Hooglied/Hoofdstuk 4: verschil tussen versies

1.298 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Hoogl. 4:1 Haar ogen en haar ==
Hoo 4:1  Zie, u bent schoon, Mijn vriendin! zie, u bent schoon; uw ogen zijn duiven [ogen] van achter uw sluier; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van de berg Gilead afscheren. (CP<ref name=":0">Vertaling van Christipedia, gebaseerd op de Statenvertaling, die in dit vers is gewijzigd.</ref>)
Vergelijk:
Regel 23:
Uw haar is zo blinkend zwart, zo weelderig en als zijde zacht en teder als een zwarte, keurige kudde geiten, die het gras van de berg Gilead afscheren. Het haar of de wol van de schapen in Israël was wit, maar dat van de geiten zwart, en het is daarom, dat de glans van het haar der bruid wordt vergeleken met de glans van het haar der geiten van Gileads gebergte.<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Tekst van het commentaar is onder wijziging overgenomen. </ref>
 
== Hoogl. 4:2 Haar tanden ==
Hoo 4:2  Uw tanden zijn als een kudde schapen, die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. (SV)
Het schaap in Israël is in de regel wit. Is uw haar (dat van de bruid) blinkend zwart, uw tanden daarentegen zijn zo verblindend wit als ene kudde schapen wier wol wit is, die geschoren zijn, geheel glad, die zo even uit de wasplaats opkomen en daardoor wit zijn. In de oudheid, gelijk nog in warme luchtstreken, was het een algemene gewoonte, de geschoren schapen dadelijk te laten baden. Met geschoren schapen worden de tanden vergeleken met betrekking op hun ''gladheid'', met gewassen schapen in betrekking op haar ''witheid.''<ref name=":1" />
Regel 31:
'''Jongeloos'''. Zonder jong schaap.
 
== Hoogl. 4:3 Haar lippen, spraak en slaap ==
Hoo 4:3  Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap van uw hoofd is als een stuk van een granaatappel van achter uw sluier. (CP<ref name=":0" />)
[[Bestand:Granaatappels Israël - Langeveld 2018.jpg|miniatuur|Granaatappels uit Israël]]
Regel 38:
'''De slaap van uw hoofd is als een stuk van een granaatappel van achter uw sluier'''. Als een stuk van een granaatappel aan zijn buitenzijde, waar fris rood uit geel en wit te voorschijn komt<ref name=":1" />.
 
== Hoogl. 4:4 Haar hals ==
Hoo 4:4  Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden. (SV)
De blik van de bruidegom daalt af.
 
'''Als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig.''' Als Davids wapentoren, een soort van versterkt tuighuis, aan de buitenzijde waarvan men schilden en andere wapens placht op te hangen, waardoor de toren zo blinkend versierd was. De vergelijking ziet op de halssieraden, waarmee de hals van de bruid versierd was.<ref name=":1" />
 
== Hoogl. 4:5 Haar borsten ==
Hoo 4:5  Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden. SV)
Uw twee borsten zijn van zulk een tedere, bevallige schoonheid, gelijk twee welpen, tweelingen van een ree of gazel die onder de lelies weiden en zich aldaar legeren. De gazel, als volgroeid dier, is op zichzelf een voortreffelijk, geliefkoosd en sprekend beeld van vrouwelijke bevalligheid en bekoorlijkheid (Spr. 5:19):
 
''Spr 5:18  Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; Spr 5:19  Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. (SV)''
 
De gazellengeitjes zijn teder, lieflijk, vreedzaam, maar ook lustig, vrolijk en dartel, waardoor zij de ogen van de beschouwers boeien.
 
In 2:2 vergeleek hij zijn vriendin met een lelie:
 
''Hoo 2:2  Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. (SV)''
 
In ons vers verschijnt dus een tweelingspaar van lieflijke gazellejongen, uitgestrekt op een door lelies overspreid leger, om het tedere en sierlijke van de kuise, maagdelijke boezem, achter een welriekend kleed verholen, aan te duiden.
 
== Hoogl. 4:6 ==