Godsbewijs: verschil tussen versies

1.151 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 23:
 
'''Premissen.''' De conclusie van een Godsbewijs vloeit logisch voort uit de premissen van de redenering. Deze uitgangsstellingen moeten voor de rede aannemelijk zijn, om de conclusie voor de rede aannemelijk te maken. Soms moet men of meer premissen beargumenteren.
 
== Kosmologisch Godsargument ==
 
# Als iets ontstaat, dan heeft het een oorzaak.
# Het heelal is ontstaan.
# Derhalve heeft het heelal een oorzaak
 
Premisse 1 is het beginsel van oorzakelijkheid. Alles wat een begin heeft, ontstaan is, heeft een oorzaak. Dit wordt algemeen aangenomen en is volstrekt redelijk. Premisse 2 is een gevestigde stelling van de huidige kosmologie.
 
Met heelal is materie, ruimte en tijd gegeven. De oorzaak van het heelal (universum, kosmos) is daarmee de oorzaak van materie, ruimte en tijd. De oorzaak van het heelal is een niet-materiele, buitenruimtelijke en buitentijdelijke oorzaak. Wat is die oorzaak? Er zijn slechts twee opties: 1) abstracte objecten, getallen; 2 een lichaamloze geest, bewustzijn. Abstracte getallen echter veroorzaken niets. Dus valt deze optie af. Dan blijft redelijkerwijs alleen antwoord 2 over. Een dergelijke oorzaak noemen wij God. God is immaterieel, staat buiten de tijd (a-temporeel, niet tijdelijk) en buiten de ruimte. Als Hij buiten de tijd staat, heeft Hij geen begin. Alleen iets dat in de tijd bestaat, kan een begin hebben. God heeft geen begin. Hij is de oorzaak van het heelal.
 
== Modaal-epistemisch Godsargument ==
Het modaal-epistemisch Godsargument is vanbedacht door de Nederlandse christenfilosoof Emanuel Rutten, dat hij in zijn proefschrift heeft ontvouwd. Zijn eerste uitgangspunt is: al het mogelijk ware is kenbaar. Alles wat mogelijk waar is, kan gekend worden. Als iets waar is, is het kenbaar. De wereld, de werkelijkheid is uiteindelijk en ten diepste kenbaar is, begrijpbaar is. Hij noemt dit een basale intuitie.
 
Zijn tweede uitgangspunt of premisse is: het is onmogelijk te weten dat God niet bestaat. Alle kennis vereist een bron van kennis. Dit is een aannemelijke stelling. Mogelijk kenbronnen zijn: logische bewijsvoering, zintuiglijke waarneming, intuïtie, getuigenis. Alle mogelijke kennisbronnen die wij kunnen onderscheiden stellen ons niet in staat om te weten dat God niet bestaat. Door zintuiglijke waarneming kun je niet waarnemen dat je alles waargenomen hebt en dus ook niet vaststellen dat God niet bestaat. Evenmin kan men door logische bewijsvoering aantonen - uit het begrip God als een bewust, onstoffelijk, onveroorzaakt en veroorzakend Wezen - dat God niet bestaat, want het gehanteerde begrip van God is niet innerlijk tegenstrijdig.