Bijbelse geschiedenis van het Oude Testament: verschil tussen versies

k
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 11:
III. Van Mozes tot Christus, 2513 – 4000 na Adam, ofwel 1487 vóór Chr. – 0.
 
=== Van Adam tot Abraham =(4000 - 1917) ==
Dit tijdperk is van 1 – 2083 jaar na de schepping van Adam, ofwel 4000 – 1917 vóór Chr. Grofweg 2000 jaar.
 
Regel 72:
Na Abrahams roeping, Gen. 12, trekt Terah, als het hoofd van het geslacht mee op naar Ur, Gen. 11:31. Te Haran sterft Terah. Nahor blijft daar, Gen. 22 :20-24. Abraham en Lot trekken weg.
 
=== Van Abraham tot Mozes =(1817 - 1488) ==
Dit tijdperk betreft bij benadering de jaren 2083 –2512 na Adam, of 1917 –1488 v.Chr. Vanaf nu is de Godsopenbaring bijzonder gericht op Abraham en zijn geslacht, aan wie de belofte, aan Eva gegeven, wordt overgedragen. In het afgezonderd geslacht wordt voor álle geslachten de zegen bereid in het zaad van de vrouw (Gen. 22 :18, Gal. 3 :8,16.) De beperking tot Abrahams geslacht krijgt haar beslag, zodra dat geslacht bij de Sinaï als het volk van God zal georganiseerd zijn, de Wet des Verbonds ontvangen zal hebben en straks in een eigen land afgezonderd van alle volken zal wonen. De beperking zal een einde nemen met en plaats met en plaats maken voor de uitstorting van de Heilige Geest “over alle vlees”.
 
Regel 178:
Van c. 2473–2512 na Adam (c. 1527–1488 v.C.) is Mozes in Midian. Terwijl Mozes in Midian woont, wordt in Egypte de druk op het volk Israël verzwaard. Vlak voor de verlossing roept Israël tot de Heere; God hoort, Hij gedenkt aan Zijn Verbond met Abraham, Izaäk en Jakob.
 
=== Van Mozes tot Christus =(1487 - 5) ==
De tijd van Mozes tot Christus is de bedeling van de Wet. God verbindt zich aan één volk, dat hij een eigen land schenkt en waarover God Zelf als Koning regeert.
 
Regel 202:
De belangrijke feiten in het jaar 2513 na Adam (1487 v.C.) zijn: De roeping van Mozes. Verschijning van de Heere in de brandende braambos. “Ik zal zijn” = Jahweh. De drie tekenen: staf, hand in de boezem, uitgegoten water. Aäron aan Mozes toegevoegd. Samen naar Farao. Gevolg: De verdrukking wordt verzwaard. Vanwege Farao’s weigering: De tien [[Plagen van Egypte|plagen]]; de Israëlieten deelden alleen in de eerste drie; de plagen duurden ongeveer een half jaar.
 
'''Uittocht.''' De uittocht uit Egype, voorbereid door het Pascha; het bloed van het lam aan de bovendorpel en aan de posten van de deuren ter bescherming tegen de tiende plaag; Egypte’s eerstgeborenen sterven. Uittocht vanuit Raämses, door Gosen, naar Sukkoth. Het volkjaar dervan Israelietende teldeuittocht 600.000is mannenonzeker: (Ex.1446 12:37)v. [[Wolkkolom|Wolk]]- en [[vuurkolom]]C. Van <ref>[[Sukkoth]] naar [[Etham]]; terug naar Pihachiroth; Doortocht door de Rode Zeehttps://www. Drie dagreizen de woestijn [[Sur]] inyoutube. Murmurering om het bittere bronwater te [[Mara]] (com/watch?v=yXIo5Cp7_jc bitter).The datOldest vervolgensYahweh doorInscription: 'eenDigging hout',for doorTruth JahwehEpisode aangewezen, wordt zoet gemaakt49]. Bij de twaalf fonteinen te ElimYoutube.com: NaAssociates Elimfor komenBiblical de IsraelietenResearch, op7 deapril 15e dag van de tweede maand nadat zij uit Egypteland waren uitgegaan, in de woestijn Sin2019. Het</ref>; Manna. Rafidimanderen: water1487 uit de steenrots, Psv.C. 105Er :39-43.is Verraderlijkeook overvaleen vanlatere de Amelekietendatering: Jozua, Aäron,13e Hureeuw. KomstZie van[[Uittocht Jethrouit met Mozes’ vrouw en twee zonen. Naar SinaïEgypte]].
 
