Jhwh: verschil tussen versies

14 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
Regel 19:
De enige uitzondering op de samenstelling Jhwh Elohim (HEERE God) is het gesprek tussen de slang en de eerste vrouw.<blockquote>''Ge 3:1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de <u>HEERE God</u> gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? Ge 3:2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten;'' ''Ge 3:3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs [is], heeft <u>God</u> gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. Ge 3:4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; Ge 3:5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als <u>God</u> wezen, kennende het goed en het kwaad.'' ''Ge 3:6 En de vrouw zag, dat die boom goed [was] tot spijze, en dat hij een lust [was] voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Ge 3:7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt [waren]; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. Ge 3:8 En zij hoorden de stem van den <u>HEERE God</u>, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den <u>HEERE God</u>, in het midden van het geboomte des hofs.''</blockquote>De slang en de vrouw spreken alleen van God (Elohim), niet van HEERE (Jhwh) God (Elohim). Later, na de zondeval en wanneer zij haar eerste zoon heeft gebaard, noemt zij God bij de naam Jahweh.<blockquote>''Ge 4:1 En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde, Kain, en zeide: Ik heb een man van den HEERE (Jhwh) verkregen!''</blockquote>Dit is de '''eerste keer '''dat iemand de naam Jhwh noemt en tevens de eerste keer dat Jhwh (HEERE) zonder Elohim (‘God’) genoemd wordt.
 
Wanneer Eva Seth gebaard heeft, spreekt zij van ‘God’, niet van Jahweh.
Wanneer Eva Seth gebaard heeft, spreekt zij van ‘God’, niet van Jahweh.<blockquote>''Ge 4:25 En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak] [zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen.''</blockquote>Verder in Genesis komen Jahweh en Elohim wel vaak voor, maar niet als Jahweh Elohim.
 
Wanneer Eva Seth gebaard heeft, spreekt zij van ‘God’, niet van Jahweh.<blockquote>''Ge 4:25 En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak] [zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen.''</blockquote>Verder in Genesis komen Jahweh en Elohim wel vaak voor, maar niet als Jahweh Elohim.
'''Wie noemen de naam Jhwh nog meer?''' Men begon de naam van Jahweh aan te roepen ten tijde van Enos, de zoon van Seth.<blockquote>''Ge 4:26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen.''</blockquote>Lamech, de zoon van Methusalach en de vader van Noach, noemt ook de naam Jahweh.<blockquote>''Ge 5:29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!''</blockquote>De volgende die de naam Jahweh noemt is Noach:<blockquote>''Ge 9:26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht!''</blockquote>De volgende die de naam van Jahweh noemt is Abram:<blockquote>''Ge 12:8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth–el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth–el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.'' </blockquote><blockquote> ''Ge 13:4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.''</blockquote><blockquote> ''Ge 14:22 Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit;''</blockquote>De volgende die in de geschiedenis van het Oude Testament de naam Jahweh noemt is Sarai:<blockquote>''Ge 16:2 Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde naar de stem van Sarai.''</blockquote><blockquote> ''Ge 16:5 Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen mij en tussen u!''</blockquote>In Gen 16:7 is voor de eerste keer sprake van ‘de Engel van Jhwh’:<blockquote>''Ge 16:7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.''</blockquote>In de volgende passage spreekt Jhwh over Jhwh.<blockquote>''Ge 18:17 En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe?'' ''Ge 18:18 Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden? Ge 18:19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft.'' </blockquote>De eerste keer dat engelen de naam ‘Jhwh’ noemen is wanneer twee engelen tot Lot spreken over de ondergang van Sodom:<blockquote>''Ge 19:13 Want wij gaan deze plaats verderven, omdat haar geroep groot geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.''</blockquote>De volgende die de naam Jhwh noemt is Lot wanneer hij tot zijn zonen spreekt.<blockquote>''Ge 19:14 Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, die zijn dochteren nemen zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende.''</blockquote>Abraham weer:<blockquote>''Ge 21:33 En hij plantte een bos in Ber–seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan.''</blockquote><blockquote> ''Ge 22:14 En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden!''</blockquote>De engel van Jhwh spreekt tegenover Abraham van Jhwh.<blockquote>''Ge 22:15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; Ge 22:16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt;''</blockquote>Abraham tot zijn knecht:<blockquote>''Ge 24:3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon; (...) Ge 24:7 De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.''</blockquote>De knecht van Abraham noemt Jhwh in zijn gebed:<blockquote>''Ge 24:12 En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe [haar] mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.'' </blockquote><blockquote>''Ge 24:26 Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; Ge 24:27 En hij zeide: Geloofd [zij] de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.''</blockquote>Laban tot de knecht van Abraham:<blockquote>''Ge 24:31 En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.''</blockquote>Knecht van Abraham, Laban'':''<blockquote>''Ge 24:35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.'' (...) ''Ge 24:40 En hij zeide tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.'' (...) ''Ge 24:42 En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga; (...) Ge 24:44 En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw [zij], die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen.'' (...) ''Ge 24:48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad den HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen. (...) Ge 24:50 Toen antwoordde Laban, en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken. Ge 24:51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft! (...) Ge 24:56 Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga''</blockquote>Izaak:<blockquote>''Ge 26:22 En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land.'' (...) ''Ge 26:25 Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put.''</blockquote>Abimelech tot Izaak:<blockquote>''Ge 26:28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken: Ge 26:29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij [zijt] nu de gezegende des HEEREN!''</blockquote>Izaak tot Ezau:<blockquote>''Ge 27:7 Breng mij een wildbraad, en maak mij smakelijke spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 27:20 Toen zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, [dat] gij het zo haast gevonden hebt, mijn zoon? En hij zeide: Omdat de HEERE uw God [dat] heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht.''</blockquote>Izaak:<blockquote>''Ge 27:27 En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij de reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft.''</blockquote>Jhwh tot Jacob:<blockquote>''Ge 28:13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 28:16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!''</blockquote><blockquote> ''Ge 28:21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn!''</blockquote>Lea:<blockquote>''Ge 29:32 En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. Ge 29:33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon.'' (...) ''Ge 29:35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.''</blockquote>Rachel:<blockquote>''Ge 30:24 En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe.''</blockquote>Laban:<blockquote>''Ge 30:27 Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil gezegend heeft.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 30:30 Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?'' </blockquote><blockquote> ''Ge 32:9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer weder tot uw land, en tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u doen!''</blockquote>Jacob op zijn sterfbed:<blockquote>''Ge 49:18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!''</blockquote>Als Mozes de God van Israël in de woestijn ontmoet, krijgt hij de opdracht om het volk Israel te verlossen. Mozes vraagt met welke naam hij God aan de Israelieten zal noemen. Jhwh antwoordt hem.<blockquote>''Ex 3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?'' ''Ex 3:14 En God zeide tot Mozes: <u>IK BEN DIE IK BEN</u>! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: <u>IK BEN</u> heeft mij tot ulieden gezonden! Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De <u>HEERE</u>, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.'' ''Ex 3:16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; Ex 3:18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!''</blockquote>Mozes:<blockquote>''Ex 4:1 Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!''</blockquote>Jahweh:<blockquote>''Ex 4:5 Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob.''</blockquote>
 
