Genesis/Hoofdstuk 41: verschil tussen versies

2.065 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 8:
'''Ten einde van twee volle jaren.''' Na de gebeurtenissen met de schenker en de bakker. In het oorspronkelijke is geen hoofdstukindeling.
 
De gevangenis was een 'kuil' (40:15; 41:14), een ondergrondse kerker. Zijn tijd in de put, in de karavaanstoet, in het huis van Potifar, in de gevangenis was een tijd van "verdrukkingen" (Hand. 7:10)., Maareen altijd dievan tijd"moeite" (41:51). Egypte was, Godzegt ''metJozef hem''later, "het land van mijn verdrukking" (41:52) , of, in de woorden van de NBG51-vertaling, "het land van mijn ellende".
 
Maar al die tijd was God ''met hem''.
 
''Hnd 7:9  En de aartsvaders, jaloers geworden op Jozef, verkochten hem naar Egypte; en God was met hem  Hnd 7:10  en verloste hem uit al zijn verdrukkingen en gaf hem gunst en wijsheid tegenover Farao, de koning van Egypte, en hij stelde hem aan tot leidsman over Egypte en over zijn hele huis.'' (Telos)
Regel 31 ⟶ 33:
Ge 41:5  Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren rezen op, in een halm, vet en goed. (SV)
'''Zeven aren ... in een halm.''' De halm is de stengel van het gewas. De aar is het bovenste deel van de halm in graangewassen. Zeven aren uit een halm is uitzonderlijk, een beeld van buitengewone vruchtbaarheid.
[[Bestand:Zeven aren - John Paul Stanley.jpg|geen|miniatuur|368x368px|Zeven aren. Illustratie door John Paul Stanley.]]
 
== Gen. 41:8 ==
Regel 48 ⟶ 51:
== Gen. 41:9 ==
Ge 41:9  Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden. (SV)
Deze plaats was voor graaf Friedrich Leopold vanzu Stolberg-Stolberg (1750-1819)<ref>Over hem, zie https://de.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Leopold_zu_Stolberg-Stolberg</ref> een middel tot zijn bekering, daar hij op de dag, waarop ook hij schenkeropperschenker werd, bij het opslaan van zijn Bijbel, deze woorden las<ref name=":2" />.
 
== Gen 41:10 ==
Ge 41:10  Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring ten huize van de overste der trawanten, mij en de overste der bakkers. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''De overste der trawanten.''' Genaamd Potifar.
 
== Gen. 41:12 ==
Ge 41:12  En aldaar was bij ons een Hebreeuwse jongeman, een knecht van het hoofd van de lijfwacht; en wij vertelden ze hem, en hij legde ons onze dromen uit; een ieder legde hij ze uit, naar zijn droom. (CP<ref name=":0" />)
'''Jongeman.''' Jozef was toen 28 jaar oud.
 
== Gen. 41:14 ==
Regel 112 ⟶ 119:
== Gen. 41:32 ==
Ge 41:32  En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve te doen. (SV)
'''Ten tweeden maal is herhaald.''' Een tweetal dromen van Jozef hadden de eerste aanleiding van zijn ellende doen komen (Gen. 37:5v); een ander tweetal dromen, die van de oversten van de schenkers en bakkers, waren voor hem de eerste aanleiding tot bevrijding uit de ellende van de gevangenis; en een derde tweetal dromen, die van de koning, baanden hem de weg tot grootheid en aanzien. Ook hier bespeuren wij iets iets van die evenredigheden en aangrijpende samentreffingen van de overeenkomst, die de heilsgeschiedenis boven elke andere als het bijzonder werk van Gods eigen hand kenmerken.
 
'''Omdat de zaak van God vastbesloten is.''' Ook Jozef had, vroeger, twee dromen gedroomd die dezelfde betekenis hadden: de droom van de schoven en die van de hemellichamen (zon, maan en elf sterren)(Gen. 37:5v).
 
Jozef wil de Farao niet zeggen, dat als deze slechts eenmaal de droom had gedroomd, het dan nog twijfelachtig kon zijn, maar dat God Farao twee maal hetzelfde, onder andere beelden, heeft laten dromen, om de dubbeldroom voor Farao zelf tot een zeker teken te doen zijn, dat de zaak gebeuren zou.
Regel 181 ⟶ 188:
''Es 8:2  Vervolgens deed de koning zijn zegelring af, die hij van Haman afgenomen had, en gaf die aan Mordechai. Esther stelde Mordechai aan over het huis van Haman.'' (HSV)
 
'''Liet hem fijne linnen klederen aantrekken.''' Het tweede ereteken. Gelijk de priesters in Egypte droegen. Door deze klederen werd zijn verheffing tot die stand aangewezen<ref name=":2" />.
 
Dit is derde maal dat van Jozef geschreven staat dat hij klederen krijgt: 1. van zijn vader; 2. voor de ontmoeting met Farao; 3. voor zijn ambt als onderkoning. Zijn broers hadden zijn veelkleurige mantel genomen en dat met bloed van een dier besmeurd en aan hun vader getoond. Een zondares, de vrouw van Potifar, had hem bij zijn kleed gegrepen en Jozef had zijn kleed in haar hand gelaten en was naar buiten gevlucht (39:12). Dat kleed werd een oorzaak van schande en vernedering. Nu wordt hij in een voornaam ambt gesteld en met een bijbehorend kleed bekleed.
 
