Geschiedenis van Israël: verschil tussen versies

24.025 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 41:
''Ne 9:38 En in dit alles maken wij een vast [verbond] en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten [en] onze priesteren zullen het verzegelen.''<br>
''(SV)''
 
== 6e eeuw v. C. ==
586 v. Chr.: Verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de legers van Babel. Einde van de 11-jarige regering van Zedekia, de laatste regerende koning uit het koningshuis van Juda. De profeet Jeremia wordt bevrijd uit het kamp bij Rama.
[[Bestand:Juda tijdens de wegvoering-Access Foundation.jpg|gecentreerd|miniatuur|1024x1024px|''Juda tijdens de wegvoering naar Babel'']]
De meeste inwoners van [[Jeruzalem]] worden weggevoerd. De profeet Jeremia vertolkt de klacht van Israël over de boosheid van Babel aan de stad Jeruzalem en het volk van Israel gedaan:<blockquote>''Jeremia 51:34 Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij gesteld [als] een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak, hij heeft zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven.'' (SV)</blockquote>Na de ondergang van het koninkrijk van Juda breken de 'tijden der heidenen" aan. Ze duren voort tot de verschijning van Jezus Christus, de Koning der koningen, in heerlijkheid.
[[Bestand:Wegvoering naar Babel-Access Foundation.jpg|gecentreerd|miniatuur|800x800px|''Wegvoering van de Joden naar Babylonië'']]
 
== 5e eeuw v.C. ==
Herstel onder Nehemia.
[[Bestand:Juda ten tijde van Nehemia.jpg|gecentreerd|miniatuur|1024x1024px|''Juda en zijn vijandige naburen ten tijde van Nehemia'']]
De joden in hun vaderland teruggekeerd, en na alles, wat tot hun stad betrekking had, geregeld te hebben, hadden geen koningen meer, maar het bewind was in de handen van der priesters: zij betaalden echter schatting, eerst aan de Perzen, vervolgens aan de Grieken, nadat de Perzische koning Darius door de Macedonische veroveraar Alexander overwonnen was.
 
In het vervolg zijn zij nooit van de voorvaderlijke godsdient afgeweken, hoewel zij hierom door verscheidene koningen mishandeld werden , voornamelijk door Antiochus IV Epifanes in de 2e eeuw v.C.
 
== 2e eeuw v.C. ==
Antiochus, koning van Syrie, ondernam om de heilige wet van de joden omver te werpen. Hij gaf een gebod, dat allen, met verlating van de instelling van hun voorouders,naar de wijze van de heidenen (Grieken) moesten leven. Hij liet daarom in heel Judea altaren voor valse goden oprichten, roofde al de versierselen van de Jeruzalemse tempel en beval de heilige boeken te verbranden. Hun die weerstand boden deed hij nooit gehoorde folteringen aan. Hij verwoeste de stad onder het ombrengen van een ontelbare menigte der inwoners. Opdat de door zo vele rampen verdrukte joden geen oproer zouden maken, legde hij een bezetting in de burg.
 
Veel joden verlieten hun vaderland om het gevaar te ontwijken: velen onderging liever een gewelddadige dood, dan dat zij van de goddelijke wet zouden afwijken.
 
'''Marteldood van Eleazar'''
 
Uitstekend was de standvastigheid van de oude Eleazar. Men dwong hem, onder het openmaken van zijn mond, varkensvlees te eten, dat volgens de Wet verboden was. Meer de zeer dappere man verwierp met verontwaardiging de verboden spijs. Toen hij naar de strafplaats gebracht werd, raadden zijn vrienden hem aan, dat hij, met ander vlees, dat zij meegebracht hadden, te eten, voorgeven zou de koning te gehoorzamen en zodoende de dood te ontwijken.
 