Uittocht vanuit Raämses, door Gosen, naar Sukkoth. Het volk der Israelieten telde 600.000 mannen (Ex. 12:37). [[Wolkkolom|Wolk]]- en [[vuurkolom]]. Van [[Sukkoth]] naar [[Etham]]; terug naar Pihachiroth; Doortocht door de Rode Zee. Drie dagreizen de woestijn [[Sur]] in. Murmurering om het bittere bronwater te [[Mara]] (= bitter). dat vervolgens door 'een hout', door Jahweh aangewezen, wordt zoet gemaakt. Bij de twaalf fonteinen te Elim. Na Elim komen de Israelieten, op de 15e dag van de tweede maand nadat zij uit Egypteland waren uitgegaan, in de woestijn Sin. Het Manna. Rafidim: water uit de steenrots, Ps. 105 :39-43. Verraderlijke overval van de Amelekieten: Jozua, Aäron, Hur. Komst van Jethro met Mozes’ vrouw en twee zonen. Naar Sinaï.
 
De volksformatie en het Verbond, beide door de Wetgeving bezegeld. De nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob geformeerd tot een volk, Gen. 12 :2; 46:3, tot Gods volk aangenomen. Aan het volk de belofte van het Verbond gegeven, onder beding van gehoorzaamheid. Het antwoord van het volk, door Mozes aan de Heere gebracht. De wetgeving op de Sinaï. Het Verbond verzondigd: het gouden kalf. Mozes voorbede. Straf en ontferming. Het Verbond vernieuwd. Voortzetting van de wetgeving.
Regel 279 ⟶ 281:
De volksvergadering te Mizpa; afgoden weggedaan; offer. De Filistijnen worden door donder verschrikt. Eben-Haëzer, tussen Mizpa en Sen.
 
Samuël woont te Rama, en richt Israël te Bethel, Gilgal en Mizpa. Hij was profeet en priester, de hersteller van de staatkundige eenheid van het volk, de wegbereider van nieuwe toestanden. Het gedrag van zijn zonen en Israëls begeerte moet meewerken om hem tot een wegbereider van het koningsschapkoningschap te maken. In de betekenis voor de Godsopenbaring staat hij op gelijke lijn met Mozes en David.
 
Israëls begeerte naar een koning, hoewel voortkomend uit verwerping van Jahweh, wordt deze wens toch door God vervuld. Saul wordt te Rama door Samuël gezalfd. Later wordt hij verworpen om zijn revolutionair verzet tegen God. Eerste zonde: zijn offeren te Gilgal. Tweede zonde: het sparen van koning Agag en het beste van de buit.
 
Saul heeft 40 jaren geregeerd.<blockquote>''Hnd 13:21  En van toen af vroegen zij om een koning; en God gaf hun Saul, zoon van Kis, een man uit de stam van Benjamin, veertig jaar lang. (Telos)''</blockquote>Saul kon dé koning niet zijn; hij was uit Benjamin; de koning moest uit Juda komen. Na zijn verwerping door God komt een boze geest over hem; hij wordt de vervolger van David, de moordenaar van de knechten des Heeren te Nob en van de Gibeonieten; eindigt met hulp te zoeken bij een tovenares; wordt overwonnen door de Filistijnen en valt tenslotte in zijn eigen zwaard.
 
==== Van David tot de wegvoering naar Babel ====
De tijd van David tot de wegvoering naar Babel beslaat, bij benadering, de jaren 2942 (2950) – 3394 na Adam, ofwel 1058 (1050) – 606 v.Chr.
 
