Israël en het Palestina Mandaat: verschil tussen versies

Kleine aanpassing aan de tekst
(Kleine aanpassing aan de tekst)
(Kleine aanpassing aan de tekst)
Regel 61:
'''1923 De 'splitsing''''
 
De Raad van de Volkenbond stemde er mee in dat het gezag in het gebied van het mandaat, gelegen oostelijk van de Jordaan, met Britse steun, uitgeoefend zou worden door het Emiraat van Transjordanië. Door toe te geven aan de Arabische druk bij dit overleg, wilde Groot-Brittannië politieke rust bereiken in de regio. Transjordanië bleef wel mandaatgebied tot 1946, maar werd sinds 1923 constitutioneel bestuurd. De grens tussen de mandaatgebieden (Palestina en Trans-Jordanië), bedoeld als tehuis voor Joodse burgers, werd nu de Jordaan, waardoor qua oppervlak 'Palestina' beduidend kleiner werd. Het gebied Palestina werd nu het gebied westelijk van de Jordaan, Trans-Jordanië oostelijk van de Jordaan. Tevens werden de definitieve grenzen van de Golanhoogte vastgesteld. De Golan kwam nu geheel onder gezag van Frankrijk als mandataris van Syrië. Overigens was er de afspraak dat geen grondgebied van een mandaat overgedragen kon worden aan een andere mogendheid. Palestina werd toen bewoond door ca 85.000 Joden en 650.000 Arabieren.
 
Abdoellah, derde zoon van Hoessein-ibn-Ali, werd emir van Jordanië (1923-1946, vervolgens koning tot 1951). Faisal, broer van Abdoellah, werd koning van Irak (25 mei 1923).
Regel 75:
'''1933 Begin Nazi-bewind'''
 
Op 30 januari 1933 kwam in Duitsland Hitler aan de macht en spreekt men van nazi-Duitsland. Hitler kreeg na twee maanden reeds dictatoriale bevoegdheden. Het mag algemeen bekend zijn dat Hitlers ideologie aanzet is geworden tot het elimineren van bepaalde groepen uit de bevolking. Miljoenen hebben daardoor de dood gevonden. Aanvankelijk konden in Europa vele sympathisanten van het regime dergelijke gruweldaden nog niet vermoeden. Daarvoor waren ze trouwens te gruwelijk. Op 5 aug trof de Duitse overheid een overeenkomst met de 'Zionistische Vereinigung für Deutschland' (Ha'avara-Abkommen). De overeenkomst regelde het vertrek van Joodse burgers op voorwaarde dat zij alleen konden vertrekken na betaling van grote bedragen. Tegelijkertijd wilde de Britse overheid in Palestina alleen slechts nog Joodse burgers toelaten die over voldoende middelen beschikten. Veel Joodse Duitsers zagen kans om te emigreren naar Palestina, maar daartegenover werden anderen door gebrek aan voldoende middelen teruggestuurd.
 
'''1936-1939 Arabische opstanden'''
 
In de periode 1920-1939 kwamen onder bescherming van de Britten en tot ongenoegen van de Arabische bevolking 300.000 Joodse immigranten Palestina binnen. Tussen 1936-1939, wakkerde de haat tegen de Joodse gemeenschap en Groot-Brittannië aan. '''Een haat, die voortdurend naar argumenten zou zoeken om over te gaan tot openlijke agressie''' en uitmondde in een gewapende opstand. De Joodse bevolkinggemeenschap kende een officieus gekozen schaduwregering met een eigen verdedigingsleger (De Hagana). Die verleende steun aan de Britten. Gevoed door haat zocht de Palestijnse bevolking steun bij het Derde Rijk. Palestijnen lieten zich recruteren voor de Duitse SS. In deze periode vond in Duitsland op 9/10 nov 1938 de Reichskristallnacht plaats. Dit behoefde toen voor de meesten in Europa geen eyeopener te zijn. Men kon weten dat het van kwaad tot erger zou gaan. Dankzij de steun van nazi-Duitsland hielden de Arabieren het drie jaar vol. Op 2 jan 1939 verklaarde Hitler dat Duitsland vrij moest zijn van Joden. Zij moesten worden verbannen, maar mochten alleen vertrekken nadat zij hun vermogen en middelen aan de staat schonken. Door de toezegging van Engeland om ook rekening te houden met de Arabische wensen om de tot dan toe onbelemmerde immigratie van Joden enigszins te beperken (17 mei 1939, de 'MacDonald White Paper'), keerde de rust weer. Het 'Witboek voor Palestina' was een beleidsnotitie. Ze behelsde de afspraak dat over een periode van 5 jaar slechts 75.000 Joden naar Palestina mochten emigreren. Daarna moest toestemming verkregen worden van Palestijnse Arabieren. In de praktijk betekende dat dus, dat vervolgens geen immigranten meer zouden worden toegelaten. Over 10 jaar zou Palestina dan een gemengde Arabisch-Joodse staat moeten worden. De Engelse overheid voorzag een oorlog met Duitsland en wilde medewerking van de Arabische bevolking. De Arabische bevolking liet echter duidelijk weten dat zij een Arabische staat wilden zonder Joodse mede-zeggenschap. De leider van de Arabische opstand, Amin al-Hoesseini, vluchtte naar nazi-Duitsland. De Joodse gemeenschap had inmiddels geleerd zich goed te organiseren, vooral tegen ernstige vormen van agressie. Toen de oorlog met Nazi-Duitsland uitbrak, werd Palestina geconfronteerd met omvangrijke groepen illegale Joodse immigranten. De Britten stuurden hen terug naar de havens van waar zij gekomen waren, of deporteerden hen naar Centraal-Afrika. Het harde Britse beleid ten aanzien van hen, zette onder de Joodse bevolking veel kwaad bloed.
[[Bestand:Anne Frank.jpg|miniatuur|Anne Frank]]
'''1945 Einde Nazi-bewind/Holocaust/Shoa'''
 