Eleazar wilde hen, die hem deze slechte daad aanraadden, niet inwilligen. Deze geveinsdheid, zei hij, betaamt mijn ouderdom niet; ik zal dit niet begaan, opdat ik de jongeren van jaren geen gevaarlijk voorbeeld nalaat; het is oneindig beter te sterven, dan voor een ogenblik levensgenot mijn naam een schandelijke vlek aan te wrijven. Indien ik uw raad volg, zal ik wel verlost worden van de folteringen der menschen, maar ik zal de goddelijke toom niet ontkomen. Nadat hij dit gezegd had, onderging hij moedig de dood, en verwierf zich een onsterfelijke roem.
 
'''Marteldood van een moeder en haar zeven kinderen'''
 
Een zekere vrouw volgde met haar zeven kinderen Eleazars voortreffelijk voorbeeld. Zij werden tegelijkertijd gegrepen en met gesels geslagen, om hen tot zondigen te dwingen; maar geen geweld kon hen van de goddelijke wet afbrengen. De oudste van hen verklaarde, dat hij en zijn broers bereid waren eerder te sterven, dan enig wanbedrijf te begaan.
 
De koning, vergramd geworden, beval, dat men metalen potten zou heet maken; dat men daarna hem, die gesproken had, de tong zou afsnijden, het vel van het hoofd trekken, de uitersten van zijn handen en voeten afhouwen, en dat men het geknotte líchaam in de pot zou braden. Zijn overige broers waren met zijn moeder bij dit treurig toneel tegenwoordig, en vermaanden onderling elkaar de dood moedig te ondergaan.
 
Toen werd de tweede gegrepen, en nadat het vel van het hoofd met het haar hem afgetrokken was, werd hem gevraagd, of hij het hem aangeboden vlees wilde eten. Hij zei dat hij dit niet zou doen. Daarop werd hij, nadat hem de leden waren afgesneden, in de gloeiende pot geworpen. Toen hij de laatste adem uitblies, wendde hij zich tot de koning: u, zei hij, ontneemt ons wel dit leven, maar God, voor wiens wet wij ons leven ten beste geven, zal het ons, als wij het verloren hebben, wedergeven.
 
Na deze zoon werd ook de derde desgelíjks gemarteld. En toen men zijn tong eiste om af te snijden, stak hij die uit, en zijn handen uitstrekkend zei hij: deze leden, die ik van God verkregen heb, veracht ik om de wil van God, omdat ik hoop ze van Hem te zullen terug krijgen. De koning en de overigen, die er bij stonden, bewonderden de moed van deze jongeman, die de allerbitterste smart voor niets achtte.
 
Toen deze overleden was, werd ook de vierde zoon onder dezelfde folteringen om het leven gebracht. Als hij de dood reeds nabij was, zei hij; het is ons wenselijk aan de dood overgegeven te worden, want de onsterfelijkheid zal de dood, die wij voor de goddelijke wet ondergaan, volgen.
 
Terwijl de vijfde door de beulen gefolterterd werd, sprak hij aldus: u misbruikt, o koning, uw macht: u meent zeker, dat wij van God geheel verlaten, en van al zijn hulp ontbloot zijn, en daarom verdrukt u ons onder ontelbare folteringen, maar weldra zult u zelf de kracht van de goddelijke macht ondervinden.
 
Met gelijke standvastigheid stond de zesde zoon de gesels en folteringen door; en toen hij onder deze mishandeling al bijna bezweken was, sprak hij de koning aldus aan: dwaal niet, en roem niet op onze ongelukken: wij lijden deze dingen om onze zonden, maar weldra zullen wij met God weer verzoend zijn, doch u zult de zwaarste straffen lijden voor uw trotsheid en wreedheid.
 
Er was van de zeven broers slechts nog één over en wel de jongste. Antiochus nodigde hem uit, van de wet afstand te doen, terwijl hij hem verzekerde, dat hij rijk en gelukkig zou zijn; maar de jongeman werd noch door zijn bedreigingen noch door zijn beloften bewogen. Antiochus vermaande daarom de moeder, dat zij haar zoon zou raden, zijn bevelen te volbrengen. Doch zij, de wrede tiran bespottend, sprak haar zoon aldus aan: Ontferm je, mijn zoon, ontferm je over je moeder, die jou in haar schoot gedragen, die jou met haar melk gevoed heeft, verbaster niet van de deugd van uw broers, vrees God alleen, zie Hem aan, van Wie je je beloning zult ontvangen.
 
