k
→Nieuwe Testament
kGeen bewerkingssamenvatting |
|||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 20:
=== Nieuwe Testament ===
In Mattheüs 11 vers 5 verklaart Jezus dat de belofte uit Jesaja 35 in Hem vervuld is. Dáár staat nadrukkelijk dat dit zal gebeuren wanneer God komt. Jezus is blijkbaar die ‘gekomen God’, naar Wie Johannes de Doper in de gevangenis vraagt. <BR><BR>In Mattheüs 11 vers 25 zegt Jezus dat God heilgeheimen aan mensen openbaart, in vers 27 zegt Hij dat Hij Zelf het doet, ja dat Hij Zelf de Vader aan mensen openbaart, en dat ook nog eens vrijmachtig, zoals Hij wil. Dit is volstrekt onverklaarbaar voor de nederige Jezus (vers 29) tenzij Hij gelijk is aan Zijn Vader. <BR><BR>Mattheüs 12 vers 31-32: als iemand de Heilige Geest lastert wordt het hem niet vergeven, maar de lastering tegen de Vader en de Zoon wel (hoe kan dat, als de Geest slechts een onpersoonlijke kracht van God is, zoals de Jehovah-getuigen beweren?) <BR><BR>Mattheüs 18 vers 20: Christus is in het midden van elke vergadering die in Zijn Naam wordt gehouden (wat niet kan als Hij geen God is, van Wie alleen wordt gezegd, dat Hij hemel en aarde vervult, zie Jeremia 23 vers 23-24). <BR><BR>Mattheüs 28 vers 19: in de ene Naam van (1) de Vader, (2) de Zoon en (3) de Heilige Geest zijn wij gedoopt (waaruit klaar blijkt dat de Zoon en de Heilige Geest één Naam met de Vader hebben). <BR><BR>In Lukas 1 vers 17 zegt Gabriël: Johannes (de Doper) ‘zal voor Hem heengaan’. ‘Hem’ slaat (volgens Johannes 3 vers 28) op Jezus. In Lukas 1 vers 17 slaat ‘Hem’ echter op ‘de Heere, hun God’, van vers 16. Hieruit volgt dat Jezus de Heere, hun God is. <BR><BR>In Johannes 1 vers 1 staat, dat het Woord bij God is (dus onderscheiden van Hem) én dat Hij Zelf God is. <BR><BR>In Johannes 5 vers 19 zegt Jezus dat Hij alles doet wat de Vader doet (“zo wat” is oud-Nederlands voor “al wat” of “wat ook maar”). Dit is duidelijk een gelijkschakeling met de almachtige Schepper. <BR><BR>Johannes 5 vers 23: de Zoon moeten we eren gelijk we de Vader eren (wat godslasterlijk is, als de Zoon niet gelijke eer waardig is met de Vader; en wie anders is gelijke eer waardig met God dan God alleen?) <BR><BR>In Johannes 5 vers 26 zegt Jezus: “Zoals de Vader het leven heeft in Zichzelf” (wat op niets anders kan slaan dan op het Goddelijke Zijn), “zo heeft Hij ook aan de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelf” (wat op hetzelfde wezenlijke Zijn moet slaan, maar blijkbaar niet van een aparte of tweede God, maar één met God). <BR><BR>In Johannes 10 vers 30 zegt Christus: “Ik en de Vader zijn één.” <BR><BR>In Johannes 11 vers 4 wordt de glorie van God en van Zijn Zoon in één adem genoemd – een stille getuige hoe deze Twee Eén zijn: “Jezus zei: deze krankheid is ter heerlijkheid van God; opdat de Zoon van God daardoor verheerlijkt wordt.” <BR><BR>Johannes 14 vers 1 heeft het over én in God geloven én (zo ook) in Christus. <BR><BR>Johannes 14 vers 9-11 zegt dat Christus in de Vader is en de Vader in Hem. <BR><BR>In Johannes 14 vers 16 zegt Jezus dat de Vader de Heilige Geest stuurt. In vers 26 zegt Hij, dat de Vader Hem zendt in de Naam van Christus! In 15 vers 26 zegt Hij: “…de Trooster Die Ik u zenden zal van de Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat.” In 15 vers 9 zegt Christus opnieuw dat Hij de Geest zal zenden. Hier worden de dingen erg verward tenzij wij geloven dat Christus één is met de Vader. <BR><BR>Johannes 15 vers 9: de liefde van Christus tot ons is gelijk aan de liefde waarmee de Vader Hem heeft liefgehad (hoe kan Christus’ liefde gelijk zijn aan die van de Vader voor Zijn Zoon, indien Christus niet God is?) <BR><BR>Johannes 20 vers 28: Thomas noemt Jezus “mijn Heere en mijn God” en Jezus wijst het niet af; want Hij is ook werkelijk (zijn) God. <BR><BR>Handelingen 5 vers 3: Ananias heeft gelogen tegen de Heilige Geest dat is volgens vers 4: tegen God. <BR><BR>Handelingen 9 vers 15: de Heere (namelijk Jezus Christus) roept Paulus; volgens Handelingen 13 vers 2: de Heilige Geest heeft hem geroepen. <BR><BR>De oproep van Paulus aan de stokbewaarder (Handelingen 16 vers 31): “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden” zou godslasterlijk zijn geweest als Jezus niet waarachtig God was! <BR><BR>In Romeinen 8 vers 35 schrijft de apostel: “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?” Aan het eind van heel de opsomming schrijft hij: “Want ik ben verzekerd, dat (niets) ons zal kunnen scheiden van de liefde van God.” De liefde van God en van Christus schijnt dezelfde liefde te zijn. <BR><BR>In Romeinen 9 vers 5 staat: “Christus..., Die God is boven allen te prijzen in der eeuwigheid.” <BR><BR>In Romeinen 14 vers 10 gaat het over de rechterstoel van Christus, maar volgens vers 12 moeten allen rekenschap geven aan God. <BR><BR>In
== Het goddelijk 'Ons' ==
Het gebruik door God van 'ons' lijkt op de Drie-eenheid van God te wijzen. <blockquote>''Ge 1:26 En God zeide: Laat <u>Ons</u> mensen maken, naar <u>Ons</u> beeld, naar <u>Onze</u> gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (SV)''</blockquote>▼
▲''Ge 1:26 En God zeide: Laat <u>Ons</u> mensen maken, naar <u>Ons</u> beeld, naar <u>Onze</u> gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (SV)''
Hij maakte de mens, zou men kunnen zeggen om in het meervoud te blijven, 'naar hun beeld'. <blockquote>''Ge 3:22 Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. (SV)''</blockquote><blockquote>''Ge 11:5 Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden. Ge 11:6 En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zou hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken? Ge 11:7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. Ge 11:8 Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. (SV)''</blockquote>Jesaja hoorde God van 'Ons' spreken.<blockquote>''Jes 6:8 Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal Ik zenden, en wie zal voor <u>Ons</u> henengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij henen. (SV)''</blockquote>Vergelijk het 'Wij' en 'Ik ook" van de Heer Jezus: <blockquote>''Joh 14:23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en <u>Wij</u> zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. (Telos)''</blockquote><blockquote>''Joh 5:17 En Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en <u>Ik</u> werk <u>ook</u>. (Telos)''</blockquote>
Regel 71 ⟶ 69:
</poem>
| style="padding: 15px;" |
<Youtube width="
|}
|