Etham
Etham (ook gespeld Etam) was de tweede rustplaats van de Israëlieten tijdens of na hun vertrek uit Egypte. Het lag ‘aan de rand van de woestijn’ (Ex. 13:20; Num. 33:6-8). Na Etham keerden zij terug naar Pi-Hachiroth (Ex. 14:2; Num. 33:7). Na de doortocht door de Schelfzee ging het volk ‘drie dagreizen de woestijn Etham in’. De locatie van Etham is onbekend.
Ex 13:20 Zo braken zij op uit Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, aan de rand van de woestijn. (HSV)
Nu 33:6 Zij braken op van Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, dat aan de rand van de woestijn ligt. Nu 33:7 Zij braken op van Etham en keerden terug naar Pi-Hachiroth, dat tegenover Baäl-Sefon ligt, en sloegen hun kamp op voor Migdol. Nu 33:8 Zij braken op van Pi-Hachiroth en staken over, midden door de zee, naar de woestijn; zij gingen drie dagreizen de woestijn Etham in, en sloegen hun kamp op in Mara. (HSV)
De woestijn van Etham is vermoedelijk een deel van de woestijn Sur:
Ex 15:22 Hierna deed Mozes de Israëlieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water. (HSV)