De jongeman, door deze woorden gesterkt, riep uit: ik gehoorzaam niet de koning maar de Wet. En na zich tot de koning gewend te hebben, zei hij: u, booswicht, zult geenszins aan de toorn van de almachtige God ontkomen: er zal een tijd komen waarin u, door hem geslagen en door de smart vermurwd, belijden zult een mens te zijn. Als ons volk tegen God niet gezondigd had, waren wij nooit tot deze ellenden vervallen, maar God zal weldra, door het bloed van mij en van mijn broers bevredigd, met ons volk verzoend worden, en zal ons, nadat wij de dood geduldig ondergaan hebben, het eeuwige leven schenken. De koning, die het zeer kwalijk opnam dat hij zo bespot was, oefende zijn woede tegen deze jongeman nog wreder uit, dan hij jegens diens broers gedaan had, en liet hem op een buitengewoon verschrikkelijke wijze ombrengen.
 
Tenslotte voegde hij nog bij de moord van de zeven zonen, die van de moeder. Deze zo geheel uitstekende, en een eeuwige gedachtenis waardige vrouw, onderging zelf, nadat zij haar lijdende zonen èn door haar tegenwoordigheid èn door haar woorden bijgestaan en hen, die met standvastigheid stierven, aanschouwd had, - onderging zij zelf een wrede dood en mengde haar bloed met dat van haar zonen.
 
== 1e eeuw v.C. ==
De  laatste  periode  van  de  geschiedenis der Joden  als  zelfstandig,  aaneengesloten  volk loopt van plusminus 60 v. Chr.—70 n. Chr.
 
Toen Pompejus Judea gemaakt had tot een deel van de Romeinse provincie Syrië, was reeds de smaad voorbereid, die over de Joden komen zou door de regering van het geslacht der Herodessen. Antipater, de vader van Herodes, een Idumeër, had zich reeds in de dagen van Aristobulus II en Hyrcanus II in de zaken der Joden gemengd. Zijn zoon Herodes was de eerste van zijn dynastie, die over de Joden regeerde.
 
Ca. 4 vóór Chr. wordt de beloofde Messias geboren in Bethlehem.
 
4 vóór Chr.: dood van Herodes I de Grote. Na zijn dood begon het verval en de verdeeldheid van zijn rijk snel toe te nemen.
 
== 1e eeuw n.C. ==
In 6 na Chr. was het met zijn betrekkelijke zelfstandigheid gedaan. Judea werd een Romeinse  provincie;  in plaats van de koning en de viervorsten uit het huis van Herodes kwamen de Romeinsche procuratoren of stadhouders, beambten van de Romeinse keizer. Bekend zijn o.a. uit het Nieuwe Testament de stadhouders Pontius Pilatus (26—36 n.C.), Felix (52—53 n.C.) en Festus (60—62 n.C.). Menig procurator had geen inzicht in het karakter en de godsdienst van de Joden, trad met onverstand en geweld tegen hen op.
 
Tengevolge van het wreed en onrechtvaardig optreden van Judea's laatste procurator Gessius Florus (64—66 n.C.), liep de maat over. Het reeds lang onderdrukte en vertrapte volk kwam in opstand.
 
De Joodse oorlog ontbrandde, die een eind zou maken aan het politiek bestaan van het Joodse volk. Het aanvankelijk succes, dat de partij van de opstand te Jeruzalem behaalde, bracht de stem dergenen, die tegen verzet waarschuwden, tot zwijgen. De opstand breidde zich snel uit over Judea en Galilea, werd georganiseerd, om de aanval van de Romeinen te kunnen weerstaan.
 
In Galilea werd Flavius Josefus met de leiding van het verzet belast, waar hij sterke tegenkanting ondervond van de leider der fanatieke volkspartij, Johannes van Gis-chala.
 
