Jesaja (boek)/Hoofdstuk 2: verschil tussen versies

297 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 145:
''Opb 6:16  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en <u>verbergt</u> ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam; Opb 6:17 want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? (Telos)''
 
Ook in deze verzen een verwijzing naar de verberging der mensen in de rotsen en de dag van Jahweh. Sommigen zien hierin (mogelijk) door mensen gemaakte een ondergrondse schuiplaatsen, ondergrondse steden<ref>Zo Brent Miller, zie [https://www.youtube.com/watch?v=7IOr7NWVNrw Brend Miller, Sr.: Decoding the Future - Part 2]. Youtube.com: Prophecy in the News, 4 maart 2016.</ref>.
 
== Jes,. 2:20 ==
Jes 2:20  In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden, en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich daarvoor neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen; (SV)
'''Zijn afgoden.''' In dit hoofdstuk wordt de afgodendienst aan de kaak gesteld, zie verzen 8
Regel 160:
 
''Jes 2:10  Ga in den rotssteen, en verberg u in het stof, vanwege den schrik des HEEREN, en om de heerlijkheid Zijner majesteit. Jes 2:11  De hoge ogen der mensen zullen vernederd worden, en de hoogheid der mannen zal nedergebogen worden; en de HEERE alleen zal in dien dag verheven zijn. (...) Jes 2:19  Dan zullen zij in de spelonken der rotsstenen gaan, en in de holen der aarde, vanwege den schrik des HEEREN, en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal, om de aarde te verschrikken. (SV)''
 
== Voetnoot ==