David was 30 jaar oud toen hij koning werd. <blockquote>''2Sa 5:4  Dertig jaar was David oud, als hij koning werd; veertig jaren heeft hij geregeerd. (SV))''</blockquote>Met David treedt het eigenlijke, het theocratisch-messiaanse koningschap op. Hij is “de man naar Gods hart”, in tegenstelling tot Saul, een man naar de begeerte van het volk. Israël als afzonderlijk volk en koninkrijk, David en zijn opvolgers als koningen, hebben niet de bestemming, om te midden van andere volken en koningen een gewone plaats in te nemen, maar om de Godsopenbaring te dienen, in typisch-profetische voorbereiding van het rijk van Sions gezalfde Koning.
 
De tijd van David tot de wegvoering naar Babel kan in twee perioden worden verdeeld:
Regel 295 ⟶ 297:
 
===== David en Salomo =====
De eenheid van het rijk maken de jaren onder deze beide koningen tot één periode. David heeft 40 jaren geregeerd (2 Sam. 5:4). De uitbreiding en de bloei van het rijk, onder David begonnen, bereiken het toppunt onder Salomo. De bouw van de tempel, die door David is begeerd en voorbereid, wordt door Salomo uitgevoerd. In David en Salomo wordt typisch afgeschaduwd het Koningschap van Christus, wiens vrederijk in de profetie steeds getekend wordt in beelden die zijn ontleend aan Davids troon en Salomo’s tempel.
 
'''David'''
Regel 419 ⟶ 421:
'''Hizkia''' van Juda regeert na Israëls ondergang nog 23 jaar. Hij is een reformatiekoning: de hoogten worden weggebroken, de tempel hersteld, het Pascha gevierd. Jeruzalem wordt door Assyriërs belegerd; het vijandelijke leger wordt door een engel des Heeren gedood. Hizkia’s ziekte en levensverlenging; zijn zondige daad tegenover de gezanten van Babel.
 
== 700-650 ==
'''698 — 642 v.C'''. '''Manasse''', de zoon van Hizkia, koning over Juda. Hij regeert 55 jaar. 2 Kon. 21:1-18 ; 2 Kron. 33:1-20. De 40 eerste regeringsjaren van Manasse waren zeer slecht, 2 Kon. 21:1-6; 2 Kron. 33:1-10; Ez. 4:5-6; Jer. 15:4.
 
'''658 v.C.''' Wegvoering van Manasse naar Babel, 2 Kron. 33:11. Manasse komt in de kerker tot bekering, keert terug naar Jeruzalem en regeert beter, 2 Kron. 33:12-17. In de apocriefe boeken vindt men [[Het gebed van Manasse]], dat lezenswaard is.
 
== 650-600 ==
{{Tijdbalk Israël 650-600 v.C.}}
'''642 v.C.''' Manasse sterft.
 
'''642 — 640 v.cC. Amon''', de zoon van Manasse, volgt hem op en regeert 2 jaar. Hij is zeer goddeloos. 2 Kon. 21:19-26; 2 Kron. 33:21-25.
 
Ammons korte regering en ook het begin van Josia's heerschappij was een boze tijd voor Juda. Een rij psalmen voorafgaand aan de naderende ondergang van Juda, vallen in deze tijd<ref>Aldus ''Bijbelsch Handboek en Concordantie'' (Rotterdam: J.M. Bredée, tweede, herziene en vermeerderde druk, ca. 1911), blz. 94. </ref>: Ps. 77, 83, 88-89, 74, 79
Regel 437 ⟶ 442:
'''627 v.C.''' In het 13e jaar van Josia's regeerperiode geschiedt het woord van God tot '''[[Jeremia (profeet)|Jeremia]]''' (Jer. 25:3). Hij wordt tot zijn profetisch ambt geroepen toen hij nog zeer jong was, Jer. 1:1v. Het was hem, de zachtmoedige, gevoelige man voorbehouden om de strafgerichten over Juda aan te kondigen niet alleen, maar straks ook te zien voltrekken. Hij profeteert in Juda en wel tijdens de regering van Josia, Jojakim en Zedekia, vóór en tijdens de val van [[Jeruzalem]]. Bij zijn roeping ziet hij twee gezichten: de amandelroede en de ziedende pot, Jer. 1:11-19.
 