Na de aanvankelijke tegenslagen der Romeinen zond keizer Nero Vespasianus af, om de opstand te onderdrukken. Deze had, met de hulp van zijn zoon Titus, spoedig een groot deel van Galilea in zijn bezit, en wist in de zomer van 67 ook de vesting Jotapata te veroveren.
 
Johannes van Gischala stelde zich aan het hoofd van de dweepzieke Zeloten, en keerde zich in Jeruzalem met behulp van de Idumeërs tegen de voornamen en aanzienlijke leiders, die in hun verzet tegen Rome naar de mening der Zeloten te zwak waren geweest.
 
In Jeruzalem zelf was de bevolking in drie partijen verdeeld, wat Vespasianus noopte tot rustig afwachten: het volk zou zichzelf wel te gronde richten.
 
Toen hij, in juli 69 keizer geworden, in het land van Israël de leiding van de strijd aan Titus overliet, duurde de tegenstand van de Joden niet lang meer.
 
70: Verwoesting van Jeruzalem. Vele Joden verlaten het land Israël en raken in Italië, Spanje, Gallië verstrooid.
 
Omstreeks Pasen 70 werd het beleg om Jeruzalem geslagen, in augustus van dat jaar was de stad geheel in handen van de Romeinen. Zij werd verwoest, ook de tempel werd verbrand, ondanks Titus' bevel hem te sparen.
 
Nog korte tijd woedde de oorlog voort, totdat in 73 ook de laatste vestingen in Judea, Herodeion, Masada en Machaerus waren gevallen. Hiermede was aan de Joodse staat een eind gemaakt. Doch de aaneensluiting der Joden was nog sterk genoeg, om ook in de volgende periode hen het hoofd te doen opsteken.
 
100: Hogescholen te Tiberias. Vaststelling der Massorah.
 
== 2e eeuw n.C. ==
In de dagen van de Romeinse keizer Trajanus (98 - 117 n.C.), terwijl hij in beslag genomen werd door een veldtocht in Mesopotamië (115—117 n.C.), kwamen de Joden in Alexandrië, en Cyrene, op Cyprus en ook in Mesopotamië in opstand. Vooral in Cyrene was het verzet bloedig en hevig. Doch ook deze pogingen om een niet meer mogelijke vrijheid te heroveren werden met geweld onderdrukt.
 
De laatste opstand was in 132, die van Bar-Kochba, waarschijnlijk een bijnaam van Simeon, die op munten uit deze tijd als „vorst van Israël" voorkomt, en dus als Messias wilde optreden. Naast hem was Eleazar, de priester, leider van de opstand. Niet geheel zeker is het, of de Messiaanse aanspraken van Simeon de eerste aanleiding waren tot de oorlog, dan wel het door keizer Hadrianus (keizer 117-138 n.C.) uitgevaardigd verbod, de besnijdenis toe te passen, en zijn voornemen, op de plaats van het verwoest Jeruzalem een Romeinse stad, Aelia Capitolina, en een aan Zeus gewijde tempel te stichten. Ook deze strijd eindigde met een volslagen onderwerping van de Joden. Hun laatste toevlucht, de vesting Beth-thér, ten zuidwesten van Jeruzalem, werd in 134/5 door de Romeinen overmeesterd.
 
De Joden werd de besnijdenis en de openlijke uitoefening van hun eredienst verboden; op de puinhoopen van Jeruzalem verrees een Romeinse stad, Aelia Capitolina, waar geen Jood de voet mocht zetten, waarin onderscheiden tempels ter ere van heidense godheden werden gesticht.
 
135: De Romeinen hernoemen Israel tot 'Palestina'.
 
== Ca. 200 - 500 n.C. ==
De geschiedenis van het Jodendom sedert ca. 200 n.C. loopt gedeeltelijk parallel met de historie van de volkeren, onder welke de Joden woonden. Slechts een enkel moment kan hier worden aangestipt.
 
