Erfenis: verschil tussen versies

1.325 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 44:
 
== Levieten ==
Aan de Levieten werd geen erfdeel gegeven in hetmiddenhet midden van hun broeders, want de Heer sprak tot Aäron: Ik ben uw deel en uw erfgoed onder de kinderen Israëls (Num. 18 : 20. Deut. 10 : 9. Ezech. 44: 28 enz.), waarmee aan de priesters tegelijk door God geschonken wordt, wat Hem behoorde, de offergaven en de tienden, en waarmee in hogere zin voor de geestelijke priesters van het Nieuwe Testament afgebeeld wordt, dat God in Christus hun hoogste goed, hun schat en hun erfdeel zijn zal.<blockquote>''Nu 18:20  Ook zeide de HEERE tot Aäron: Gij zult in hun land niet erven, en gij zult geen deel in het midden van henlieden hebben; <u>Ik ben uw deel en uw erfenis</u>, in het midden van de kinderen Israëls. Nu 18:21  En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik <u>alle tienden in Israël ter erfenis</u> gegeven, voor hun dienst, dien zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst.'' (SV)</blockquote><blockquote>''De 10:8  Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. De 10:9  Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; <u>de HEERE is zijn Erfdeel</u>, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft. (SV)''</blockquote><blockquote>''Eze 44:28  Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: <u>Ik ben hun Erfenis</u>; daarom zult gij hunlieden geen bezitting geven in Israël; Ik ben hun Bezitting. (SV)''</blockquote>
 
== Erfdeel van David ==
Opmerkelijk is dat David, die geen Leviet was, zijn God als erfdeel beschouwt: <blockquote>''Ps 16:5  De HEERE is het deel mijner erve, en mijns bekers; Gij onderhoudt mijn lot. Ps 16:6  De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden. (SV)''</blockquote>In de NBG51-vertaling: <blockquote>''Ps 16:5  O HERE, mijn erfdeel en mijn beker, Gij zelf bestendigt wat het lot mij toewees. Ps 16:6  De meetsnoeren vielen mij in liefelijke dreven, ja, mijn erfdeel bekoort mij.'' (NBG51)</blockquote>Johannes Calvijn schreef als commentaar: "Met een rustig en stil gemoed rust hij in de eeuwige God, ja, zo hoog is zijn roem, dat hij ten zeerste veracht, wat de wereld buiten Hem aan hem als werkelijk aanbiedt. Want in een heerlijke lofzang zijn God verheffend, zegt hij, dat hij niets meer verlangt."<ref>Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ps. 16:6. </ref>
 
== Erfgenaamschap en erfenis van de Heer Jezus ==
Regel 54:
== Erfdeel van de gelovigen in Christus ==
God schenkt de gelovigen, hen die uit genade gerechtvaardigd en geheiligd zijn, een erfenis. <blockquote>''Col 1:12  terwijl u de Vader dankt, die u bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht; Col 1:13  die ons gered heeft uit de macht van de duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde,'' (Telos)</blockquote>
'Het erfdeel van heiligen in het licht' (Col. 1:12) is het eeuwige hemels goed en zaligheid. Hiervan moest het land van de aardse rust, het beloofde land Kanaän, het voorbeeld zijn.
 
Het erfdeel is in het koninkrijk van Christus en van God (vgl. Col. 1:12-13). <blockquote>''Efe 5:5  Want dit weet en erkent u, dat geen hoereerder, onreine of hebzuchtige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het koninkrijk van Christus en van God.'' (Telos)</blockquote>"God is mijn goud; Hij woont in mij en ik smaak zijn eeuwige goedheid. (...) Met God verkrijgt u zulke goederen en schatten, die alle menselijk denken verre overtreffen," aldus Friedrich Christoph Oetinger (1702-1782)<ref name=":0">Aangehaald in H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Erfenis, Erfgoed, Erven. Het citaat is op Christipedia.nl gemoderniseerd qua spelling.</ref>.
 
Tot die geluksstaat zijn ook niet-Joden uit genade verkozen en zo zelfs het erfdeel of erfvolk van God geworden. Beide joodse en heidense gelovigen zijn erfgenamen. Ten opzichte van de gelovigen uit Israël worden de gelovigen uit de volken (heidenen) 'mede-erfgenamen' genoemd. <blockquote>''Efe 3:6  dat zij uit de volken medeërfgenamen zijn en medeïngelijfden en mededeelgenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie, (Telos)''