Israël en het Palestina Mandaat: verschil tussen versies

1.802 bytes toegevoegd ,  6 maanden geleden
Kleine aanpassing aan de tekst
(Aanvullingen op de tekst)
(Kleine aanpassing aan de tekst)
(9 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 7:
'''''Dit artikel''''' heeft '''''wel tot doel''''' een bijdrage te leveren aan de discussie over de vraag waaraan de staat Israël haar recht ontleent om nederzettingen te stichten op de Westoever (Judea en Samaria). De voortdurende beschuldigingen (veelal ingegeven door politieke motieven binnen diverse internationale organisaties, met hun geledingen, o.a. de VN!) aan het adres van de staat Israël, als zou ze door de stichting van nederzettingen een bezettende macht zijn, doet vragen om een reactie. Aan dat tegengeluid wil dit artikel een eenvoudige bijdrage leveren in de vorm van een korte samenvatting van gebeurtenissen rondom het Palestina Mandaat over de periode 1897-1995.
 
'''''Dit artikel''''' is '''gebaseerd''' op de mening van een deskundig jurist, dr. M. De Blois, verbonden aan 'The Hague Initiative for International Co-operation' (thinc). Thinc is een organisatie die zich inzet voor Israël en het internationaal recht.
 
'''''Bronnen'''''
 
Wim Kortenoeven - De kern van de zaak. Feiten en Achtergronden van het Arabisch-Israëlisch Conflict (Soesterberg 2005) // Dr. Matthijs De Blois - ''Israël: een staat ter discussie? Over de internationaalrechtelijke positie van Israël'' (Heerenveen 2010) // RefDagbl 11 sept 2013 artikel Dr. M. de Blois // RD 10 dec 2019 artikel Mr. C.J. Wisse // RD 27 nov 2019 art Matthijs de Blois // ''Zicht no 2018-1'', wetenschappelijk instituut SGP, art M. de Blois e.a. // ''Kroniek van de 20<sup>e</sup> Eeuw'' (Uitg. Agon, Amsterdam 1989) // Wikipedia // RD 9 juli 2022 art. Richard Donk ''Schipperen'' ''tussen recht en realiteit // 'de Banier' , ledenmagazine van de SGP, mei 2023''
 
'''''Geschiedenis 1897-1995'''''
 
1880 In 1880 bleken in Palestina ca 34.000 Joden, 55.000 christenen, 65.000 nomaden en 141.000 moslims te wonen in het gebied, westelijk van de Jordaan. Tot 1903 kwamen daar, wat betreft de Joodse bevolking, nog eens ca 25.000 Joodse burgers bij. (Kortenoeven)
 
'''1897 Eerste Zionistische Congres'''
 
Opstelling van het Programma van Bazel door het Eerste Zionistische Congres. Het doel was de oprichting van een Joods nationaal tehuis in Palestina. Belangrijk initiatiefnemer was de joods-Oostenrijkse journalist Theodor Herzl. Hij publiceerde een jaar daarvoor zijn boek 'Der Judenstaat'. Vooral in Oost-Europa waren rond de eeuwwisseling antisemitische uitbarstingen aan de orde van de dag! Vele Joden vertrokken naar Palestina. Hoewel ook Argentinië werd genoemd als land van mogelijke vestiging, gaf men de voorkeur aan Palestina.
 
'''1909''' Stichting van de eerste Joodse stad, Tel Aviv
Regel 55 ⟶ 57:
'''1922 Het Palestina Mandaat'''
 