In de tijd van ± 200—500 n.C. ligt het zwaartepunt nog in het Oosten, in het land van Israël en Babylon. In deze eeuwen ontstond de Misjna, waaraan Rabbi Rehuda hannasi een groot aandeel had, ± 200 n.C.; het was een „herhaling" en uitbreiding van Israëls wetten. In de jaren 200—500 werden deze bepalingen nog meer uitgebreid en aangevuld (Gemara), en vormden met de Gemara de Talmud, onderscheiden in een Babylonische en Jeruzalemsche. Zij deden de religie van het Jodendom nog vaster zich concentreren om de wet, wettische bepalingen en wetsuitleggingen, zodat het leven van de orthodoxe Jood wordt „gebod op gebod, regel op regel".
 
== 4e eeuw n.C. ==
358: Vaststelling van de joodse kalender.
 
363: De Romeinse keizer Julianus verleent vele Israëlieten het Romeinse burrecht en aandeel in het staatsbestuur.
 
384: Vrijheid van godsdienst in Italië.
 
== 5e eeuw ==
400: Chrysostomus ijvert tegen de Joden.
 
418: De Joden in het Rom. rijk verliezen hun recht van burgerlijke en militaire ambten te bekleden.
 
== 500 - 1000 n.C. ==
In de periode van 500—1000 is het lot van de Joden in verschillende rijken zeer onderscheiden. Met het gehele cultuurleven verplaatst zich ook de ontwikkeling van het Jodendom meer naar het Westen. In Babylon en Syrië waren zij, onder de heerschappij van de Islam, in gunstiger conditie en genoten groter vrijheid dan in het Byzantijnse rijk. Zij breidden zich uit over Duitsland, Frankrijk, Italië en Egypte.
 
Van betekenis voor de innerlijke ontwikkeling is de aanraking met de Arabische filosofie en wetenschap, die op het jodendom in deze periode haar invloed doet gelden.
 
== 6e eeuw ==
541: Theodebert beperkt de rechten der Joden te Orleans tegen de huwelijken van Joden met Christenen.
 
562: Mishandeling van de Joden onder Chilperich. Priscus, een Jood, Muntmeester. Joodse huwelijken moeten in de christenkerken voltrokken worden.
 
582: Concilie te Orleans tegen de Israëlieten.
 
584: Bekeringsijver onder Guntram, die in 567 koning van Bourgondië, Marseille en Arles was geworden.
 
590: Paus Gregorius I klaagt bij Theoderik en Theodebart, dat de Joden ongestoord handel dreven in christenslaven. Gregorius I is de Joden niet ongunstig gezind.
 
== 7e eeuw ==
615: De Frankische koning Chlotarius II ontneemt de Joden alle ambten. Concilie van Parijs. Joden mogen tegen Christenen niet procederen en met dezen geen gemeenschappelijke handel drijven.
 
627: Verbod tegen de slavenhandel.
 
629: De Frankische koning Dagobert zoekt door geheel het rijk de Joden te bekeren Hij gedoogt weer joodse pachters.
 
== 8e eeuw ==
772: Onder de Arabieren in Spanje worden de Joden toegelaten en zeer begunstigd.
 
== 9e eeuw ==
800: Karel de Grote is de Joden gunstig gezind. Scholen, synagogen. Izaäk, afgezant bij de kalief al Raschid. De missi dominici (Inspecteurs in de provincies) zetten de jaarmarkten van zaterdag op een andere dag. De mindere geestelijkheid is onverdraagzaam. Agobardus, bisschop, schrijft tegen de Joden.
 
839: Lodewijk de Vrome begunstigt de Joden en legt de grond tot de latere rijksbescherming, waaronder de Israëlieten door de Duitse keizers geplaatst werden. Lodewijk de Vrome heeft Zedekias tot lijfarts. Hij begunstigt inzonderheid rabbi Domat en zijn kleinzoon Samuël. Hij heeft een Magister Judaeorum, voor het afdoen van rechtszaken waarin Israëlieten gemoeid zijn.
 