'''609 v.C.''' Josia mengt zich ongeroepen in de strijd van Farao Necho, van Egypte, tegen de koning van Assyrië, wordt verslagen en sneuvelt tein de slag bij Meggido. Hij wordt opgevolgd door Joahaz.
 
'''609-586.''' '''Juda's laatste vier koningen.''' Onder de laatste vier koningen, namelijk Joahaz, Jojakim, Jojachin en Zedekia, gaat Juda met rasse schre­den zijn ondergang tegemoet. Tijdens de regering van Josia was nog een naglans aanschouwd van de heerlijkheid van Davids huis en Sions tempel, maar de reformatie door deze vrome koning met zoveel beslistheid doorgevoerd, had het hart van zijn volk niet aangegrepen. Na zijn dood werkt het proces der ongerechtigheid onrustbarend door, en de toorn van Jahweh is niet meer af te wenden. Vorsten, priesters en het volk doen niet onder in goddeloosheden voor het tienstammenrijk, dat zich door zijn zonde ten verderve had gevoerd. Niet alleen wordt de dienst Gods verzaakt, maar zij verontreinigen zelfs het huis van Jahweh en doen naar al de gruwelen der heidenen.
'''Joahaz''', de tweede zoon van Josia, regeert 3 maanden, wordt door Necho gevangen, en sterft in [[Egypte]].
 
Aan de stem der waarschuwing heeft God het echter tot het laatste toe niet laten ontbreken. Vooral Jeremia en ook Ezechiël treden als getrouwe getuigen onder het volk op. <blockquote>''„Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten zijn woorden; zij verleidden zichzelf tegen zijn profeten, totdat de grimmigheid des Heren tegen zijn volk opging, dat er geen helen aan was"'' (2 Kron. 36 : 14—16, CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>).</blockquote>Op het donkerst is het beeld gekleurd, dat deze profeten van het volk tekenen. Zóver heeft Jahweh zich met zijn gunst teruggetrokken, dat Hij zijn knechten verbiedt voor het volk te bidden, en getuigt, dat Zijn ziel tot dit volk niet wezen zal, ook al stonden Mozes en Samuël voor zijn aangezicht (Jer. 7 :16; 15 : 1). Er is letterlijk geen zonde, waaraan ze zich niet heb­ben schuldig gemaakt. Ze gaan van boosheid tot boosheid, maar Jahweh kennen zij niet (Jer. 9 : 3). En daarbij is alle besef van waarachtige godsvrucht zozeer afgestompt, dat zij in zelfverblinding, onder het geroep van „de tempel van de Heer, de tempel van de Heer, de tempel van de Heer zijn deze!" zich inbeeld­en het oordeel te zullen ontkomen, omdat zij het heiligdom van God in hun midden hebben. Daarom worden door Jeremia en Ezechiël niet alleen de woorden der vroegere profeten herhaald en weer ingescherpt, maar het snel naderend oordeel in nog veel duidelijker trekken voor de ogen geschilderd.
'''[[Jojakim (koning van Juda)|Jojakim]]''', Josia’s oudste zoon, door farao Necho koning gemaakt, regeert 11 jaar (609-598 v.Chr.). Egypte en de daaraan schatplichtige landen worden onderworpen door Babel.
 
'''609.''' '''Joahaz''', de tweede zoon van Josia, regeert 3 maanden, wordt door Necho gevangen, en sterft in [[Egypte]].
In het begin van het koninkrijk van Jojakim geschiedt het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia (Jer. 26:1v). En in het 4e jaar van Jojakim, dat is het 1e jaar van de Babylonische koning Nebukadnezar (605 v.C<ref>Dit jaartal wordt genoemd in Encyclopedie van de Bijbel (Lion Publishing 1978-1980, Kok Voorhoeve), s.v. Nebukadnezar </ref>), geschiedt het woord van Jhwh tot Jeremia (Jer. 25:1). Dit gebeurde in het 23e jaar van Jeremia's profetische arbeid (Jer. 25:3). God voorzegt de verbanning en verwoesting van Juda, de zeventigjarige onderhorigheid aan de koning van Babel en de ondergang van het rijk van Babel.<blockquote>''Jer 25:8  Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord; Jer 25:9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden. Jer 25:10 En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het licht der lamp. Jer 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. Jer 25:12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, [dan] zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. (SV)''</blockquote>In het 4e jaar van Jojakim gaf God aan Jeremia bevel om de woorden die Hij gesproken had te schrijven in een rol (Jer. 36:1-3). De rol wordt aan Jojakim voorgelezen. Deze laat de rol verbranden en geeft bevel om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia te vangen (Jer. 36:26). God had ze echter verborgen (Jer. 36:26).
 
