k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''Ebed-Melech''' (ook
'''Naam.''' Zijn naam betekent “knecht van de koning”. Hij was een eunuch, dat is een met het oog op de harem van de koning gecastreerde (gesnedene, ontmande). De [[Statenvertaling]] vertaalt het Hebreeuwse woord voor Koesjiet (Cusjiet) als “Moorman”, de [[Herziene Statenvertaling]] heeft “Cusjiet”.
Hij trok zich het lot van Jeremia aan en pleitte voor hem bij de koning Zedekia, die de staatsgevaarlijke geachte profeet op advies van anderen in een put had gedaan. Jeremia zou volgens Ebed-Melech verhongeren. De hoveling verkreeg toestemming om Jeremia uit de put te halen. Zie daar een ‘barmhartige Samaritaan’ in het [[Oude Testament]]!▼
▲'''Barmhartig.''' Hij trok zich het lot van Jeremia aan en pleitte voor hem bij de koning Zedekia, die de
God liet Ebed-Melech daarna door de mond van Jeremia weten dat hij in het leven behouden zou worden bij de verovering van Jeruzalem door de Chaldeeën (Jer. 38: 7-13; Jer. 39: 16-18).<blockquote>''Jer 39:16 Ga tegen Ebed-Melech, de Cusjiet, zeggen: Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga Mijn woorden over deze stad brengen, ten kwade en niet ten goede; op die dag zullen ze voor uw ogen geschieden. Jer 39:17 Op die dag zal Ik u echter redden, spreekt de HEERE, en u zult niet in de hand van de mannen gegeven worden voor wie u met schrik bevangen bent. Jer 39:18 Voorzeker, Ik zal u beslist bevrijden. U zult niet vallen door het zwaard en u zult uw leven tot buit hebben, omdat u op Mij hebt vertrouwd, spreekt de HEERE.'' (HSV)</blockquote>De [[Statenvertaling]] vertaalt het Hebreeuwse woord voor Koesjiet (Cusjiet) als “Moorman”, de [[Herziene Statenvertaling]] heeft “Cusjiet”.▼
[[Bestand:Ebed-Melech
▲'''Behoudenis.''' God liet Ebed-Melech daarna door de mond van Jeremia weten dat hij in het leven behouden zou worden bij de verovering van Jeruzalem door de Chaldeeën (Jer. 38: 7-13; Jer. 39: 16-18).<blockquote>''Jer 39:16 Ga tegen Ebed-Melech, de Cusjiet, zeggen: Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga Mijn woorden over deze stad brengen, ten kwade en niet ten goede; op die dag zullen ze voor uw ogen geschieden. Jer 39:17 Op die dag zal Ik u echter redden, spreekt de HEERE, en u zult niet in de hand van de mannen gegeven worden voor wie u met schrik bevangen bent. Jer 39:18 Voorzeker, Ik zal u beslist bevrijden. U zult niet vallen door het zwaard en u zult uw leven tot buit hebben, omdat u op Mij hebt vertrouwd, spreekt de HEERE.'' (HSV)</blockquote>
|