Bijbel:Genesis 2: verschil tussen versies

55 bytes verwijderd ,  14 dagen geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
<section begin=1 /><sup>1</sup> Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir. <section end=1 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=2 /><sup>2</sup> Als nu God op dende zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op dende zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. <section end=2 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=3 /><sup>3</sup> En God heeft dende zevendenzevende dag gezegend, en diendie geheiligd; omdat Hij op denzelvendaarop gerust heeft van al Zijn werk, hetwelkdat God geschapen had, om te volmaken. <section end=3 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=4 /><sup>4</sup> Dit [zijn] de geboorten des hemels en der aarde, alstoen zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en dende hemel maakte. <section end=4 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=5 /><sup>5</sup> En allen struik desvan veldshet veld, eer hij in de aarde was, en al het kruid desvan veldshet veld, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens [geweest], om dende aardbodem te bouwen. <section end=5 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=6 /><sup>6</sup> Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde dende gansengehele aardbodem. <section end=6 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=7 /><sup>7</sup> En de HEERE God had dende mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen dende adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. <section end=7 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=8 /><sup>8</sup> Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar dende mens, diendie Hij geformeerd had. <section end=8 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=9 /><sup>9</sup> En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijzevoedsel; en dende boom des levens in het midden van dende hof, en de boom der kennis desvan goedsgoed en des kwaadskwaad. <section end=9 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=10 /><sup>10</sup> En een rivier was voortgaande uit Eden, om dezende hof te bewateren; en werd van daar verdeeld, en werd tot vier hoofdenhoofdrivieren. <section end=10 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=11 /><sup>11</sup> De naam dervan de eerste [rivier] is Pison; deze is [het], die het gansehele land van Havila omloopt, waar het goud [is]. <section end=11 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=12 /><sup>12</sup> En het goud van dit land is goed; daar is ook bedólah, en de steen sardónix. <section end=12 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=13 /><sup>13</sup> En de naam dervan de tweede rivier [is] Gihon; deze [is het], die het gansehele land Cusch omloopt. <section end=13 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=14 /><sup>14</sup> En de naam dervan de derde rivier [is] Hiddékel; deze is gaandegaat naar het oosten van Assur. En de vierde rivier [is] Frath. <section end=14 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=15 /><sup>15</sup> ZoEn nam de HEEREJahweh God dennam de mens, en zette hem in dende hof van Eden, om diendie te bouwen, en diendie te bewaren. <section end=15 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=16 /><sup>16</sup> En de HEEREJahweh God gebood dende mens, zeggende: Van allenalle boom dezesvan deze hofshof zult giju vrijelijkvrij eten; <section end=16 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=17 /><sup>17</sup> Maar van dende boom der kennis desvan goedsgoed en des kwaadskwaad, daarvan zult giju niet eten; want ten dage, als giju daarvan eet, zult giju dende dood sterven. <section end=17 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=18 /><sup>18</sup> Ook had de HEEREJahweh God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, [die] als tegen hem over [zij]. <section end=18 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=19 /><sup>19</sup> Want als de HEEREJahweh God uit de aarde al het gedierte desvan veldshet veld, en al het gevogelte desvan de hemelshemel gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat [zou] haar naam [zijn]. <section end=19 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=20 /><sup>20</sup> Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte desvan de hemelshemel, en van al het gedierte desvan het veldsveld; maar voor dende mens vond hij geen hulpe, [die] als tegen hem over [ware]. <section end=20 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=21 /><sup>21</sup> Toen deed de HEEREJahweh God een diependiepe slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelverde plaats ervan toe [met] vlees. <section end=21 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=22 /><sup>22</sup> En de HEEREJahweh God bouwde de ribberib, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. <section end=22 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=23 /><sup>23</sup> Toen zeidezei Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit dende man genomen is. <section end=23 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=24 /><sup>24</sup> Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn. <section end=24 /><noinclude>