Na de dood van Josia maakt het volk zijn tweede zoon, Joahaz, tot koning. Hij wordt op­zettelijk gezalfd, waarschijnlijk om te meer te doen uitkomen, dat hij de begeerde was, met voorbijgang van Josia's oudste zoon Eljakim (de latere koning Jojakim) die, ongetwijfeld om zijn Egyptisch-gezinde ge­voelens, niet was bemind. Joahaz, die blijkbaar dezelfde poli­tiek volgde tegenover Egypte als zijn vader, kon zich maar korte tijd op de troon handhaven. Na drie maanden liet Necho hem te Ribla binden, toen Joahaz hem bezocht, en hem naar Egypte voeren, waar hij gestorven is (Jer. 22 : 10—12).
Jojakim, na 3 jaar Babel te hebben gediend, komt in opstand tegen Nebukadnezar, wordt gevangen, maar onder belofte van onderwerping weer vrijgelaten. De eerste wegvoering vind plaats, waarbij ook Daniël en de drie jongelingen zijn (606<ref>Dit jaartal wordt genoemd in C. Lindeboom, ''Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis''. Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009. Bewerking van de uitgave uit 1929, door J. Pluimers.</ref>). Daarna regeert Jojakim nog een aantal jaren en sterft.
 
'''[[Jojakim (koning van Juda)|Jojakim]]''', Josia’s oudste zoon, die 25 jaar oud is, wordt door farao Necho koning gemaakt, in de plaats van zijn jongere broer Joahaz. Jojakim regeert 11 jaar (609-598 v.Chr.). Egypte en de daaraan schatplichtige landen worden onderworpen door Babel.
'''[[Jojachin]]''', zijn zoon, regeert 3 maanden, en wordt dan gevangen genomen door [[Nebukadnezar]]. De tweede wegvoering, waarbij ook [[Ezechiël (bijbelboek)|Ezechiël]] wordt weggevoerd (598).
 
Jojakim heette eigenlijk Eljakim, maar Necho geeft hem de naam Jojakim, en let het land een boete op van honderd talenten zilver en een talent goud. Jojakim maakt zich gehaat door zijn baatzuchtig wanbestuur. Hij betaalt de op­gelegde schatting niet uit het goed van paleis of tempel, maar deed ze opbrengen door zware belastingen onder zijn volk. Hij laat zijn paleis verfraaien, maar zonder arbeidsloon te geven aan zijn knechten, en in rechtszaken behartigt hij de belangen van de ellendigen niet (Jer. 32 : 13—17). De vermaningen van de profeten slaat hij in de wind.
'''[[Zedekia (koning van Juda)|Zedekia]]''', een jongere zoon van Josia, regeert 11 jaar. Tegen Jeremia’s waarschuwing in rebelleert hij, verwachtende hulp van Egypte. In het 9e jaar van Zekedia, in de 10e maand, komt Nebukadezar en zijn leger tegen [[Jeruzalem]] en zij belegerden haar (Jer. 39:1). Het beleg duurt 1½ jaar. Jeremia’s waarschuwing; de profeet wordt in de kuil geworpen, maar door Ebed-melech gered. Het woord van de HEER geschiedt tot Jeremia in het gevangenhuis en belooft aan Ebed-Melech, die op God had vertrouwd (Jer. 39:18), behoudenis bij de aanstaande val van Jeruzalem (Jer. 39:15v).
 
