Hooglied/Hoofdstuk 4: verschil tussen versies

93 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 46:
== Hoogl. 4:5 Haar borsten ==
Hoo 4:5  Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden. SV)
Uw twee borsten zijn van zulk een tedere, bevallige schoonheid, gelijk twee welpen, tweelingen van een ree of gazel die onder de lelies weiden en zich aldaar legeren. De gazel, als volgroeid dier, is op zichzelf een voortreffelijk, geliefkoosd en sprekend beeld van vrouwelijke bevalligheid en bekoorlijkheid (Spr. 5:19):
 
'''Gelijk twee welpen, tweelingen van een ree'''. Van een ree of gazel. De gazel, als volgroeid dier, is op zichzelf een voortreffelijk, geliefkoosd en sprekend beeld van vrouwelijke bevalligheid en bekoorlijkheid (Spr. 5:19):
''Spr 5:18  Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; Spr 5:19  Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. (SV)''
 
''Spr 5:18  Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd; Spr 5:19  Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. (SV)''
[[Bestand:Reekalf.jpg|miniatuur|Reekalf van enkele dagen oud. ]]
De gazellengeitjes zijn teder, lieflijk, vreedzaam, maar ook lustig, vrolijk en dartel, waardoor zij de ogen van de beschouwers boeien.
 
Regel 56 ⟶ 58:
''Hoo 2:2  Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. (SV)''
 
In ons vers verschijnt dus een tweelingspaar van lieflijke gazellejongen, uitgestrekt op een door lelies overspreid leger, om het tedere en sierlijke van de kuise, maagdelijke boezem, achter een welriekend kleed verholen, aan te duiden.
 
== Hoogl. 4:6 ==