Evangelie naar Lukas/Hoofdstuk 12: verschil tussen versies

k
Regel 50:
Lu 12:39  Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief kwam, hij <zou hebben gewaakt> en niet zou hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. (Telos)
In de verzen 36-38 gaat het om slaven die op hun heer wachten. In vers 39 gaat het om een heer die thuis is. Wat voor heer is dit? Misschien om een rentmeester die over de bedienden (vers 42) en bezittingen (vers 44) van zijn heer is gesteld. Deze secundaire 'heer des huizes' is eveneens een slaaf, die een heer heeft (vers 43, 45). Een moeilijkheid van deze duiding van 'de heer des huizes' is dat er sprake is van 'zijn huis', alsof het zijn ''bezit'' is. Deze moeilijkheid kan men opheffen door aan te nemen dat 'zijn huis' betekent: het huis dat hij beheert en bestuurt.
 
Wat stelt de inbraak voor? Misschien wil deze gelijkenis zeggen: ook een leerling die een bestuurlijke rol in de gemeente heeft, moet waken en gereed zijn voor de komst van de Heer, anders komt de Heer als een onwelkome gast, als een dief, die de goederen (lees: de zijnen) weggrist (plotselinge [[Opname van de gemeente|opname]] van gemeenteleden). Vgl. 45v.
 
'''Als de heer des huizes had geweten.''' Deze woorden benadrukken het feit dat hij het niet weet en niet kan weten. Daarom moet hij waken (37) en gereed zijn (40).
 
'''De dief kwam.''' Om te stelen.
 
''1Th 5:2  Want u weet zelf nauwkeurig dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. 1Th 5:3  Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen.  1Th 5:4  Maar u, broeders, bent niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen;'' (Telos)
 
'''Ingebroken.''' Wat stelt de inbraak voor? Misschien wil deze gelijkenis zeggen: ook een leerling die een bestuurlijke rol in de gemeente heeft, moet waken en gereed zijn voor de komst van de Heer, anders komt de Heer als een onwelkome gast, als een dief, die de goederen (lees: de zijnen) weggrist (plotselinge [[Opname van de gemeente|opname]] van gemeenteleden). Vgl. 45v.
 
== Luk. 12:41 Vraag van Petrus ==