In het begin van het koninkrijk van Jojakim geschiedt het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia (Jer. 26:1v).
In het 11e jaar van Zedekia, in de 4e maand, op de 9e van de maand, wordt de stadsmuur doorgebroken (Jer. 39:2). Jeruzalem wordt ingenomen en verwoest, de muren worden afgebroken, de [[tempel]] verbrand.
 
'''606.''' In het 4e jaar van Jojakim geeft God aan Jeremia bevel om de woorden die Hij sinds Josia gesproken heeft, op te schrijven in een boekrol (Jer. 36:1-3).
Zedekia vlucht, maar wordt bij Jericho opgepakt. Hij wordt naar Nebukadnezar in Ribla, in het land van Hamath, gebracht (Jer. 39:5). Zedekia’s zonen worden voor zijn ogen geslacht, ook alle edelen van Juda wordt afgeslacht (Jer. 39:6). Daarna wordt Zedekia zelf blind gemaakt en naar Babel gevoerd. De derde wegvoering (588 v.Chr.). De armste mensen worden in het land achtergelaten (Jer. 39:10).
 
'''605.''' '''Nebukadnezar''' wordt koning van Babel<ref>Dit jaartal wordt genoemd in Encyclopedie van de Bijbel (Lion Publishing 1978-1980, Kok Voorhoeve), s.v. Nebukadnezar </ref>. Hij regeert tot 562 v.C.
 
In'''70-jarige hetballingschap begin van het koninkrijk van Jojakim geschiedt het woord van de HEERE tot de profeet Jeremia (Jervoorzegd.''' 26:1v). En inIn het 4e jaar van Jojakim, dat is het 1e jaar van de Babylonische koning Nebukadnezar (605 v.C<ref>Dit jaartal wordt genoemd in Encyclopedie van de Bijbel (Lion Publishing 1978-1980, Kok Voorhoeve), s.v. Nebukadnezar </ref>), geschiedt het woord van Jhwh tot Jeremia (Jer. 25:1). Dit gebeurde in het 23e jaar van Jeremia's profetische arbeid (Jer. 25:3). God voorzegt de verbanning en verwoesting van Juda, de zeventigjarige onderhorigheid aan de koning van Babel en de ondergang van het rijk van Babel.<blockquote>''Jer 25:8  Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord; Jer 25:9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden. Jer 25:10 En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het licht der lamp. Jer 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. Jer 25:12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, [dan] zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. (SV)''</blockquote>In'''Slag hetbij 4eKarchemis'''. jaarIn de zomer van Jojakim605 gafv.Chr. Godwordt aaner Jeremiaeen bevelbelangrijke omslag degeleverd woordendoor diehet HijBabylonische gesprokenleger hadvan teNebukadnezar schrijvenII inen eendat van farao Necho II van rolEgypte (Jer. 3646:1-32). DeHet roldoel wordtvan aanNecho's Jojakimcampagne voorgelezen.is Dezede laatwestelijke deuitbreiding rolvan het Babylonische rijk te verbrandenstoppen en geefthaar bevelhandelsroutes omover de schrijverEufraat Baruchaf ente sluiten. Echter, de profeetEgyptenaren Jeremiaworden teverslagen vangendoor (Jer.een 36:26).onverwachte Godaanval hadvan zede echterBabyloniërs verborgenen (Jer.uiteindelijk 36:26)uit Syrië verdreven.
 
'''Jojakim verbrandt Jeremia's boekrol.''' In het vijfde jaar van zijn regering worden aan Jojakim de profetieën van Jeremia voorgelezen, die deze door Baruch heeft doen optekenen. Na ze aangehoord te hebben versnijdt de koning de rol met eigen hand en werpt de stukken in het haardvuur van zijn winterhuis, waarin hij is gezeten (Jer. 36: 22—24). Om de wraak van deze koning te ontkomen, moeten Jeremia en Baruch zich, op raad van de vorsten, verbergen.
 
'''Uria gedood.''' Een andere profeet, [[Uria]], die evenals Jeremia de dreiging van Jahweh heeft verkon­digd, indien Jojakim zich niet bekeerde, moet naar Egypte vluchten, doch hij wordt achterhaald en gedood (Jer. 26: 20—23).
 
