Eerstgeborene: verschil tussen versies

1.353 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Eerstgeborene''' of ''eerstgeboorte'' heet de mens die of het dier dat het eerst uit zijn ouders geboren is. Het '''eerstgeboorterecht''' is het recht of de...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
'''Eerstgeborene''' of ''eerstgeboorte'' heet de mens die of het dier dat het eerst uit zijn ouders geboren is. Het '''eerstgeboorterecht''' is het recht of de voordelen van de eerstgeboren zoon. Het woord 'eerstgeborene' wordt ook in figuurlijke zin gebruikt.
 
De mannelijke eerstgeborene of eerstgeboorte wordt in de oudheid voornamelijk een groot voorrecht genoemd; want in haar woont „de eersteling van mijn kracht", zoals [[Jacob (aartsvader)|Jacob]] zei van zijn eerstgeboren zoon Ruben, Gen. 49: 3 (NBG51).<blockquote>''Ge 49:3 Ruben, mijn eerstgeborene zijt gij, mijn sterkte en de eersteling mijner kracht, de voornaamste in hoogheid, de voornaamste in vermogen. (NBG51)''</blockquote><blockquote>''Ge 49:3 Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte! (SV)''</blockquote>Daarom moesten de eerstgeborenen onder het volk van God, naar een gewoonte, die ouder is dan de wetgeving op Sinai, '''de Heer heilig zijn'''.
Regel 8:
 
Aan de eerstgeboren zoon kwam het eerste '''gezag''' in de familie toe, „mijn kracht, mijn eerste macht" (Gen. 49 : 3). Daarin ligt
 
#1. het dubbele '''erfrecht''' door de wet bepaald (Deut. 21: 15 vv.) met de verplichting om voor de nagelaten weduwen te zorgen. <blockquote>''De 21:17 Maar den eerstgeborene ... zal hij kennen, gevende hem het dubbele deel van alles, wat bij hem zal worden gevonden; want hij is het beginsel zijner kracht, het recht der eerstgeboorte is het zijne. (SV)'' </blockquote>De eerstgeborene verkreeg een dubbel gedeelte van de erfenis; de overige zonen ontvingen slechts gelijke delen;  zo erfde b.v. wanneer er vijf zonen waren, de oudste 2/6 van de gehele vaderlijke nalatenschap, terwijl zijn broeders  ieder slechts 1/6 erfden. De eerstgeborene had echter als hoofd van de familie niet alleen zijn moeder tot haar dood te verzorgen, maar hij moest ook zijn nog ongehuwde zusters tot aan hun huwelijk van voedsel, kleding en al het nodige voorzien. Hierbij werd naderhand (Deut. 21:15-17) bepaald, dat, wanneer de vader twee vrouwen heeft, waarvan hij de ene meer liefde toedraagt dan de andere, hij niet de jongere zoon van de geliefde vrouw boven de oudere zoon van de minder geliefde mag voortrekken; hij moet volstrekt het eerstgeboorterecht met de twee delen van zijn gehele nalatenschap, ongeschonden laten aan de eersteling van zijn kracht. Stierf de eerstgeborene vóór de vader en had hij kinderen, dan ging op deze het erfdeel over en niet op de volgende broer. 
# Het grootste aanzien en het recht van '''opzicht''' over de familie. In de tijd van de koninklijke heerschappij geldt daarom ook de eerstgeboren prins als natuurlijke troonopvolger (2 Kron. 21:3). Door dit ouderdomsrecht dat van de tijden der aartsvaders af onder het volk in Egypte voortduurde, werd de band der families en de voortplanting der overleveringen, de vaderlijke tucht en zeden bevorderd en het volk voor verstrooiing bewaard. De vader mocht, uitgenomen op bijzondere goddelijke aanwijzing (Gen. 49, deling van het eerstgeboorterecht tussen Jozef en Juda, 1 Kron. 6: 1), het eerstgeboorterecht niet op een andere zoon overdragen, op de later geborenen van zijn meer geliefde vrouw. Het tot een spreekwoord geworden verkopen daarvan strekt Esau (Gen. 25:31, vgl. Hebr. 12 : 16) tot groot verwijt.
 
De eerstgeborene had echter als hoofd van de familie niet alleen zijn moeder tot haar dood te verzorgen, maar hij moest ook zijn nog ongehuwde zusters tot aan hun huwelijk van voedsel, kleding en al het nodige voorzien.
 
Hierbij werd naderhand (Deut. 21:15-17) bepaald, dat, wanneer de vader twee vrouwen heeft, waarvan hij de ene meer liefde toedraagt dan de andere, hij niet de jongere zoon van de geliefde vrouw boven de oudere zoon van de minder geliefde mag voortrekken; hij moet volstrekt het eerstgeboorterecht met de twee delen van zijn gehele nalatenschap, ongeschonden laten aan de eersteling van zijn kracht.
 
Stierf de eerstgeborene vóór de vader en had hij kinderen, dan ging op deze het erfdeel over en niet op de volgende broer. 
[[Bestand:Voorstelling van Jezus in de tempel - Providence.jpg|miniatuur|537x537px|Voorstelling van Jezus in de tempel. [[Jozef (pleegvader van Jezus)|Jozef]], [[Maria (moeder van Jezus)|Maria]], [[Simeon]] en [[Anna (profetes)|Anna]].]]
#2. Het grootste aanzien en het recht van '''opzicht''' over de familie. In de tijd van de koninklijke heerschappij geldt daarom ook de eerstgeboren prins als natuurlijke troonopvolger (2 Kron. 21:3). Door dit ouderdomsrecht dat van de tijden der aartsvaders af onder het volk in Egypte voortduurde, werd de band der families en de voortplanting der overleveringen, de vaderlijke tucht en zeden bevorderd en het volk voor verstrooiing bewaard. De vader mocht, uitgenomen op bijzondere goddelijke aanwijzing (Gen. 49, deling van het eerstgeboorterecht tussen Jozef en Juda, 1 Kron. 6: 1), het eerstgeboorterecht niet op een andere zoon overdragen, op de later geborenen van zijn meer geliefde vrouw. Het tot een spreekwoord geworden verkopen daarvan strekt Esau (Gen. 25:31, vgl. Hebr. 12 : 16) tot groot verwijt.
 
Figuurlijk heet '''Israël''' de eerstgeboren zoon van God onder de volkeren, als het uit alle volkeren der oudheid door God verkoren openbaringsvolk (Exod. 4: 22, vgl. Rom. 3: 1 vv., Ef. 2: 12).
 
In Jes. 14:30 wordt geschreven van 'de eerstgeborenen der armen'. <blockquote>''Jes 14:30  En de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen. (SV)''</blockquote>Hier wordt 'eerstgeborene' in de figuurlijke zin van 'voornaamste' of 'meeste' gebezigd: de meest armen, de armsten onder de armen. De profeet wijst hier op de grote tegenstelling, dat Gods volk, zelfs de armsten onder de armen, gerust en veilig zullen neerliggen, terwijl de Filistijnen aan allerlei ellende ten prooi zullen zijn.<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>
 
'''Jezus Christus''' heet, in figuurlijke zin van ‘eerstgeborene’: “de eerstgeborene onder vele broeders” (Rom. 8: 29) en voor alle schepselen (Kol. 1: 15) is Hij “de eerstgeborene uit de doden” (Kol. 1: 18. Openb. 1: 5).
Regel 22 ⟶ 33:
 
Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Deut. 27:11. Hieruit is op 22 sept. 2013 tekst genomen en verwerkt. 
 
== Voetnoot ==