De Engel van Jahweh: verschil tussen versies

12 bytes toegevoegd ,  6 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 17:
De Engel is de HEERE, die bij Zichzelf zweert.
 
'''Jakob.''' De Engel van God sprak tot [[Jakob]].<blockquote>''Ge 31:11 De Engel van God zei tegen mij in die droom: Jakob! Ik zei: Zie, [hier] ben ik! Ge 31:12 Hij zei: Sla toch uw ogen op en zie: al de bokken die het kleinvee bespringen, zijn gestreept, gespikkeld en gevlekt. Voorzeker, Ik heb alles gezien wat Laban u aandoet! Ge 31:13 Ik ben de God van Bethel, waar u een gedenkteken gezalfd hebt, waar u Mij een gelofte gedaan hebt. Welnu, sta op, vertrek uit dit land en keer terug naar het land van uw familiekring.'' (HSV)</blockquote>De Engel van God kan zeggen: "Ik ben de God van Bethel."
 
De Engel van God kan zeggen: "Ik ben de God van Bethel."
 
Toen Jakob de zonen van Jozef zegende, zei hij:<blockquote>''Ge 48:16 de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in het midden van het land in menigte zullen toenemen.'' (HSV)</blockquote>
 
'''Mozes.''' Aan Mozes verscheen een engel, van "een stem van de Heer", d.i. van God kwam. <blockquote>''Hnd 7:30  En toen veertig jaren waren vervuld, verscheen hem in de woestijn van de berg Sinai <u>een engel</u> in een vlam van een braamstruik. Hnd 7:31  Toen Mozes nu dit zag, verwonderde hij zich over het gezicht; en toen hij erheen ging om het te onderzoeken, kwam er een stem van <u>de Heer</u>: Hnd 7:32  ‘<u>Ik ben de God</u> van uw vaderen, de God van Abraham, Izaak en Jakob’. Mozes nu begon zeer te beven en durfde het niet te onderzoeken. Hnd 7:33  <u>De Heer</u> echter zei tot hem: ‘Maak de sandalen van uw voeten los, want de plaats waarop u staat, is heilige grond. Hnd 7:34  Ik heb de mishandeling van mijn volk dat in Egypte is, heel goed gezien en hun zuchten gehoord, en Ik ben neergedaald om hen daaruit te verlossen; en nu, kom hier, Ik zal u naar Egypte zenden’. Hnd 7:35  Deze Mozes, die zij hadden verloochend door te zeggen: Wie heeft u tot overste en rechter aangesteld? -deze heeft God en als overste en als verlosser gezonden door de hand van <u>de engel</u> die hem was verschenen in de braamstruik.'' (Telos)</blockquote>Deze Engel van Jahweh, die Mozes zond naar Egypte, is de Heer Jahweh zelf.
 
Deze Engel van Jahweh, die Mozes zond naar Egypte, is de Heer Jahweh zelf.
 
'''Uittocht uit Egypte.''' Jahweh leidde zijn volk Israël in een wolkkolom en een vuurkolom.<blockquote>''Ex 13:20  Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. Ex 13:21  En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht. Ex 13:22  Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks. (SV)''</blockquote>
Regel 31 ⟶ 35:
God was ''in'' de wolk, de wolk ging ''met'' de Engel van Jahweh.
 
'''Gideon.''' [[Gideon]] werd door de Engel van Jahweh geroepen om Israël te bevrijden.
'''Gideon.''' [[Gideon]] werd door de Engel van Jahweh geroepen om Israël te bevrijden. <blockquote>''Ri 6:11  Toen kwam een <u>Engel des HEEREN</u>, en zette Zich onder den eik, die te Ofra is, welke aan Joas, den Abi-ezriet, toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om [die] te vluchten voor het aangezicht der Midianieten.  Ri 6:12  Toen verscheen hem <u>de Engel des HEEREN</u>, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij, strijdbare held!  Ri 6:13  Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.  Ri 6:14  <u>Toen keerde zich de HEERE tot hem</u>, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden? Ri 6:15  En hij zeide tot Hem: Och, mijn Heer! waarmede zal ik Israël verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis. Ri 6:16  En <u>de HEERE zeide tot hem</u>: omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een enigen man.'' (SV) </blockquote>'''Jozua (hogepriester).''' De Engel van Jahweh is Jahweh.<blockquote>''Zac 3:1 Daarna toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht van <u>den Engel des HEEREN</u>; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. Zac 3:2  <u>Doch de HEERE</u> zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt?  Zac 3:4  Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen.'' (SV)</blockquote>'''De Zoon van God.''' Algemeen wordt aangenomen - in het licht van het Nieuwe Testament - dat de Engel (eigenlijk 'boodschapper') van de HEERE de Zoon van God is, die genoemd wordt het Woord van God en die ook het Beeld van God is. Hij is bij God en is God (Joh. 1). Hij is misschien dezelfde die wordt genoemd 'de machtige engel' in Openbaring 10:1-3.
 
'''Gideon.''' [[Gideon]] werd door de Engel van Jahweh geroepen om Israël te bevrijden. <blockquote>''Ri 6:11  Toen kwam een <u>Engel des HEEREN</u>, en zette Zich onder den eik, die te Ofra is, welke aan Joas, den Abi-ezriet, toekwam; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij de pers, om [die] te vluchten voor het aangezicht der Midianieten.  Ri 6:12  Toen verscheen hem <u>de Engel des HEEREN</u>, en zeide tot hem: De HEERE is met u, gij, strijdbare held!  Ri 6:13  Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.  Ri 6:14  <u>Toen keerde zich de HEERE tot hem</u>, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden? Ri 6:15  En hij zeide tot Hem: Och, mijn Heer! waarmede zal ik Israël verlossen? Zie, mijn duizend is het armste in Manasse, en ik ben de kleinste in mijns vaders huis. Ri 6:16  En <u>de HEERE zeide tot hem</u>: omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan, als een enigen man.'' (SV) </blockquote>'''Jozua (hogepriester).''' De Engel van Jahweh is Jahweh.<blockquote>''Zac 3:1 Daarna toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht van <u>den Engel des HEEREN</u>; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. Zac 3:2  <u>Doch de HEERE</u> zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt?  Zac 3:4  Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen.'' (SV)</blockquote>'''De Zoon van God.''' Algemeen wordt aangenomen - in het licht van het Nieuwe Testament - dat de Engel (eigenlijk 'boodschapper') van de HEERE de Zoon van God is, die genoemd wordt het Woord van God en die ook het Beeld van God is. Hij is bij God en is God (Joh. 1). Hij is misschien dezelfde die wordt genoemd 'de machtige engel' in Openbaring 10:1-3.
 
'''Jozua (hogepriester).''' De Engel van Jahweh is Jahweh.
 
<blockquote>''Zac 3:1 Daarna toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht van <u>den Engel des HEEREN</u>; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. Zac 3:2  <u>Doch de HEERE</u> zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt?  Zac 3:4  Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen.'' (SV)</blockquote>
 
'''De Zoon van God.''' Algemeen wordt aangenomen - in het licht van het Nieuwe Testament - dat de Engel (eigenlijk 'boodschapper') van de HEERE de Zoon van God is, die genoemd wordt het Woord van God en die ook het Beeld van God is. Hij is bij God en is God (Joh. 1). Hij is misschien dezelfde die wordt genoemd 'de machtige engel' in Openbaring 10:1-3.