Op 8 mei 1945 vond de overgave plaats van Nazi-Duitsland aan de Geallieerden. De Jodenhaat had tot gevolg dat ongeveer 6.000.000 (zes miljoen) Joodse medeburgers werden vermoord, man en vrouw, oud en jong. Ze stierven niet per ongeluk, maar waren slachtoffer van een goed georganiseerd uitroeiingsprogramma (Shoa). Miljoenen Europeanen (incl. in Duitsland), die hieraan niet hebben meegedaan, zelfs zij die na de oorlog geboren zijn, lopen, terugdenkend aan dit verschrikkelijk drama nog steeds rond met plaatsvervangende schaamte en schuld. De overwinning vroeg van de geallieerden grote offers. Om Europa te bevrijden van dit verschrikkelijke kwaad hadden zij duizenden en nog eens duizenden, veelal zeer jonge mensen, achter moeten laten op de slagvelden. Waarom dit gememoreerd wordt, heeft tot doel om aan te geven, hoezeer de Joodse burgers leden onder de terreur van nazi-Duitsland. Nooit eerder was onder de overlevenden de behoefte aan een eigen thuisland zó groot! In november braken onlusten uit in Caïro en Alexandrië, die gericht waren tegen de Joodse bevolking. In Tripoli vond een duidelijke pogrom (volkswoede met razzia) plaats tegen de Joodse bevolking. Daarbij vielen 74 dodelijke slachtoffers en vele gewonden.
[[Bestand:Delingsplan 1947.jpg|miniatuur|Delingsplan 1947: (resolutie 181(II) 29 nov 1947 van de Algemene Vergadering van de VN)]]
'''1946 Opheffing van de Volkenbond'''
Regel 101:
'''1948 Einde Brits mandaat over Palestina/Eerste Arabisch-Israëlische oorlog'''
[[Bestand:David Ben-Goerion.jpg|miniatuur|394x394px|David Ben-Goerion]]
De tijd kwam voor de Britten om te vertrekken. Ze droegen 14 febr het mandaat over aan de Verenigde Naties en weigerden toe te zien op de uitvoering van het delingsplan. Hun vertrek was gepland op 15 mei. Gezegd moet worden dat zij ten aanzien van hun verplichtingen niet tot een volledige afronding zijn gekomen. De Joodse bevolking zag de bui al hangen. Zij hoefde niet op medewerking van de Arabische bevolking te rekenen. Men wist dat bij het naderen van het einde van het Brits mandaatschap een gezagsvacuüm ging ontstaan. Men wist ook dat de 'messen' reeds lang geslepen waren en de veiligheid nadrukkelijk in het geding was. Vijandelijkheden jegens de Joodse gemeenschap waren reeds aan de orde van de dag. Een massale slachting onder de Joodse bevolking bleek een reële optie. Op 10 april vermoordden Irgun- en Stern-groepen 254 Arabische burgers van het dorp Deir Yassim. Dit ook tot grote ontsteltenis van de joods gemeenschap zelf. Om in deze omstandigheid ter bescherming van de bevolking sterker te staan en zich te verzekeren van het recht op nakoming van de afspraken voortvloeiend uit het Palestina Mandaat, riep Ben-Goerion, tien uur voor het einde van het mandaatschap (14 mei 1948), eenzijdig de onafhankelijke staat Israël uit. Direct gevolgd (15 mei) door een aanval van vijf Arabische staten (Egypte, Jordanië, Syrië, Irak en Libanon, plus troepen uit Saoedi-Arabië). Deze oorlog betekende voor de Joodse gemeenschap een 'onafhankelijkheidsoorlog'. De oorlog zette in met een Pan-Arabische invasie, die niet onverwachts kwam. Ze duurde tot eind december 1948. Het initiatief om de Joodse Staat uit te roepen was volgens Mr. C.J. Wisse niet rechtsmatig (art. RD). Hij stelt dat de grenzen van het Palestina Mandaat niet meer geldig waren, omdat het mandaat slechts het Britse gezag over Palestina regelde. De Britten moesten zorgen voor een Joods tehuis, maar niet voor een Joodse Staat. Echter, in het licht van een dreigende herhaling van een soort Shoa is de vraag omtrent het juridisch gelijk van ondergeschikt belang. De bedoelingen van de Arabische wereld ten aanzien van de Joodse gemeenschap waren duidelijk. De oorlog had duidelijk tot doel om de Joodse burgers te verdrijven of te doden. Vreedzaam overleg hoe in vrede samen te leven binnen Palestina had een duurzame oplossing moeten bieden, maar bleek duidelijk een niet haalbare optie. De felheid waarmee Israël reageerde is goed te verklaren. De opmerking dat zij 700.000 van de 1.400.000 Palestijnen van huis en haard verjoegen, is niet terecht. Men ging massaal op de vlucht (Nakba, de catastrofe) voor het oorlogsgeweld. In de vaste overtuiging dat zij zouden winnen, adviseerde de Arabische coalitie de Palestijnen zelfs om te vertrekken en verzekerde hen dat ze later weer huiswaarts konden keren. Waarschijnlijk mede door gebrek aan voldoende vertrouwen in elkaars politieke bedoelingen, ontbrak het in de Arabische coalitie aan een goede coördinatie en werd de oorlog door hen verloren. De Israëli's namen 77 % van het land in beslag.
 
Chaim Weizmann werd president en Ben-Goerion minister-president.