Homoseksualiteit: verschil tussen versies

89 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
Regel 14:
De wetenschappelijke gegevens aangaande homoseksualiteit hebben niet geleid tot de vaststelling van noodzakelijke en voldoende oorzaken van homoseksualiteit, hoewel er verbanden met bepaalde factoren zijn aangetoond.<ref name=":11" />
 
'''Genetische aanleg?''' Het staat niet vast dat homofiele gevoelens wortelen in de genen. Er is geen 'homogen' gevonden, een gen dat tot uitdrukking komt in een homoseksuele gerichtheid. In 1993 dacht men op het spoor te zijn van "homo-genen": een of meer genen voor homoseksualiteit moesten zich op Xq28, een groot gebied op het X-chromosoom, bevinden. De genen zijn nogechter niet gevonden<ref name=":12">Michael Balter, [https://www.science.org/doi/full/10.1126/science.350.6257.148 Can epigenetics explain homosexuality puzzle? Study in twin brothers finds link between DNA methylation and sexual orientation]. op: Science.org, 9 okt. 2015.
 
</ref>.
Regel 20:
Een bepaalde opeenvolging van genen kan homoseksualiteit niet teweegbrengen. Een identieke tweeling heeft hetzelfde genoom. Maar de identieke tweeling-broer van een homoseksuele man heeft desondanks slechts 20% tot 50% kans om zelf homo te zijn<ref name=":12" />. Homoseksualiteit is in elk geval geen eigenschap als haarkleur, oogkleur of huidskleur, die identieke tweelingen altijd in dezelfde kleur hebben.
 
'''Epigenetische effecten.''' Een studie van mannelijke tweelingen vond dat epigenetische effecten, chemische veranderingen van het menselijk genoom die genactiviteit veranderen zonder de DNA-sequentie te veranderen, een grote invloed kunnen hebben op seksuele gerichtheid<ref name=":12" />. Het bekendste voorbeeld is het epigenetische proces van [https://nl.wikipedia.org/wiki/DNA-methylering DNA-methylering], waarbij een methylgroep (CH<sub><small>3</small></sub>-groep) aan bepaalde DNA-gebieden wordt gehecht. Zo'n methylgroep wordt een 'epi-markering' genoemd. Dergelijke markeringen kunnen een leven lang op hun plaats blijven. Een enkele keer worden ze zelfs erfelijk doorgegeven aan een kind<ref name=":12" />.
 
Er is geopperd dat dergelijke epigenetische markeringen homoseksualiteit zouden kunnen veroorzaken, wanneer ze worden doorgegeven van vader op dochter of van moeder op zoon. Erfelijke epi-markeringen die de gevoeligheid van een foetus voor het mannelijke hormoon testosteron beïnvloeden, zouden de hersenen van meisjes kunnen 'vermannelijken' en die van jongens 'vervrouwelijken', wat zou leiden tot aantrekking tot hetzelfde geslacht. Het is onduidelijk waarom de DNA-methylering bij sommige identieke tweelingen verschillend is.<ref name=":12" /> Beïnvloeding door hormonen kunnen, bij uitzondering, een rol spelen in de vorming van een homoseksueel<ref name=":11" />. Het is niet aangetoond dat homoseksuele mannen geboren zijn met vrouwelijke hersenen, of omgekeerd. Een hersenscan kan niet iemands seksuele gerichtheid aantonen.<ref name=":11" />