Gog (uit Magog): verschil tussen versies

349 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 8:
 
== Inval in het land Israël ==
Gog zal met een groot leger Israël binnenvallen. Ezechiel 38 en 39 gewagen daarvan. Men kan vier betrokken partijen/actoren onderscheiden:
 
# God, die de invasie beëindigt;
=== Israels toestand: hersteld, vrede ===
# Israël, dat worden binnengevallen;
# De invallers;
# De critici (Ez. 38:13, Scheba, Dedan, de kooplieden van Tarsis en hun 'jonge leeuwen').
 
=== IsraelsIsraëls toestand: hersteld, vrede ===
Wanneer Gog het land Israël binnenvalt, is daar de volgende stand van zaken:
* <u>God</u> spreekt van “mijn volk Israel” (38:14; 39:7), “mijn land” (38:16). Hij noemt Zichzelf “de heilige in Israel (39:7)”. 
Regel 56 ⟶ 61:
'''Gogs doel.''' Wat beoogt Gog? Zie 38:10v. Hij komt om roof te roven en buit te buiten (38:12). Israël is een makkelijke prooi. Zo onbeschermd! Dat is de gedachte van Gog. In het land aangekomen zal Gog roven en plunderen, vergelijk 39:10.
 
We weten niet wát Gog wil roven. Mogelijk wil Gog in bezit komen van de grote gasbron van Israël<ref>Aldus Tom Hughes in de filmdocumentaire ''The Coming Convergence'' (2017).</ref>. Maar dit ligt niet voor de hand, omdat Gog - aangenomen dat Gog Rusland is - zelf over grote gasbronnen beschikt.
 
'''Gods doel en middel.''' Maar boven het overleg van Gog staat Gods werk en beweegreden (38:16). In de wereld is (1) Gods naam ontheiligt (vgl. 39:7) en is (2) God onbekend (39:7). Dat is de toestand die God wil veranderen. “Ik zal ijveren voor mijn heilige naam” (39:25). Daartoe gebruikt Hij Gog en die met hem zijn. Het is God die Gog aanvoert tegen Israel en daar oordeelt en ook volken elders oordeelt (39:9). Waartoe? “opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! Voor hun ogen zal geheiligd worden.” (38:16). “Alzoo zal ik Mij grootmaken en Mij heiligen en bekend worden voor de ogen veler heidenen, en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben.” (38:23). “… en zij zullen weten dat ik de HEERE ben.” (39:6). God verklaart: “Ik zal mijn helige naam in het midden van mijn volk Israel bekend maken, en zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten dat Ik de HEERE ben, de heilige in Israel.” (39:7). God “zal verheerlijkt zijn” (39:13). “… Ik zal mijn eer zetten onder de heidenen; en alle heidenen zullen mijn oordeel zien dat Ik gedaan heb, en mijn hand die Ik aan hen gelegd heb; en die van het huis Israels zullen weten dat Ik de HEERE hunlieder God ben, van dien dag af en voortaan. En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn;” (39:21-23). God zal aan de Joden geheiligd zijn voor de ogen van vele heidenen, 39:27. De Joden zullen weten dat de HEERE hun God is, die hen heeft doen wegvoeren onder de heidenen, maar heeft ze weer verzameld in hun land. God zal niemand van de Joden overlaten onder de heidenen, ze keren allen terug.