Eljasib: verschil tussen versies

256 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
Regel 18:
Eljasib werkte mee aan de herbouw van Jeruzalems poorten en muren. <blockquote>''Ne 3:1 Toen stonden <u>Eljasib</u>, de hogepriester, en zijn broeders, de priesters, op en herbouwden de Schaapspoort. Zij heiligden die en plaatsten de deuren ervan. Tot aan de Honderdtoren heiligden ze hem, tot aan de Hananeëltoren. (HSV)''</blockquote>
 
Eljasib was niet zeer ijverig waar het de handhaving van de Mozaïsche wet gold; ook was hij niet in staat het volk van de lasten te ontheffen, waardoor het nog gedrukt werd. Bij zijn komst in het land deed Nehemia zijn ijver toenemen, en maakte later ook aan de misbruiken een einde, welke onder deze hogepriester tot stand gekomen, of althans door hem begunstigd waren.<blockquote>''Ne 13:4 Hiervóór had Eljasib, de priester die aangesteld was over de kamers van het huis van onze God, en die verwant was aan Tobia, Ne 13:5 een grote kamer voor hem gemaakt; daar brachten zij vroeger steeds het graanoffer, de wierook, de voorwerpen, de tienden van het graan, van de nieuwe wijn en de olie-overeenkomstig het gebod voor de Levieten, de zangers en de poortwachters-en het hefoffer voor de priesters. (HSV)''</blockquote>Eljasib had als hogepriester het oppertoezicht over de nevengebouwen van de tempel. Hiervóór was hij nabestaande van de Ammoniet [[Tobia]] geworden; hij had zich op de ene of andere wijze door een huwelijk verzwagerd aan de Ammoniet. God had echter verboden <blockquote>''Ne 13:1 ... dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen, (HSV)''</blockquote>Ofschoon Eljasib zich niet had onttrokken aan de werken tot herstelling van de muren (Neh 3.1), was hij wellicht niet ingenomen met de pogingen door Ezra en Nehemia aangewend, tot strenge afscheiding van de Joodse gemeente van de vreemden (Neh. 13.1). Eljasib stond wellicht aan de zijde van de edelen van Juda, die een goede band met Tobia hadden (Neh. 6.17). Hierom vinden wij zijn naam wellicht ook niet onder hen, die op de boet- en bededag (Neh. 9) het verdrag tot vernieuwing van Gods verbond hadden ondertekend (Neh. 9:38-10:1).
 
Eljasib had als hogepriester het oppertoezicht over de nevengebouwen van de tempel. Hiervóór was hij nabestaande van de Ammoniet [[Tobia]] geworden; hij had zich op de ene of andere wijze door een huwelijk verzwagerd aan de Ammoniet. God had echter verboden
 
<blockquote>''Ne 13:1 ... dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen, (HSV)''</blockquote>
 
{| class="wikitable" style="float:left; width: 100px; margin-right: 20px;"
| style="padding: 15px;"|{{Stamboom Tobia}}
|}
 
Ofschoon Eljasib zich niet had onttrokken aan de werken tot herstelling van de muren (Neh 3.1), was hij wellicht niet ingenomen met de pogingen door Ezra en Nehemia aangewend, tot strenge afscheiding van de Joodse gemeente van de vreemden (Neh. 13.1). Eljasib stond wellicht aan de zijde van de edelen van Juda, die een goede band met Tobia hadden (Neh. 6.17). Hierom vinden wij zijn naam wellicht ook niet onder hen, die op de boet- en bededag (Neh. 9) het verdrag tot vernieuwing van Gods verbond hadden ondertekend (Neh. 9:38-10:1).
 
{| class="wikitable" style="float:left; width: 100px; margin-right: 20px;"
| style="padding: 15px;"|{{Stamboom Sanballat}}
|}
 
Op welke wijze hij zich met Tobia had verzwagerd, kan men niet nauwkeurig bepalen. Tobia was getrouwd met een dochter van de jood Sechanja. Zij kregen een zoon genaamd Johanan (= 'Jahweh begenadigt'). Deze zoon van Tobia trouwde met een dochter van de priester of Leviet [[Mesullam]]. Wellicht was Eljasib verwant met Mesullam<ref>Een gedachte van Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting)'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Neh. 13:5</ref>.