Bethel: verschil tussen versies

Geen verandering in de grootte ,  2 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
k (Koppelingen toegevoegd)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
''Ge 28:12 En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder. Ge 28:13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. Ge 28:14 En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken [in] [menigte], westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. Ge 28:15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb. Ge 28:16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! Ge 28:17 En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels! Ge 28:18 Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht teken, en goot daar olie boven op. Ge 28:19 En hij noemde den naam dier plaats Beth-el; daar toch de naam dier stad te voren was Luz. Ge 28:20 En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken; Ge 28:21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn! Ge 28:22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!'' (SV)
 
Het huis van God op aarde, de poort van de hemel, werd in verband gebracht met JacobJakob, de stamvader van Israël. God noemt zich later “de God van Bethel” (Gen. 31:13).
 
Na zijn terugkeer uit Paddan-Aram vestigde JacobJakob zich aanvankelijk te Sichem. Maar God zond hem van daar weg naar Bethel. Hij noemt de plaats ditmaal 'de God van het Huis van God' (El Beth-El), "want God was hem aldaar geopenbaard" (Gen. 35:7). Daarna verscheen God hem wederom en zegende hem. God gaf hem wederom de naam Israël en de belofte van een talrijk nageslacht en van het land. Nadat God was opgevaren, stelde Jacob een opgericht teken, waarover hij een drankoffer en olie uitgoot. Hij noemde de plaats weer 'Bethel'.
 
De oude naam van de plaats was '''Luz''' (Gen. 35:6). In het boek [[Jozua (boek)|Jozua]] worden Bethel en [[Luz]] onderscheiden.<blockquote>''Joz 16:2 En het komt van Beth-el uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale des Archiets, tot Ataroth toe; (SV)''</blockquote>Luz is de naam van de stad, Bethel de naam van het heiligdom, de plaats waar Jacob een altaar bouwde.