840: De Duitse keizers na Lodewijk de Vrome volgen zijn voorbeeld. Er waren Joden in de voornaamste steden van Duitsland en de Nederlanden. De graven echter mogen hen niet toelaten dan met bijzon  dere vergunning van de souverein. Zij behoren met lijf en goed de keizer, wat alleszins in hun belang was en tegen velerlei knevelarij waarborgde.
 
== Ca. 1000 - 1200 n.C. ==
Het tijdvak van ± 1000—1200 wordt gekenmerkt enerzijds door een opleving van het Jodendom, anderzijds door de bloedige vervolgingen, waaraan zij blootstaan. In Spanje woedde de strijd tussen Christenen en Mohammedanen, wat voor de rust van de Joden aldaar niet ongunstig was; ook in het Oosten was de oppermacht van de Arabieren tot de dood van Sultan Saladin in 1193 een periode van rust.
 
In de christenheid waakte door de kruistochten helaas een vijandige gezindheid op tegen alle ongelovigen, tegen de vijanden van het kruis van Christus. Deze stemming, hoewel niet de enige oorzaak, is toch niet vreemd aan de Jodenvervolgingen, tijdens verschillende kruistochten in ettelijke Duitse steden ingesteld.
 
Vermelding verdient uit dit tijdvak de filosoof Maimonides (1135/38 – 1204), onder wiens invloed een pantheïstische, mystieke trek in het Jodendom zich ging aftekenen, die scherp stond tegenover het legalistische en de casuïstiek, en velen bekoorde.
 
== 11e eeuw ==
1096: Peter de Kluizenaar en Walter Gottschalk gaan ter kruistocht, en dwingen de Joden tot omhelzing van het Christendom. Enige Joden vinden een schuilplaats bij de keizer, op zijn burchten en in zijn steden. Anderen vluchten naar Moravië, Silezië en Polen.
 
== 12e eeuw ==
1104: Lassy de Commentator (Rabbijn Salomo Ben Isak) sterft. Hij gaf twee klaagliederen op de moord van 1096, die in de gebeden der Nederlandse Israëlieten in gebruik werden genomen.
 
== 1200 - 1500 ==
In deze eeuwen moeten de Joden veel smaad en vervolging verduren. Uit Spanje werden zij in 1492 verdreven. Veel Spaanse joden kwamen na 1492 terecht in Portugal. Toen ook daar het jodendom werd verboden, vluchtten ze onder meer naar Antwerpen. Ook in Duitsland breidden zich de vervolgingen uit. De ijver van de kerk om de Joden tot het Christendom te bekeren, en de positie van de Joden, die vaak een groot economisch overwicht bezaten, werkten samen tot een bemoeilijking en verdrukking van het Jodendom. Uit Duitsland, Spanje en Frankrijk zochten zij in grote getale een toevlucht Oostwaarts; vooral in Polen en Rusland zetten zij zich neer.
 
== 13e eeuw ==
1202: Midden-Oosten getroffen door een aardbeving.
 
1215: Op het Vierde Lateraans Concilie onder paus Innocentius III werd helaas bepaald dat Joden een geel insigne moesten dragen (en ook moslims moesten onderscheidende tekenen gaan dragen)<ref>Enige tekst overgenomen van http://nl.wikipedia.org/wiki/Jodenhoed, geraadpleegd 24 mei 2015. </ref>.
 
== 15e eeuw ==
1492. Spanje dwingt de joden zich te bekeren tot het katholieke geloof. Miljoenen joden die zich niet willen bekeren slaan op de vlucht, om te voorkomen dat ze ter dood worden gebracht.
 
== 1500 - 1940 ==
De reformatie bracht in de landen waar deze doordrong, voor de Joden enige verlichting; met name in Nederland vonden zij een toevlucht en vrijheid. (Spinoza). Allengs daagde voor hen, althans in West-Europa, een betere tijd, dat zij niet maar werden geduld, doch ook vrijheid genoten.
 
