote>''Ne 13:1 Op die dag werd er voorgelezen uit het boek van Mozes voor de oren van het volk. Daarin werd voorgeschreven bevonden dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen, (HSV)''</blockquote>Bij de roeping van Bileam hadden de Ammonieten hun handen in het spel; zij namen deel aan de inval van Eglon: zelfstandig verwoestten zij 18 jaren lang het oostelijk Jordaanland. Met Amalek hielpen zij de koning van Moab tegen Israël, en Jericho vielen in hun handen (Richt. 3:13).
 
Israël had hun goden gediend, en werd daarom door God overgegeven om de Ammonieten te dienen. Israël riep tot de HEERE en Hij zond hun een verlosser, Jefta. Jefta's vredesverdrag wezen zij hoogmoedig van de hand, waarom zij door hem de beoorloogd werden. Hij versloeg ze.