Het mandaat regelde het Brits gezag over Palestina en Transjordanië (24 juli werd het Mandaat van Palestina door alle 51 lidstaten van de Volkenbond goedgekeurd). Het Brits mandaat had betrekking op de delen zowel ten oosten als ten westen van de Jordaan. De Britten stonden garant voor een nationaal Joods tehuis in Palestina. Er was geen sprake van de stichting van een aparte Joodse staat. Bovendien behoefde het gehele mandaatgebied niet gereserveerd te zijn voor het bedoelde Joods tehuis. Het was wel zo dat door dit mandaat, door de Raad van de Volkenbond vastgesteld, Joden het recht op immigratie en vestiging werden gegarandeerd (art 6 van het Mandaat). '''''Het Mandaat had een internationaalrechtelijke basis'''.'' Zolang geen trustschapsovereenkomst was gesloten, dienden de rechten van de bevolking binnen het mandaatgebied gerespecteerd te worden en te blijven. Zo'n trustschapsovereenkomst vermeldt welke autoriteit het bestuur binnen het trustgebied zal uitoefenen (later bevestigd door art 80 van het VN-Handvest). Om de belangen van de Joodse bevolking te dienen werd het 'Joods Agentschap' opgericht. Het mandaat werd verworpen door de Arabieren. Onder een groot deel van de Arabische bevolking groeide om allerlei redenen, zo die er waren, de haat tegen de Joodse kolonisten. Die haat en agressie werden onderdeel van hun ideologie. Ze wilden zondermeer geen Joods tehuis op, naar zij meenden, Arabische grond. Hierdoor was iedere poging tot enig zinvol overleg gedoemd te mislukken. De Britse overheid zag het probleem en meende de agressie te kunnen doen afnemen en de rust te herstellen door de instroom van Joodse immigranten in te dammen. Die toegeeflijkheid was politiek ingegeven door de Britse minister van koloniën, Winston Churchill (White Paper 3 juni 1922). Op 11 sept werd het Brits mandaat over Palestina officieel afgekondigd. Voor de Palestijnse Arabieren betekende deze dag een dag van nationale rouw.
 
Vooral na de komst van de eerste Zionistische pioniers, kwam een vestigingsgolf van Arabische groepen op gang. Het thuisland van de Arabische bevolking was echter niet beperkt tot het deel Palestina, maar werd vooral ook gevonden in de omringende Arabische landen. Palestijnse Arabieren hadden geen andere identiteit dan de overige Arabieren in het voormalige Ottomaanse rijk. Joodse burgers in Transjordanië zouden ook daar in vrijheid moeten kunnen blijven wonen.
Regel 79 ⟶ 81:
'''1936-1939 Arabische opstanden'''
 
