Genesis/Hoofdstuk 41: verschil tussen versies

2.751 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 26:
== Gen. 41:5 ==
Ge 41:5  Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren rezen op, in een halm, vet en goed. (SV)
'''Zeven aren ... in een halm.''' EenDe bewijshalm is de stengel van het gewas. De aar is het bovenste deel van de halm in graangewassen. Zeven aren uit een halm is uitzonderlijk, een beeld van buitengewone vruchtbaarheid.
 
== Gen. 41:8 ==
Ge 41:8  En het geschiedde in den morgenstond, dat zijn geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn droom; maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde. (SV)
'''Zijn geest verslagen was.''' Daar hij tweemaal op zo merkwaardig overeenkomende wijze gedroomd had, dat hij hier een boodschap moest vermoeden.
'''Er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.''' Zie vers 15.
 
'''Al de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren.''' Hier zijn bedoeld de met de priesters tot één kaste behorende heilige schrijvers of schriftgeleerden, die zich met sterrenkunde en andere wetenschappen, en ook met waarzeggerij, droomuitlegging en tovenarij bezighielden en voor bezitters van buitengewone wijsheid aangezien werden<ref name=":2">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>.
 
Vergelijk:
 
''Da 2:2  Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars, en de sterrekijkers, en de guichelaars, en de Chaldeën, om den koning zijn dromen te kennen te geven; zij nu kwamen, en stonden voor het aangezicht des konings.'' (SV)
 
'''Er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.''' Zie vers 15. De betekenis "overvloed, gevolgd door hongersnood" lag voor de hand. Maar het is toch het lot van de wijsheid van deze wereld, dat zij verstommen moet, juist daar, waar de grootste behoefte is aan raad, en het behoort tot de wereldregering van God, de welsprekenden de lippen te sluiten en de ouden het verstand te ontnemen (Job.12:20).
 
''Job 12:20  Hij snoert betrouwbare [mensen] de mond, en het inzicht van oude mensen neemt Hij weg. (HSV)''
 
== Gen. 41:9 ==
Ge 41:9  Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden. (SV)
Deze plaats was voor graaf Leopold van Stolberg (1750-1819) een middel tot zijn bekering, daar hij op de dag, waarop ook hij schenker werd, bij het opslaan van zijn Bijbel, deze woorden las<ref name=":2" />.
 
== Gen 41:10 ==
Regel 38 ⟶ 52:
== Gen. 41:14 ==
Ge 41:14  Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastig uit de kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen; en hij kwam tot Farao. (SV)
Psalm 105 herinnert aan de loslating van Jozef:
 
''Ps 105:20  De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. (SV)''
 
Op bijzonder wijze verwekt God een verlosser voor Jozef.
 
'''Kuil.''' Hebr. בור, ''bowr.'' Het woord betekent 'put, bron, regenput'<ref name=":1">''Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen.'' Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige ''Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon'' van Larry Pierce. </ref>. Het woord komt 69x voor in het Oude Testament. De Statenvertaling zet 37x over door 'kuil', de NBG51-vertaling 36x door 'put'.
 
'''Men schoor hem, en men veranderde zijn klederen.''' Wie ongeschoren was of in een slordig, vuil kleed zich vertoonde, was onrein. En geen onreine mocht voor de koning verschijnen of in zijn huis komen. Daarom gebeurde dit met Jozef. Ontdekkingen in Egypte hebben dit volkomen bevestigd<ref name=":2" />.
 
'''Hij kwam tot Farao.''' Die waarschijnlijk te Nof woonde, waar ook zeker Potifar woonachtig was, in wiens huis zich de gevangenis bevond waaruit Jozef werd opgehaald.
 
== Gen. 41:15 ==
Regel 146 ⟶ 170:
''Leidsche Vertaling (1914)''. Tekst van de samenvatting van Gen. 41 is onder wijziging verwerkt op 30 dec. 2020.
 
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 41. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 7in jan. 2021.
 
Ger de Koning, [https://www.kingcomments.com/nl/bijbelstudies/Gn/41 Commentaar op Joz. 41], KingComments.nl.