geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Bethel''' (ook gespeld ''Betel'', ''Beth-El''; Hebreeuws voor ''Huis van God'') is de plaats in het gebergte van Efraïm waar Jakob, weggezonden naar [http:...') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1:
'''Bethel''' (ook gespeld ''Betel'', ''Beth-El''; Hebreeuws voor ''Huis van God'') is de plaats in het gebergte van Efraïm waar Jakob, weggezonden naar [
[[Bestand:Reizen van Jacob (Access Foundation).jpg|miniatuur|1024x1024px|''Ligging van Bethel (Luz), 17 km boven Jeruzalem'']]
De gebeurtenis te Bethel wordt verhaald in Genesis 28:
Regel 7:
Het huis van God op aarde, de poort van de hemel, werd in verband gebracht met Jacob, de stamvader van Israël. God noemt zich later “de God van Bethel” (Gen. 31:13).
Na zijn terugkeer uit Paddan-Aram vestigde Jacob zich aanvankelijk te Sichem. Maar God zond hem van daar weg naar Bethel. Hij noemt de plaats ditmaal 'de God van het Huis van God' (El Beth-El), "want God was hem aldaar geopenbaard" (Gen. 35:7). Daarna verscheen God hem wederom en zegende hem. God gaf hem wederom de naam
De oude naam van de plaats was '''Luz''' (Gen. 35:6). In het boek [
Vóór Jacob had Abram ten oosten van Bethel, tussen Bethel en Ai, een altaar gebouwd (Gen 12:8; Gen 13:3-4).<blockquote>''Ge 12:8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.'' (SV)</blockquote>De profeet Samuël sprak recht te Bethel (1 Sam. 7:16). Er was later een profetenschool (2 Kon. 2:3).
Na de deling van het koninkrijk Israel koos de goddeloze koning Jerobeam de plaats uit voor zijn heiligdom (1 Kon. 12:29). Hij stelde hier en in de stad Dan een gouden kalf op. Zo werd de plaats 'Huis van God' (Hebr. ''Beth-El'') een 'Huis van Nietigheid' (Hebr. ''Beth-[
Amazia, priester te Bethel, noemde Bethel ‘het heiligdom van de koning’ (Jerobeam) en ‘het huis van het koninkrijk’ (tienstammenrijk). Hij zond de profeet Amos vandaar weg naar Juda (Am. 7:13).
God kondigde door de mond van de profeet Amos (8e eeuw v.Chr.) aan dat hij bezoeking zou doen over de afgodische altaren van Beth-el.<blockquote>''Am 3:13 Hoort en betuigt in het huis Jakobs, spreekt de Heere HEERE, de God der heirscharen; Am 3:14 Dat Ik, ten dage als Ik Israëls overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking zal doen over de altaren van Beth-el; en de hoornen des altaars zullen worden afgehouwen, en ter aarde vallen.'' (SV)</blockquote>De vervulling van deze bedreiging begon in 724 v.C. bij de verovering van [
Bethel komt overeen met het huidige Palestijnse dorp Betin (Beitin) op de Westelijke Jordaanoever, 17 km ten noorden van Jeruzalem. In de nabijheid ligt de tegenwoordige joodse nederzetting Beit El.
|