Genesis/Hoofdstuk 2: verschil tussen versies

253 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 46:
Ge 2:8  Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had. (SV)
'''Ook had de HEERE God een hof geplant.''' Dat moet een bijzondere plaats zijn geweest, die God liefelijk en mooi tooide, een lusthof die ook 'Paradijs' zou worden genoemd. Er is thans (en misschien ook reeds toentertijd) een hemelse paradijs van God, zie [[Paradijs]].
 
Ook in de toekomst zal God bomen planten:
 
''Jes 41:19  Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den denneboom, den beuk, en den busboom te gelijk; (SV)''
 
'''In Eden.''' Waarschijnlijk in het Armeense hoogland, zie [[Eden (landstreek)]]