Evenals in de Christenheid was er in de nieuwe tijd ook onder het Jodendom een sterke afval van het geloof der vaderen. Talloos velen laten de gehechtheid aan de wet van hun God varen, en streven er naar, in ieder opzicht te gelijken op de moderne, van de Christelijke religie vervreemde mens.
 
Vanaf de tweede helft van de 19<sup>e</sup> eeuw was een sterke opleving van het nationaal besef bij de Joden te bespeuren. Onder de invloed van de druk, waaronder zij vooral in het Oosten van Europa verkeerden, wenkte velen opnieuw het ideaal van het oude land der vaderen. Een sterke drang naar kolonisatie in het historische thuisland viel waar te nemen. De hoop herleefde onder de Joden van een herstel van hun volksbestaan in het aan Abraham en zijn nageslacht beloofde land. Ten dele ging dit om buiten alle religieuze aspiratie; maar anderdeels werkte hierin ongetwijfeld nog het besef na van de betekenis, die in de geschiedenis der heilsopenbaring het oude volk van Gods verbond heeft gehad.
 
== 16e eeuw ==
1585: Spaanse troepen veroveren Antwerpen. Veel Sefardische joden wijken uit naar Nederland.
 
== 18e eeuw ==
1759: Midden-Oosten getroffen door een aardbeving.
 
== 19e eeuw ==
'''1837''': Galilea getroffen door een zware aardbeving.
 
'''2e helft van de 19e eeuw.''' In deze tijd ziet het land van Israël vele zendelingen, avonturiers en toeristen uit de Verenigde Staten. Het bezoek wordt bevorderd door de uitvinding van de stoomboten en de fotografie. Foto's wekten belangstelling.
 
'''1866''': een grote Amerikaanse kolonie vestigt zich in Jaffa. Het werd de Amerikaanse Adams kolonie genoemd. De heer Adams bezat geen eigendomsbewijzen; noch waren de kolonisten, die veel gekocht hadden, voorzien van de nodige documenten. Het beste en het grootste deel van het land dat zij hadden gekocht raakten zij kwijt.
 
'''1871''': Het maandschrift De Katholiek bericht over het getal der Joden: "Volgens eene met zorg op gemaakte statistiek bedraagt het tegenwoordig getal Joden over de gansche wereld in ronde cijfers ruim 6,800,000 Hiervan leven er in Europa ruim 4,920,000 in Afrika 1,000,000 ín Azië 470,000 in Amerika 400,000 en in Australië 10,000."<ref>[http://books.google.nl/books?id=jh5QAAAAcAAJ De Katholiek; godsdienstig, geschied- en letterkundig maandschrift, zestigste deel], 1871, blz. 240</ref>
 
Over de geschiedenis van Israel van 1878 tot en met 1948, vanuit een Palestijns gezichtspunt: [http://www.youtube.com/v/XydXJ1J_ZY0 video] (10 minuten, Engels, Youtube)
 
'''1892''': De eerste trein rijdt van Jaffa naar Jeruzalem.
 
'''1898''': De Duitse keizer brengt een bezoek aan het land.
 
== 20e eeuw ==
 
=== 1901 ===
Stichting van het Joods National Fonds, dat tot doel heeft grond in het land Israël te kopen en te ontwikkelen.
 
=== 1904 ===
Theodor Herlz, de grondlegger van het politieke zionisme, overlijdt.
 
In de periode 1904 - 1914, tot het begin van de Eerste Wereldoorlog, verdubbelt het aantal Joodse immigranten. De Joden stichten scholen, geven kranten uit en richten een politieke partij op. Ze blijven contact onderhouden met de Turken, in de hoop zelfstandigheid te verkrijgen.
 
=== 1909 ===
De eerste kibboets in Israël wordt ten zuiden van het meer van Galilea opgericht: Degania.
 
=== 1911 ===
''Film: 'De eerste film van Palestina' (1911), door Murray Rosenberg, ere-secretaris van de Engelse Zionistische Federatie. Duur: 11 min. 15 sec. Hebreeuws-Engels. Bron: Youtube.''
 
=== 1939-1945 Tweede Wereldoorlog ===