Godsbewijs: verschil tussen versies

4.722 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 87:
 
Tegenwerping 2: Zo kan men ook tot het bestaan van Superman besluiten. Of tot een eenhoorn, een vliegend spaghetti-monster of een vliegende theepot. En dat is onzinnig. Antwoord: Een mogelijke wereld is denkbaar waarin God, die kent, slechts één ding schept, dat iets anders is dan (bijvoorbeeld) een vliegend spaghetti-monster. God weet dat dit monster niet bestaat. Dus is het niet-bestaan ervan kenbaar, het is mogelijk te weten dat het niet bestaat. Het tweede bezwaar tegen het modaal-epistemisch argument faalt.
 
== Het argument van de algemene, aloude overtuiging ==
Algemeen is de overtuiging van het bestaan van God of goden. Godsgeloof en godsverering komt overal in de wereld voor en is van alle tijden (zie [[Religie]]). De vraag naar het bestaan van God is een van het allergrootste gewicht, zowel voor elk mens in het bijzonder als voor de gehele maatschappij. De filosoof en theoloog Thomas van Aquino (1225-1274) schreef: „Zoals kleurenblindheid niet tot het wezen van het oog behoort, maar een gebrek en dus iets toevalligs is, zo is ook de valse waan een gebrek van het verstand en dus iets toevalligs. Wat echter toevallig is kan niet bij allen en altijd voorkomen. ... Een oordeel, dat door allen en altijd wordt gegeven, kan derhalve niet vals zijn”<ref>''Contra gent.'' 11, 34.</ref>.
 
''Tegenwerpingen'':
 
1. Eeuwen lang heeft het mensdom zich vergist omtrent de beweging van de hemellichamen. Een overtuiging, die al eeuwenlang dominant is, is niet daarom waar.
 
''Antwoord''. Voor het zedelijk en maatschappelijk leven van de mens, voor zijn geluk en zijn bestemming is het volmaakt onverschillig, of de zon zich om de aarde beweegt of omgekeerd: juist daarom is het licht verklaarbaar, dat de mens zich door de sterke schijn heeft laten misleiden en eeuwen lang zich geen moeite heeft getroost om te onderzoeken, of de werkelijkheid met die schijn wel in overeenstemming is. Dat wij zo gemakkelijk berusten in dergelijke schijnwaarheden, waarvan niets afhangt, bewijst alleen dat ons verstand traag is; en dat we nog veel gemakkelijker berusten in theorieën, die onze boze neigingen vleien, bewijst bovendien, dat het verstand licht onder de invloed van het hart geraakt. Maar onze stelling handelt over een waarheid, waarvan juist alles afhangt en die juist in hevige botsing komt met onze hartstochten: hier wordt dus het trage verstand door eigenbelang tot nadenken gedwongen en door de hartstochten geprest om "neen, er is geen God" te zeggen en toch zegt het in alle culturen altijd en overal ja!
 
2. Gedurende vele eeuwen heeft onder bijna alle volken afgoderij geheerst: „alles was god behalve God zelf” (Bossuet). Welnu, een stuk hout als God erkennen is toch vrijwel hetzelfde als God loochenen.
 
''Antwoord''. Men zou evengoed kunnen beweren, dat sommige volken het bestaan van de zon hebben geloochend, omdat ze haar voor een gloeiende steen hielden. Reeds Cicero wees erop dat men het niet eens is over de natuur der Godheid, maar wel over haar bestaan.
 
3. De godsdienst is een uitvindsel a. van de vrees, b. van de opvoeding, c. van de priesters, d. van de wetgevers.
 
''Antwoord''. Dat zijn machteloze pogingen, om van ongelovig standpunt te verklaren, hoe zelfs in de vroegste tijden de godsdienst bestond, zonder dat wij hem ooit zien ontstaan
 
a. Bij het zien van geweldige natuurverschijnselen, zo veronderstelt men, werd de mens door vrees bevangen en daar hij de natuurlijke oorzaken niet kende, schreef hij ze toe aan een hoger wezen. Maar waarom verdwijnt dan dit geloof niet tegelijk met de vrees, wanneer de natuurlijke oorzaken wel bekend worden, zoals het geloof in Sinterklaas en Zwarte Piet verdwijnt, zodra een kind merkt wie het cadeautje in de schoen heeft gelegd? En waarom geloven dan zelfs de meest onwetende wilden niet alleen aan kwade geesten maar ook aan een weldadige Godheid? De Romeinen noemden hun oppergod Jupiter „Deus optimus maximus, de grote en algoede God”, en de uitdrukking „goede God” ligt op alle menselijke lippen bestorven.
 
b. Hoever wij ook teruggaan, altijd en overal bevinden wij, dat de opvoeders zelfs evengoed als hun leerlingen in God geloven: van wie hebben zij dan die overtuiging gekregen ? Vooroordelen van opvoeding verschillen van volk tot volk, van eeuw tot eeuw: het geloof in God daarentegen is algemeen en bestendig. Vooroordelen van opvoeding worden door rijper nadenken uitgeroeid of althans verzwakt: het geloof in God wordt daardoor juist versterkt. (Zie het argument van het gezag der grote denkers).
 
c. Er waren dus reeds priesters, voordat er een godsdienst bestond!
 
d. De wetenschap kent wetgevers, die het reeds bestaande geloof in God hebben gebruikt en bevorderd, zij kent er geen die de godsdienst heeft uitgevonden. Zelfs wat terecht of ten onrechte van sommige vorsten wordt verhaald, als zouden zij de lichtgelovigheid van hun onderdanen hebben misbruikt, veronderstelt toch altijd een reeds bestaande godsdienstige overtuiging.
 
== Geschiedenis ==
Regel 93 ⟶ 118:
Vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw wordt er in de filosofie, bijzonder in de analytische wijsbegeerte, weer meer nagedacht en gediscussieerd over godsargumenten. Als denkers zijn te noemen Alvin Plantinga, Richard Swinburne, William Alston, Alexander Pruss, Robert Koons, Joshua Rasmussen en de Nederlander Emanuel Rutten. Het resultaat is dat de argumenten sterk zijn verbeterd, zodat ze niet meer gedrukt worden door de eerdere bezwaren. De bekende kritieken van Hume, Kant en Russell zijn alle weerlegd. Bovendien zijn er nieuwe argumenten bijgekomen, waaronder het modaal-epistemisch argument.
 
== BronBronnen ==
''De Ongelooflijke Podcast'', aflevering 6 "[https://www.nporadio1.nl/podcasts/de-ongelooflijke-podcast/103946-6-bestaat-god-godsbewijzen-met-emanuel-rutten-en-stefan-paas Bestaat God? Godsbewijzen met Emanuel Rutten en Stefan Paas]", NPO Radio 1, 14 juni 2019. Vraaggesprek met de filosoof Emanuel Rutten en de theoloog Stefan Paas.
 
R. van Oppenraaij, ''Apologie van het Christendom''. 's Hertogenbosch, Antwerpen: L.C.G. Malmberg, 1922. Tekst van blz. XVII-XX, betreffende het argument van de algemene overtuiging aangaande het bestaan van God of godheden, is onder wijziging verwerkt op 17 sept. 2020.
 
== Meer informatie ==