geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Hebreeër''' is een benaming die in de Bijbel voor Abraham en zijn nakomelingen wordt gebruikt, ter onderscheiding van andere volken. De Statenvertaling gebru...') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 3:
De Statenvertaling gebruikt "Hebreër" voor een man, "Hebreïn" voor een vrouw (Jer. 34:9).
De oorsprong van de naam “Hebreeër” is onzeker. De naam betekent wellicht “iemand van de overzijde”, ter aanduiding van een immigrant van de overzijde van de rivier de Eufraat<ref>Zo Keil en Delitzsch in hun commentaar op het Oude Testament bij Gen. 14:13</ref>. De Septuagint vertaalt “oversteker”. De naam kan ook afgeleid zijn van [[Heber]], de naam van een voorvader van Abraham en kleinzoon van Sem.
De naam wordt in de Bijbel het eerst voor [[Abraham]] gebruikt, ter onderscheiding van de [[Amorieten]].<blockquote>''Ge 14:13 Toen kwam er iemand die ontkomen was, en vertelde het aan Abram, de <u>Hebreeër</u>; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram. (HSV)''</blockquote>De tweede maal komt de naam als bijvoeglijk naamwoord voor in de woorden van de vrouw van de Egyptenaar [[Potifar]]. Zij spreekt van Jozef als “de Hebreeuwse slaaf”.<blockquote>''Ge 39:17 en zij sprak tot hem met dezelfde woorden: De <u>Hebreeuwse</u> slaaf die je bij ons [in huis] gebracht hebt, is bij mij gekomen om de spot met mij te drijven
== Meer informatie ==
Art. [[Hebreeën (Israëlieten)]].
== Voetnoot ==
|