In de periode 1920-1939 kwamen onder bescherming van de Britten en tot ongenoegen van de Arabische bevolking 300.000 Joodse immigranten Palestina binnen. Tussen 1936-1939, wakkerde de haat tegen de Joodse gemeenschap en Groot-Brittannië aan. '''Een haat, die voortdurend naar argumenten zou zoeken om over te gaan tot openlijke agressie''' en uitmondde in een gewapende opstand. De Britse overheid stelde (1936) een commissie (Commissie-Peel) in, die met een voorstel moest komen, hoe tot een oplossing van dit grote probleem te komen. In 1937 kwam deze commissie met een zogenaamde 'tweestatenoplossing'. Voor beide partijen was dit geen haalbare kaart. Vooral de Arabische bevolking keerde zich fel tegen de mogelijkheid van een staatkundig zelfstandig Joods deel van Palestina. (In 1947 probeerde men internationaal opnieuw te vergeefs met een tweestatenoplossing een eind aan het conflict te maken.) De Joodse gemeenschap kende een officieus gekozen schaduwregering met een eigen verdedigingsleger (De Hagana). Die verleende steun aan de Britten. Gevoed door haat zocht de Palestijnse bevolking steun bij het Derde Rijk. Palestijnen lieten zich recruterenrekruteren voor de Duitse SS. In deze periode vond in Duitsland opin de nacht van 9/10 nov 1938 de Reichskristallnacht plaats. Dit behoefde toen voor de meesten in Europa geen eyeopener te zijn. Men kon weten dat het van kwaad tot erger zou gaan. Dankzij de steun van nazi-Duitsland hielden de Arabieren het drie jaar vol. Op 2 jan 1939 verklaarde Hitler dat Duitsland vrij moest zijn van Joden. Zij moesten worden verbannen, maar mochten alleen vertrekken nadat zij hun vermogen en middelen aan de staat schonken. Door de toezegging van Engeland om ook rekening te houden met de Arabische wensen om de tot dan toe onbelemmerde immigratie van Joden enigszins te beperken (17 mei 1939, de 'MacDonald White Paper'), keerde de rust weer. Het 'Witboek voor Palestina' was een beleidsnotitie. Ze behelsde de afspraak dat over een periode van 5 jaar slechts 75.000 Joden naar Palestina mochten emigreren. Daarna moest toestemming verkregen worden van Palestijnse Arabieren. In de praktijk betekende dat dus, dat vervolgens geen immigranten meer zouden worden toegelaten. Over 10 jaar zou Palestina dan een gemengde Arabisch-Joodse staat moeten worden. De Engelse overheid voorzag een oorlog met Duitsland en wilde medewerking van de Arabische bevolking. De Arabische bevolking liet echter duidelijk weten dat zij een Arabische staat wilden zonder Joodse mede-zeggenschap. De leider van de Arabische opstand, Amin al-Hoesseini, vluchtte naar nazi-Duitsland. De Joodse gemeenschap had inmiddels geleerd zich goed te organiseren, vooral tegen ernstige vormen van agressie. Toen de oorlog met Nazi-Duitsland uitbrak, werd Palestina geconfronteerd met omvangrijke groepen illegale Joodse immigranten. De Britten stuurden hen terug naar de havens van waar zij gekomen waren, of deporteerden hen naar Centraal-Afrika. Het harde Britse beleid ten aanzien van hen, zette onder de Joodse bevolking veel kwaad bloed.
[[Bestand:Anne Frank.jpg|miniatuur|Anne Frank]]
'''1945 Einde Nazi-bewind/Holocaust/Shoa'''
Regel 101 ⟶ 103:
'''1948 Einde Brits mandaat over Palestina/Eerste Arabisch-Israëlische oorlog'''
[[Bestand:David Ben-Goerion.jpg|miniatuur|394x394px|David Ben-Goerion]]
De tijd kwam voor de Britten om te vertrekken. Ze droegen 14 febr het mandaat over aan de Verenigde Naties en weigerden toe te zien op de uitvoering van het delingsplan. Hun vertrek was gepland op 15 mei. Gezegd moet worden dat zij ten aanzien van hun verplichtingen niet tot een volledige afronding zijn gekomen. De Joodse bevolking zag de bui al hangen. Zij hoefde niet op medewerking van de Arabische bevolking te rekenen. Men wist dat bij het naderen van het einde van het Brits mandaatschap een gezagsvacuüm ging ontstaan. Men wist ook dat de 'messen' reeds lang geslepen waren en de veiligheid nadrukkelijk in het geding was. Vijandelijkheden jegens de Joodse gemeenschap waren reeds aan de orde van de dag. Een massale slachting onder de Joodse bevolking bleek een reële optie. Op 10 april vermoordden Irgun- en Stern-groepen 254 Arabische burgers van het dorp Deir Yassim. Dit ook tot grote ontsteltenis van de Joodse gemeenschap zelf. Om in deze omstandigheid ter bescherming van de bevolking sterker te staan en zich te verzekeren van het recht op nakoming van de afspraken voortvloeiend uit het Palestina Mandaat, riep Ben-Goerion, tien uur voor het einde van het mandaatschap (14 mei 1948, volgens Joodse kalender 5 Ljar 5708 Jom Ha'atsmaoet, Onafhankelijkheidsdag, 14/15 mei 1948, de dag daarvoor houdt men dodenherdenking, Dag van de Herinnering 'Jom Hazikaron'), eenzijdig de onafhankelijke staat Israël uit. Direct gevolgd (15 mei) door een aanval van vijf Arabische staten (Egypte, Jordanië, Syrië, Irak en Libanon, plus troepen uit Saoedi-Arabië). Deze oorlog betekende voor de Joodse gemeenschap een 'onafhankelijkheidsoorlog'. De oorlog zette in met een Pan-Arabische invasie, die niet onverwachts kwam. Ze duurde tot eind december 1948. Op 11 juni werd Jeruzalem ingenomen. Het initiatief om de Joodse Staat uit te roepen was volgens Mr. C.J. Wisse niet rechtsmatig (art. RD). Hij stelt dat de grenzen van het Palestina Mandaat niet meer geldig waren, omdat het mandaat slechts het Britse gezag over Palestina regelde. De Britten moesten zorgen voor een Joods tehuis, maar niet voor een Joodse Staat. Echter, in het licht van een dreigende herhaling van een soort Shoa is de vraag omtrent het juridisch gelijk van ondergeschikt belang. De bedoelingen van de Arabische wereld ten aanzien van de Joodse gemeenschap waren duidelijk. De oorlog had duidelijk tot doel om de Joodse burgers te verdrijven of te doden. Vreedzaam overleg hoe in vrede samen te leven binnen Palestina had een duurzame oplossing moeten bieden, maar bleek duidelijk een niet haalbare optie. De felheid waarmee Israël reageerde is goed te verklaren. Het volledig rechtsmatig verkregen recht om in volledige vrijheid te kunnen leven in het Palestijns gebied moest gehandhaafd blijven. De andere optie was verdwijnen of sterven. De opmerking dat zij 700.000 van de 1.400.000 Palestijnen van huis en haard verjoegen, is niet terecht. Men ging massaal op de vlucht (Al-Naqba, de catastrofe) voor het oorlogsgeweld. In de vaste overtuiging dat zij zouden winnen, adviseerde de Arabische coalitie de Palestijnen zelfs om te vertrekken en verzekerde hen dat ze later weer huiswaarts konden keren. Waarschijnlijk mede door gebrek aan voldoende vertrouwen in elkaars politieke bedoelingen, ontbrak het in de Arabische coalitie aan een goede coördinatie en werd de oorlog door hen verloren. De Israëli's namen 77 % van het land in beslag. De oorlog eindigde juli 1949 en kostte aan ongeveer 6000 Israëli's het leven.
 
