Godsbewijs: verschil tussen versies

5.187 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 186:
De natuur vertoont een orde en doelmatigheid. Zulk een wereldorde is niet te verklaren, indien er niet een verstand zou wezen, dat die orde heeft uitgedacht en een wil, die die orde ten uitvoer brengt. Het wezen met zulk een hoog verstand, wil en vermogen noemen wij God.
 
=== Het argumentenargument van de natuurwettendoelmatigheid ===
Dit is het zogenaamde doelmatigheidsbewijs voor het bestaan van God.
 
'''Voorbeeld van het radertje.''' Gesteld<ref>Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Het voorbeeld komt van prof. Ritter, gegeven in het blad Eigen Haard van 15 juli 1911, en wordt aangehaald in a.w. van Bensdorp, blz. 207. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt. </ref>: wetenschappelijke reizigers vinden, tijdens een onderzoekingstocht, op een tot heden onbewoond verondersteld eiland een klein radertje, of zelfs een deel daarvan, dan zal niemand hun euvel duiden, dat zij daaruit de gevolgtrekking maken: „hier moeten eens mensen zijn geweest.” Uit een bewerktuigd voorwerp besluiten zij, en met volle recht, tot een werkman, die het bedacht en vervaardigde. Maar, zo zou dan verder kunnen geredeneerd worden, wanneer reeds uit de aanwezigheid van een onnozel radertje moet besloten worden tot een intellect, dat het bedacht en bewerkte — dan moet ook worden besloten tot een intellect, dat alle intellect te boven gaat, op grond van de natuur, die in fijnheid van bewerktuiging alle werk van menselijke intelligentie overtreft, besloten worden tot een opperwezen, welks wijsheid geen perken kent.
 
Als voor het ontstaan van een eenvoudig radertje reeds een verstand nodig is, dan natuurlijk voor het ontstaan van een ingewikkeld organisme, als bijv. ons menselijk lichaam, nog veel meer. Dit is een redenering ''a fortiori'': als ..., dan des te meer, met meer reden, des te eerder... Het is niet redelijk om aan te nemen dat ook de fijnst bewerktuigde wezens, de mens incluis, louter het product zijn van verstandeloze, domme factoren'. Het is wel redelijk om aan te nemen dat bewerktuigde wezens een verstandelijke Maker hebben.
 
Men zou tegen het voorbeeld van het radertje kunnen opmerken<ref>Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 208. </ref>, dat bedoelde reizigers met zekerheid weten, dat het bedoelde radertje moeilijk anders dan door mensenhanden en met menselijk verstand gemaakt kan zijn, terwijl wij van het ontstaan en wezen van het leven in de natuur nagenoeg niets weten en ons moeilijk een vergelijking kunnen maken tussen het werk van menselijke intelligentie en dat der natuur.
 
Man kan de tegenwerping als volgt beantwoorden: op welke grond dan zijn die reizigers zeker? Op grond van de waarneming? Maar zij hebben van de vervaardiging van het radertje niets waargenomen. Het heeft mogelijk al enige tientallen van jaren, mogelijk wel een paar eeuwen op het eilandje gelegen. Wat geeft hun dan zekerheid? Niets anders dan hun gezond mensenverstand, dat, begaafd met abstractievermogen, in de bijzondere dingen door de zinnen waargenomen, algemene verstandelijke waarheden weet te ontdekken, en op grond daarvan zijn denkwetten formuleert. Tot die denkwetten nu behoort ook deze, dat daar, waar ordelijke, doelmatige werking is, noodzakelijk moet besloten worden tot de aanwezigheid van een verstand als laatste werkende oorzaak, en wel van een groter verstand, naarmate de werking méér ordelijk, méér doelmatig is.
 
De reden, waarom wij voor het ontstaan van de fijn bewerktuigde wezens in de natuur een verstandelijke oorzaak aannemen, is dus in de grond precies dezelfde als die, waarom de straks genoemde reizigers zo'n oorzaak aannemen voor het radertje. Wanneer men derhalve daarvoor wel met absolute zekerheid een verstandelijke oorzaak aanneemt en dit voor eindeloos veel fijner en ingewikkelder bewerktuigde wezens in de natuur niet doet, ja beslist het bestaan van zo’n oorzaak voor deze dingen ontkent, en hun wording louter als het resultaat beschouwt van domme, verstandeloze factoren, dan doet men niets anders dan meten met twee maten en laat men blijkbaar zijn rede overheersen door zijn wil. "Ik wil niet geloven dat achter de doelmatigheid in de natuur een verstand zit".
 
Of we van het ontstaan en het wezen van het leven nagenoeg niets weten, doet hier niets ter zake. Het is best mogelijk dat de straks genoemde reizigers omtrent het ontstaan en het wezen van het radertje ook weinig of niets weten. Het is hun misschien onbekend van welk metaal het vervaardigd is, of het uit de hand of met een machine is gemaakt. In ieder geval zullen zij, alvorens daarvan iets te weten, en zeker geheel onafhankelijk van die kennis, aanstonds met volle zekerheid concluderen: hier is een verstand werkzaam geweest.
 
Evenzo besluiten wij bij het aanschouwen van de heerlijk bewerktuigde lichamen in de natuur, hoe weinig wij wellicht van het wezen van die dingen kennen, alleen op grond van hun ordelijke samenstelling, met volle zekerheid, ja met nog veel groter zekerheid dan die reizigers, dat ook bij het ontstaan van die wezens een verstand, en wel een eindeloos groot verstand in het spel moet zijn geweest.
 
=== Het argument van de natuurwetten ===
De kosmos kan beschreven worden met een zeer klein aantal eenvoudige en elegante natuurwetten. Waar komen deze wetten vandaan? Ze wijzen op een Wetgever, op een Wezen dat de wetten heeft gemaakt.
 
Regel 307 ⟶ 324:
 
Emanuel Rutten, [http://gjerutten.blogspot.com/2022/06/bestaat-god-opzet-voor-debat-met-stine.html Bestaat God? Opzet voor debat met Stine Jensen voor het NPO Podcastevent in Tivoli Utrecht], op: GJERutten.blogspot.com, 26 juni 2022. Het artikel is de opzet van de schrijver voor het debat met de atheïstische filosofe Stine Jensen voor het NPO Podcastevent in Tivoli Utrecht op 29 juni 2022.
 
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 206-209. Tekst hiervan, betreffende het doelmatigheidsbewijs, is onder wijziging verwerkt.
 
== Meer informatie ==