Goedertierenheid: verschil tussen versies

4 bytes toegevoegd ,  8 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Goedertieren''' betekent oorspronkelijk ''goeder tiere,'' van goede groei. Maar ''goedertieren'' heeft de betekenis aangenomen die grenst aan de betekenis van ''genadig''. Goedertierenheid behelst: [[genade]], gunst, goedheid, getrouwheid, vriendelijkheid, zachtaardigheid.
 
De liefde is goedertieren, kenmerkt zich door goedertierenheid.
De liefde is goedertieren, kenmerkt zich door goedertierenheid.<blockquote>''1Co 13:4 De liefde is lankmoedig, is <u>goedertieren</u>; de liefde is niet jaloers; de liefde praalt niet, is niet opgeblazen,'' (TELOS)</blockquote>De eerste vijf verzen in de Statenvertaling waarin ''goedertierenheid'' voorkomt:<blockquote>''Ge 39:21 Doch de HEERE was met Jozef, en wende [Zijn] <u>goedertierenheid</u> tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis.<br>
 
Nu 14:19 Vergeef toch de ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer <u>goedertierenheid</u>, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe, vergeven hebt!<br>
<blockquote>''1Co 13:4 De liefde is lankmoedig, is <u>goedertieren</u>; de liefde is niet jaloers; de liefde praalt niet, is niet opgeblazen,'' (TELOS)</blockquote>
2Sa 7:15 Maar Mijn <u>goedertierenheid</u> zal van hem niet wijken, gelijk als Ik [die] weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.<br>
 
2Sa 22:51 [Hij] is een Toren der verlossingen Zijns konings, en Hij doet <u>goedertierenheid</u> aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid.<br>
De eerste vijf verzen in de Statenvertaling waarin ''goedertierenheid'' voorkomt:
1Kr 16:34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn <u>goedertierenheid</u> is tot in eeuwigheid.''</blockquote>'''Ongoedertieren'''. De dichter van Psalm 43 bidt God, dat hij bevrijdt wordt van het ongoedertierenvolk.<blockquote>''Ps 43:1 Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts. (SV)''</blockquote>
 
<blockquote>''Ge 39:21 Doch de HEERE was met Jozef, en wende [Zijn] <u>goedertierenheid</u> tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis.<br>Nu 14:19 Vergeef toch de ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer <u>goedertierenheid</u>, en gelijk Gij ze aan dit volk, van Egypteland af tot hiertoe, vergeven hebt!<br>2Sa 7:15 Maar Mijn <u>goedertierenheid</u> zal van hem niet wijken, gelijk als Ik [die] weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.<br>2Sa 22:51 [Hij] is een Toren der verlossingen Zijns konings, en Hij doet <u>goedertierenheid</u> aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid.<br>1Kr 16:34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn <u>goedertierenheid</u> is tot in eeuwigheid.''</blockquote>
 
1Kr 16:34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn <u>goedertierenheid</u> is tot in eeuwigheid.''</blockquote>'''Ongoedertieren'''. De dichter van Psalm 43 bidt God, dat hij bevrijdt wordt van het ongoedertierenvolk.<blockquote>''Ps 43:1 Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts. (SV)''</blockquote>
 
== Goedertierenheid en genade ==
''[[Genade]]'' heeft dikwijls de betekenis van een bepaald soort goedertierenheid en wel een goedertierenheid die men niet gehouden is te bewijzen. "Het lot van de krijgsgevangenen hing af van de genade van de overwinnaar". De overwinnaar is niet gehouden goedertierheid te bewijzen, hij hoeft geen genade te betonen.
 
Soms is, bij genade, de goedertierenheid zelfs wezenlijk verbeurd.<blockquote>''Gena, o God! vergeef mij mijn schuld!<br>
 
Vergeet, uit gunst, mijn schand'lijk overtreden!<br>
<blockquote>''Gena, o God! vergeef mij mijn schuld!<br>Vergeet, uit gunst, mijn schand'lijk overtreden!<br>Betoon aan mij Uw goedertierenheden!''<ref>Bron: Gerbrand Bruining, ''Nederduitsche Synonymen'', deel II (1836) p. 49</ref></blockquote>
 
== Bronnen ==