Bijbel:Genesis 1: verschil tussen versies

20 bytes verwijderd ,  13 dagen geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{BijbelboekenTabs}}
 
<section begin=1 /><sup>1</sup> In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. <section end=1 /><noinclude>
 
Regel 28 ⟶ 29:
</noinclude><section begin="11" /><sup>11</sup> En God zei: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. <section end="11"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=12 /><sup>12</sup> En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiendezaadzaaiend naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was]. <section end="12"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=13 /><sup>13</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. <section end="13"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=14 /><sup>14</sup> En God zeidezei: Dat er lichten zijn in het gewelf desvan hemelsde hemel, om scheiding te maken tussen dende dag en tussen dende nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! <section end=14></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=15 /><sup>15</sup> En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel desvan hemelsde hemel, om licht te geven op de aarde! En het was alzozo. <section end=15 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=16 /><sup>16</sup> God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. <section end=16 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=17 /><sup>17</sup> En God stelde ze in het uitspansel desvan hemelsde hemel, om licht te geven op de aarde. <section end=17 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=18 /><sup>18</sup> En om te heersen op dende dag, en in dende nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed [was]. <section end=18 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=19 /><sup>19</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag. <section end=19 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=20 /><sup>20</sup> En God zeidezei: Dat de wateren overvloediglijkovervloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel desvan de hemelshemel! <section end=20 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=21 /><sup>21</sup> En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijkovervloedig voortbrachten, naar haarhun aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. <section end=21 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=22 /><sup>22</sup> En God zegende ze, zeggende: ZijtWeest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! <section end=22 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=23 /><sup>23</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag. <section end=23 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=24 /><sup>24</sup> En God zeidezei: De aarde brenge levende zielen voort, naar haarhun aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzozo. <section end=24 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=25 /><sup>25</sup> En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte desvan aardbodemsde aardbodem naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was]. <section end=25 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=26/><sup>26</sup> En God zeidezei: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte desvan hemelsde hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. <section end=26/><noinclude>
 
</noinclude><section begin=27 /><sup>27</sup> En God schiep dende mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. <section end=27 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=28 /><sup>28</sup> En God zegende hen, en God zeidezei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte desvan hemelsde hemel, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! <section end=28 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=29 /><sup>29</sup> En God zeidezei: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de gansehele aarde is, en alle geboomte, in hetwelkwaarin zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijzevoedsel! <section end=29 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=30 /><sup>30</sup> Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte desvan hemelsde hemel, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel [is, heb Ik] al het groene kruid tot spijzevoedsel [gegeven]. En het was alzozo. <section end=30 /><noinclude>