Bijbelse geschiedenis van het Oude Testament: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 443:
'''609 v.C.''' Josia mengt zich ongeroepen in de strijd van Farao Necho, van Egypte, tegen de koning van Assyrië, wordt verslagen en sneuvelt in de slag bij Meggido. Hij wordt opgevolgd door Joahaz.
 
'''609-586.''' '''Juda's laatste vier koningen.''' Onder de laatste vier koningen, namelijk Joahaz, Jojakim, Jojachin en Zedekia, gaat Juda met rasse schre­den zijn ondergang tegemoet. Tijdens de regering van Josia was nog een naglans aanschouwd van de heerlijkheid van Davids huis en Sions tempel, maar de reformatie door deze vrome koning met zoveel beslistheid doorgevoerd, had het hart van zijn volk niet aangegrepen. Na zijn dood werkt het proces der ongerechtigheid onrustbarend door, en de toorn van Jahweh is niet meer af te wenden. Vorsten, priesters en het volk doen niet onder in goddeloosheden voor het tienstammenrijk, dat zich door zijn zonde ten verderve had gevoerd. Niet alleen wordt de dienst Gods verzaakt, maar zij verontreinigen zelfs het huis van Jahweh en downdoen naar al de gruwelen der heidenen.
 
Aan de stem der waarschuwing heeft God het echter tot het laatste toe niet laten ontbreken. Vooral Jeremia en ook Ezechiël treden als getrouwe getuigen onder het volk op. <blockquote>''„Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten zijn woorden; zij verleidden zichzelf tegen zijn profeten, totdat de grimmigheid des Heren tegen zijn volk opging, dat er geen helen aan was"'' (2 Kron. 36 : 14—16, CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>).</blockquote>Op het donkerst is het beeld gekleurd, dat deze profeten van het volk tekenen. Zóver heeft Jahweh zich met zijn gunst teruggetrokken, dat Hij zijn knechten verbiedt voor het volk te bidden, en getuigt, dat Zijn ziel tot dit volk niet wezen zal, ook al stonden Mozes en Samuël voor zijn aangezicht (Jer. 7 :16; 15 : 1). Er is letterlijk geen zonde, waaraan ze zich niet heb­ben schuldig gemaakt. Ze gaan van boosheid tot boosheid, maar Jahweh kennen zij niet (Jer. 9 : 3). En daarbij is alle besef van waarachtige godsvrucht zozeer afgestompt, dat zij in zelfverblinding, onder het geroep van „de tempel van de Heer, de tempel van de Heer, de tempel van de Heer zijn deze!" zich inbeeld­en het oordeel te zullen ontkomen, omdat zij het heiligdom van God in hun midden hebben. Daarom worden door Jeremia en Ezechiël niet alleen de woorden der vroegere profeten herhaald en weer ingescherpt, maar het snel naderend oordeel in nog veel duidelijker trekken voor de ogen geschilderd.
 
'''609.''' '''Joahaz''', de tweede zoon van Josia, regeert 3 maanden, wordt door Necho gevangen, en sterft in [[Egypte]].
 
Na de dood van Josia maakt het volk zijn tweede zoon, Joahaz, tot koning. Hij wordt op­zettelijk gezalfd, waarschijnlijk om te meer te doen uitkomen, dat hij de begeerde was, met voorbijgang van Josia's oudste zoon Eljakim (de latere koning Jojakim) die, ongetwijfeld om zijn Egyptisch-gezinde ge­voelens, niet was bemind. Joahaz, die blijkbaar dezelfde poli­tiek volgde tegenover Egypte als zijn vader, kon zich maar korte tijd op de troon handhaven. Na drie maanden liet Necho hem te Ribla binden, toen Joahaz hem bezocht, en hem naar Egypte voeren, waar hij gestorven is (Jer. 22 : 10—12).
Regel 463:
'''70-jarige ballingschap voorzegd.''' In het 4e jaar van Jojakim, dat is het 1e jaar van Nebukadnezar, geschiedt het woord van Jhwh tot Jeremia (Jer. 25:1). Dit gebeurde in het 23e jaar van Jeremia's profetische arbeid (Jer. 25:3). God voorzegt de verbanning en verwoesting van Juda, de zeventigjarige onderhorigheid aan de koning van Babel en de ondergang van het rijk van Babel.<blockquote>''Jer 25:8  Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord; Jer 25:9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden. Jer 25:10 En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het licht der lamp. Jer 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. Jer 25:12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, [dan] zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. (SV)''</blockquote>'''Slag bij Karchemis'''. In de zomer van 605 v.Chr. wordt er een belangrijke slag geleverd door het Babylonische leger van Nebukadnezar II en dat van farao Necho II van Egypte (Jer. 46:2). Het doel van Necho's campagne is de westelijke uitbreiding van het Babylonische rijk te stoppen en haar handelsroutes over de Eufraat af te sluiten. Echter, de Egyptenaren worden verslagen door een onverwachte aanval van de Babyloniërs en uiteindelijk uit Syrië verdreven.
 
'''Jojakim verbrandt Jeremia's boekrol.''' In het vijfde jaar van zijn regering worden aan Jojakim de profetieën van Jeremia voorgelezen, die deze door Baruch heeft doen optekenen. Na ze aangehoord te hebben versnijdt de koning de rol met eigen hand en werpt de stukken in het haardvuur van zijn winterhuis, waarin hij is gezeten (Jer. 36 : 22—24). Om de wraak van deze koning te ontkomen, moeten Jeremia en Baruch zich, op raad van de vorsten, verbergen.
 
'''Uria gedood.''' Een andere profeet, [[Uria]], die evenals Jeremia de dreiging van Jahweh heeft verkon­digd, indien Jojakim zich niet bekeerde, moet naar Egypte vluchten, doch hij wordt achterhaald en gedood (Jer. 26 : 20—23).
 
'''Eerste wegvoering.''' Jojakim, na 3 jaar Babel te hebben gediend, komt in opstand tegen Nebukadnezar, wordt gevangen, maar onder belofte van onderwerping weer vrijgelaten. De eerste wegvoering vind plaats, waarbij ook Daniël en de drie jongelingen zijn. Daarna regeert Jojakim nog een jaar of zeven en sterft.