'''Eerste wegvoering.''' Jojakim, na 3 jaar Babel te hebben gediend, komt in opstand tegen Nebukadnezar, wordt gevangen, maar onder belofte van onderwerping weer vrijgelaten. De eerste wegvoering vind plaats, waarbij ook Daniël en de drie jongelingen zijn (606<ref>Dit jaartal wordt genoemd in C. Lindeboom, ''Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis''. Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009. Bewerking van de uitgave uit 1929, door J. Pluimers.</ref>). Daarna regeert Jojakim nog een aantaljaar of jarenzeven en sterft.
 
== 600-550 ==
{{Tijdbalk Israël 600-550 v.C.}}
'''598.''' '''[[Jojachin]]''', zijnde zoon van Jojakim, regeert 3 maanden, en wordt dan gevangen genomen door [[Nebukadnezar]]. De tweede wegvoering, waarbij ook [[Ezechiël (bijbelboek)|Ezechiël]] wordt weggevoerd (598).
 
'''597.''' '''[[Zedekia]]''', een jongere zoon van Josia, regeert 11 jaar. Tegen Jeremia’s waarschuwing in rebelleert hij, verwachtende hulp van Egypte.
 
'''593.''' Ezechiël treedt, sedert het vijfde jaar van Zedekia, op als getrouwe getuige onder het volk.
 
'''588.''' In het 9e jaar van Zedekia, in de 10e maand, komt [[Nebukadnezar]] en zijn leger tegen [[Jeruzalem]] en zij belegeren haar (Jer. 39:1). <blockquote>''Jer 39:1 In het negende jaar van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, kwam Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, en zij belegerden haar. Jer 39:2  In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken.'' (SV)</blockquote>Het beleg duurt dus 18 maanden = 1½ jaar.
 
'''586.''' In het 11e jaar van Zedekia, in de 4e maand, op de 9e van de maand, wordt de stadsmuur doorgebroken (Jer. 39:2). Jeruzalem wordt ingenomen en verwoest, de muren worden afgebroken, de [[tempel]] verbrand.
 
Zedekia vlucht, maar wordt bij Jericho opgepakt. Hij wordt naar Nebukadnezar in Ribla, in het land van Hamath, gebracht (Jer. 39:5). Zedekia’s zonen worden voor zijn ogen geslacht, ook alle edelen van Juda wordt afgeslacht (Jer. 39:6). Daarna wordt Zedekia zelf blind gemaakt en naar Babel gevoerd. De derde wegvoering (588 v.Chr.). De armste mensen worden in het land achtergelaten (Jer. 39:10).
 
Op bevel van Nebukadnezar wordt de profeet Jeremia gespaard en in vrijheid gesteld (Jer. 39:11v).
Regel 462 ⟶ 491:
De tijd van Juda's ballingschap in Babel tot de geboorte van onze Heer Jezus Christus beslaat, bij benadering, de jaren 3412 - 4000 na Adam, ofwel 588 – 1 v.Chr.
 
Deze periode kan worden onderverdeeld in tweëentweeën:
# Juda te Babel
# De terugeerterugkeer der Joden, ca. 530 v.Chr.
De ballingen in Babel kwam ten goede de verhoging van Daniël, die al de 70 jaren van de ballingschap heeft meegemaakt, en een bijzondere plaats inneemt door zijn geloofsbeproeving en geloofsvastheid, door zijn hoge positie, en door zijn visioenen die allen betrekking hebben op het komende Messiasrijk tegenover de opeenvolgende wereldrijken.
 
Regel 511 ⟶ 540:
 
''Bijbelsch Handboek en Concordantie'' (Rotterdam: J.M. Bredée, tweede, herziene en vermeerderde druk, ca. 1911). Tekst over Manasse (blz 93-94), Amon (blz. 94) is verwerkt.
 
P.A.E. Sillevis Smitt, ''Handboek voor de heilige geschiedenis. Eerste deel: het Oude Testament.'' Kampen: J.H. Kok, 1913. Tekst van blz. 357 - 359 (tijd van Joahaz en Jojakim) is onder wijziging verwerkt.
 
Dateringen zijn geactualiseerd.