Didachè: verschil tussen versies

122 bytes toegevoegd ,  10 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''Didachè''' (Grieks: Διδαχή, "onderricht", "onderwijzing") is een vroegchristelijk Grieks geschrift, in de eerste helft van de tweede eeuw na Chr.<ref>H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 60, dateert "op het eind der eerste eeuw". </ref> geschreven door een onbekende te Syrië. Het handelt over de weg van het Leven en van de Dood, de doop, het vasten, eredienst, avondmaal, bepaalde gaven en functies in de gemeente, en over de eindtijd.
 
De Didachè wordt gerekend tot de geschriften van de zogenaamde [[apostolische vaders]].
 
== Ontdekking ==
'''Ontdekking.''' De tekst werd ontdekt in 1873 door aartsbisschop Philotheos Bryennios in de bibliotheek van het Oosters-orthodox patriarchaat van Jeruzalem als onderdeel van de zogeheten Codex Hierosolymitanus.
 
== Datering ==
De schrijver wil laten zien hoe de twaalf apostelen de zendingsopdracht van de Heer Jezus, "Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen" (Matt. 28:19), in praktijk brengen. Ook wordt er aandacht aan profetie gegeven. Het geschrift bevat nuttige informatie over het leven in de gemeenschap en is het oudst bewaarde buitenbijbelse document met voorschriften voor de christelijke eredienst en het kerkelijk leven.
De Didaché dagtekent uit de tweede helft van de eerste eeuw, misschien aan het eind daarvan<ref>H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 60, dateert "op het eind der eerste eeuw". </ref>, of anders uit de eerste helft van de tweede eeuw na Chr.
 
== Inhoud ==
De schrijver wil laten zien hoe de twaalf apostelen de zendingsopdracht van de Heer Jezus, "Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen" (Matt. 28:19), in praktijk brengen. Ook wordt er aandacht aan profetie gegeven. Het geschrift bevat nuttige informatie over het leven in de gemeenschap en is het oudst bewaarde buitenbijbelse document met voorschriften voor de christelijke eredienst en het kerkelijk leven.
 
De eerste zes hoofdstukken gaan vooral over de goede en de slechte weg waarop een christen kan wandelen (de 'twee wegen', die van het Leven en die van de Dood). Ze bevatten verschillende verwijzingen naar de Bergrede, Jezus Sirach en het boek [[Spreuken]]. Hoofdstuk 7 en 8 gaan hoofdzakelijk over de praktische aspecten van de doop en hoofdstuk 9 en 10 over de liturgie bij het avondmaal. De laatste hoofdstukken (11-15) gaan ten slotte over het beleid in de gemeenschap en hoofdstuk 16 over de toekomstverwachting van de christenen.