Chaim Weizmann werd president en David Ben-Goerion minister-president.
 
'''1949 Bestandslijnen geen officiële grenzen'''
 
Door middel van wapenstilstandsakkoorden onder leiding van de Verenigde Naties werden bestandslijnen vastgesteld (wapenstilstand 7 jan 1949). Dit moest verder bloedvergieten voorkomen. De bestandslijnen hadden niet de functie van internationaalrechtelijke grenzen. Ook al noemde men ze later 'de grenzen van 1967'. In hetzelde jaar (1949) vond de 'Vierde Geneefse Conventie' plaats (21 apr-12 aug). Israël werd dit jaar lid van de Verenigde Naties.
 
'''1950 Bezetting door Jordanië en Egypte'''
Regel 135 ⟶ 137:
Toch nog onverwachts viel Egypte de Sinaï binnen. Syrië probeerde de Golanhoogte te heroveren. Na aanvankelijk succes van Egypte bleek hun gebrek aan organisatie en leed men grote verliezen, ook aan materieel (vooral tanks). (Elseviers Magazine, 13 okt 1973: ''<nowiki/>'Hun (Israël) drang naar veilige grenzen is blijkbaar sterker dan hun angst, bij de veiligheidsraad in ongenade te vallen''') Op 31 mrt 1974 werd een wapenstilstandsakkoord getekend.
 
'''1977''' Tot ieders verbazing zocht Egypte contact met Israël en bracht president Sadat op 19-21 nov een bezoek aan Jeruzalem. Hij sprak zelfs de Knesset toe. De daarop volgende gesprekken leidden tot afspraken, waarmee beide partijen gediend waren. Zo gaf Israël 24 febr. 1979 de Sinaï aan Egypte terug.
 
'''1980 Jeruzalem hoofdstad'''
Regel 143 ⟶ 145:
'''1993 Oslo-akkoorden'''
 
Op 13 sept vond de ondertekening van de Oslo-akkoorden plaats. Ook ondertekend door de Palestijnen. Doel: uit de impasse te komen. De nederzettingen werden niet illegaal verklaard. Er zou nog wel over onderhandeld worden. Extremisten aan beide kanten keerden zich tegen de afspraken. Palestijnen namen bij voorkeur hun toevlucht tot terreur.
 
'''1994 Vredesverdrag tussen Israël en Jordanië'''