kleine aanvullingen op de tekst
(kleine aanvulling op tekst) |
(kleine aanvullingen op de tekst) |
||
Regel 45:
Op de conferentie te Parijs werd op 25 februari het Handvest van de Volkenbond aangenomen.
'''1920''' '''De Britse regering en een voorstel'''
Op 16 jan hield men in Parijs de eerste plenaire zitting van de Volkenbond.
Regel 53:
'''1922 Het Palestina Mandaat'''
Het mandaat regelde het Brits gezag over Palestina en Transjordanië (24 juli werd het Mandaat van Palestina door alle 51 lidstaten van de Volkenbond goedgekeurd). Het Brits mandaat had betrekking op de delen zowel ten oosten als ten westen van de Jordaan. De Britten stonden garant voor een nationaal Joods tehuis in Palestina. Er was geen sprake van de stichting van een aparte Joodse staat. Bovendien behoefde het gehele mandaatgebied niet gereserveerd te zijn voor het bedoelde Joods tehuis. Het was wel zo dat door dit mandaat, door de Raad van de Volkenbond vastgesteld, Joden het recht op immigratie en vestiging werden gegarandeerd (art 6 van het Mandaat). '''''Het Mandaat had een internationaalrechtelijke basis'''.'' Zolang geen trustschapsovereenkomst was gesloten, dienden de rechten van de bevolking binnen het mandaatgebied gerespecteerd te worden en te blijven. Zo'n trustschapsovereenkomst vermeldt welke autoriteit het bestuur binnen het trustgebied zal uitoefenen (art 80 van het VN-Handvest). Het mandaat werd verworpen door de Arabieren. Ze wilden zondermeer geen Joodse staat op, naar zij meenden, Arabische grond. De Britten toonden ten aanzien van de Arabische bevolking toegeeflijkheid voor het feit dat zij een zekere gereserveerdheid had ten opzichte van Joodse immigranten. Engeland wilde geen haatgevoelens aanwakkeren om daarmee de rust en vrede in de regio te bewaren. De toegeeflijkheid was politiek ingegeven. (White Paper 3 juni 1922)
(Vooral na de komst van de eerste Zionistische pioniers, kwam een vestigingsgolf van Arabische groepen op gang. Het thuisland van de Arabische bevolking was echter niet beperkt tot het deel Palestina, maar werd vooral ook gevonden in de omringende Arabische landen. Palestijnse Arabieren hadden geen andere identiteit dan de overige Arabieren in het voormalige Ottomaanse rijk.) Joodse burgers in Transjordanië zouden ook daar in vrijheid moeten kunnen blijven wonen.
'''1923 De 'splitsing''''
De Raad van de Volkenbond stemde er mee in dat het gezag in het gebied van het mandaat, gelegen oostelijk van de Jordaan, met Britse steun, uitgeoefend zou worden door het Emiraat van Transjordanië. Door toe te geven aan de Arabische druk bij dit overleg, wilde Groot-Brittannië politieke rust bereiken in de regio. Transjordanië
Abdoellah, derde zoon van Hoessein-ibn-Ali, werd emir van Jordanië (1923-1946, vervolgens koning tot
'''1924 Verdrag tussen VS en het Verenigd Koninkrijk'''
|