Godsbewijs: verschil tussen versies

157 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 16:
* een Wezen dat onveroorzaakt (eeuwig) is.
* een Wezen dat de directe of indirecte oorzaak is van al het andere dat bestaat. Hij is de eerste oorzaak, de grond van de wereld.
Deze definitie bepaalt God als een Persoon, een Geest, die van eeuwigheid bestaat en de wereld heeft voortgebracht. De oorsprong van het universum is geen stof, maar Geest. Dit geestelijk Wezen is het begin van alles.
 
Dit Godsbegrip is minimaal van inhoud; het behelst slechts enkele eigenschappen van God. Het biedt geen troost, het zegt ons niet dat God naar mensen omziet. Maar als het bestaan van een dergelijk Wezen redelijkerwijs aangetoond kan worden, of althans aannemelijk gemaakt kan worden, dan kan een dergelijk Wezen met reden God genoemd worden. Daarmee is echter nog niet aangetoond of aannemelijk gemaakt, dat de God van Abraham, Izak en Jacob bestaat.
 
'''Premissen.''' De conclusie van een Godsbewijs vloeit logisch voort uit de premissen van de redenering. Deze uitgangsstellingen moeten voor de rede aannemelijk zijn, om de conclusie voor de rede aannemelijk te maken. Soms moet men of meer premissen beargumenteren.
 
== Modaal-epistemisch Godsargument ==
Het modaal-epistemisch Godsargument is van de Nederlandse christenfilosoof Emanuel Rutten, dat hij in zijn proefschrift heeft ontvouwd. Zijn eerste uitgangspunt is: al het mogelijk ware is kenbaar. Alles wat mogelijk waar is, kan gekend worden. De wereld, de werkelijkheid uiteindelijk en ten diepste kenbaar is, begrijpbaar is. Hij noemt dit een basale intuitie.
 
Zijn tweede uitgangspunt of premisse is: het is onmogelijk te weten dat God niet bestaat. Alle kennis vereist een bron van kennis. Dit is een aannemelijke stelling. Mogelijk kenbronnen zijn: logische bewijsvoering, zintuiglijke waarneming, intuïtie, getuigenis. Alle mogelijke kennisbronnen die wij kunnen onderscheiden stellen ons niet in staat om te weten dat God niet bestaat. Door zintuiglijke waarneming kun je niet waarnemen dat je alles waargenomen hebt en dus ook niet vaststellen dat God niet bestaat. Evenmin kan men door logische bewijsvoering aantonen - uit het begrip God als een bewust, onstoffelijk, onveroorzaakt en veroorzakend Wezen - dat God niet bestaat, want het gehanteerde begrip van God is niet innerlijk tegenstrijdig.
 
AlsDe redenering van het modaal-epistemische Godsargument is: als al het mogelijk ware kenbaar is en het onmogelijk is te weten dat God niet bestaat, dan volgt daaruit logisch dat God moet bestaan.