'''Legde hem een gouden keten aan zijn hals.''' Als waarmee mensen van aanzien zich gewoonlijk versierden. Jozefs derde ereteken. In Egypte was deze onderscheiding gewoon, zonder twijfel een teken van koninklijke gunst en tevens van hoge waardigheid. Eerbetoon aan Jozef door het volk wordt in het volgende vers bevolen.
Regel 189 ⟶ 196:
Waar Job na zijn lijden alles dubbel ontving uit de hand van God, daar geschiedt dit in betrekkelijke zin ook met Jozef. God plaatst hem zo hoog mogelijk. Jozef, die door zijn broeders werd gehaat, is de gunsteling van de koning geworden; die als "meesterdromer" bespot was, is door dromen de hooggeëerde geworden. De gevangene is verhoogd tot de troon; de slaaf draagt de zegelring; die van de veelkleurige rok werd beroofd, is gehuld in een wit kleed; ijzeren boeien (Ps. 105:18) hebben plaatsgemaakt voor een gouden ketting enzovoorts. Zo vergoedt de Heere zijn gunsteling vroeger ongeluk!
 
Deze verheerlijking had Jozef in de kerker niet begeerd, slechts dat hij mocht bevrijd worden (Gen. 40:14v. God heeft hem veel meer gegeven; Jozef ontving, zegt de kerkhervormer Maarten Luther, "wat hij tevoren niet had kunnen verstaan, noch hopen of bidden"<ref>Aangehaald in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 41:43. </ref>.
 
<u>Jezus</u>, van wie Jozef een vóórbeeld is, is na zijn lijden in de hemel "met heerlijkheid en eer gekroond".
Regel 202 ⟶ 209:
Ge 41:43 En hij deed hem rijden op de tweede wagen, die hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Zo stelde hij hem over geheel Egypteland. (CP<ref name=":0" />)
'''Hij deed hem rijden op de tweede wagen.''' De tweede wagen is statiewagen, die onmiddellijk op de koninklijke volgde. In de hem verleende waardigheid moet Jozef nu ook aan het volk voorgesteld worden; daarom laat de koning hem op zijn tweede wagen door de stad, de hoofdstad [[Nof]] (Memphis), trekken.
[[Bestand:Jozef in de tweede wagen van farao.jpg|miniatuur|426x426px|Jozef in de tweede wagen van Farao]]
 
'''Knielt!''' Hebr. אברך, ''abrek.'' Het woord komt in de Bijbel alleen hier voor. De betekenis is onzeker. De uitroep is waarschijnlijk een Egyptisch woord in de betekenis van "Knielt!" of "Eerbied!". De laatste betekenis wordt genomen door de NBG51-vertaling. [[Otto von Gerlach|Otto van Gerlach]] (19e eeuw) verstaat door "buigt het hoofd", waarvan volgens het Hebreeuwse woord is gevormd, dat "buigt de knie," "knielt" of "zegent" betekent<ref name=":2" />. Volgens van [[Hendrik van Griethuysen Antz.|Hendrik van Griethuysen]] betekent het Koptische (Egyptische) equivalent "abork": "werpt u neer!"<ref name=":2" />
 
Regel 219 ⟶ 226:
== Gen. 41:45 ==
Ge 41:45  En Farao noemde Jozefs naam [[Zafnath Paänéah]], en gaf hem [[Asnath]], de dochter van [[Potifera]], overste van [[On (stad)|On]], tot een vrouw; en Jozef toog uit door het land van Egypte. (SV)
[[Bestand:Joseph and Asenath.JPG|koppeling=https://www.christipedia.nl/wiki/Bestand:Joseph%20and%20Asenath.JPG|miniatuur|500x500px422x422px|Farao (midden) schenkt Asnath (rechts van hem) aan Jozef (links van hem).]]'''Zafnath Paänéah.''' D.i. waarschijnlijk "Levensbehouder", zie [[Safenat-Paneach]].
 
'''Asnath.''' In zijn verhoogde staat krijgt Jozef een vrouw uit de heidenen. Deze heidin is een type van de gemeente van Christus, die zijn vrouw is, voornamelijk geworven uit de heidenvolken.
 
'''On.''' Een stad ten noorden van [[Nof]], waar Farao en Jozef resideerden; zie [[On (stad)|On]].
 
== Gen. 41:46 ==
Regel 230 ⟶ 239:
 
''2Co 2:14  En God zij dank, die ons altijd in triomf omvoert in Christus en de reuk van zijn kennis door ons openbaar maakt op elke plaats.'' (Telos)
 
In de toekomst zullen 144.000 Joodse evangelisten, "die het Lam volgen waar het ook heengaat", rondtrekken op aarde.
 
''Opb 14:4  Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam.'' (Telos)
 
Zij volgen het Lam waar het ook heengaat, alsof de Heer Jezus zelf op aarde rondtrekt, gelijk Jozef door geheel Egypteland trok.
 
== Gen. 41:47 ==
Regel 264 ⟶ 279:
 
''Jes 55:1  O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, <u>die geen geld hebt</u>, komt, koopt en eet, ja komt, koopt <u>zonder geld</u>, en <u>zonder prijs</u>, wijn en melk!'' (SV)
 
''Opb 21:6 En Hij zei tot mij: Zij zijn gebeurd! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal hem die dorst heeft, geven uit de bron van het water van het leven om niet.'' (Telos)
 
''Opb 22:17  En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, het levenswater nemen <u>om niet</u>.'' (Telos)
Regel 276 ⟶ 293:
Ger de Koning, [https://www.kingcomments.com/nl/bijbelstudies/Gn/41 Commentaar op Joz. 41], KingComments.nl.
 
== VoetnootVoetnoten ==