Verder in Genesis komen Jahweh en Elohim wel vaak voor, maar niet als Jahweh Elohim.
 
'''Wie noemen de naam Jhwh nog meer?''' Men begon de naam van Jahweh aan te roepen ten tijde van Enos, de zoon van Seth.<blockquote>''Ge 4:26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen.''</blockquote>Lamech, de zoon van Methusalach en de vader van Noach, noemt ook de naam Jahweh.
 
<blockquote>''Ge 5:29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!''</blockquote>
 
De volgende die de naam Jahweh noemt is Noach:<blockquote>''Ge 9:26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht!''</blockquote>
 
De volgende die de naam van Jahweh noemt is Abram:
 
<blockquote>''Ge 12:8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth–el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth–el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.'' </blockquote>
 
'''Wie noemen de naam Jhwh nog meer?''' Men begon de naam van Jahweh aan te roepen ten tijde van Enos, de zoon van Seth.<blockquote>''Ge 4:26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen.''</blockquote>Lamech, de zoon van Methusalach en de vader van Noach, noemt ook de naam Jahweh.<blockquote>''Ge 5:29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!''</blockquote>De volgende die de naam Jahweh noemt is Noach:<blockquote>''Ge 9:26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht!''</blockquote>De volgende die de naam van Jahweh noemt is Abram:<blockquote>''Ge 12:8 En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth–el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth–el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.'' </blockquote><blockquote> ''Ge 13:4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.''</blockquote><blockquote> ''Ge 14:22 Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit;''</blockquote>De volgende die in de geschiedenis van het Oude Testament de naam Jahweh noemt is Sarai:<blockquote>''Ge 16:2 Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde naar de stem van Sarai.''</blockquote><blockquote> ''Ge 16:5 Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen mij en tussen u!''</blockquote>In Gen 16:7 is voor de eerste keer sprake van ‘de Engel van Jhwh’:<blockquote>''Ge 16:7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.''</blockquote>In de volgende passage spreekt Jhwh over Jhwh.<blockquote>''Ge 18:17 En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe?'' ''Ge 18:18 Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden? Ge 18:19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft.'' </blockquote>De eerste keer dat engelen de naam ‘Jhwh’ noemen is wanneer twee engelen tot Lot spreken over de ondergang van Sodom:<blockquote>''Ge 19:13 Want wij gaan deze plaats verderven, omdat haar geroep groot geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.''</blockquote>De volgende die de naam Jhwh noemt is Lot wanneer hij tot zijn zonen spreekt.<blockquote>''Ge 19:14 Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, die zijn dochteren nemen zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij was in de ogen zijner schoonzonen als jokkende.''</blockquote>Abraham weer:<blockquote>''Ge 21:33 En hij plantte een bos in Ber–seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan.''</blockquote><blockquote> ''Ge 22:14 En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden!''</blockquote>De engel van Jhwh spreekt tegenover Abraham van Jhwh.<blockquote>''Ge 22:15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; Ge 22:16 En zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt;''</blockquote>Abraham tot zijn knecht:<blockquote>''Ge 24:3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon; (...) Ge 24:7 De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.''</blockquote>De knecht van Abraham noemt Jhwh in zijn gebed:<blockquote>''Ge 24:12 En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe [haar] mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.'' </blockquote><blockquote>''Ge 24:26 Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE; Ge 24:27 En hij zeide: Geloofd [zij] de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.''</blockquote>Laban tot de knecht van Abraham:<blockquote>''Ge 24:31 En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.''</blockquote>Knecht van Abraham, Laban'':''<blockquote>''Ge 24:35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.'' (...) ''Ge 24:40 En hij zeide tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.'' (...) ''Ge 24:42 En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga; (...) Ge 24:44 En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw [zij], die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen.'' (...) ''Ge 24:48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad den HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen. (...) Ge 24:50 Toen antwoordde Laban, en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken. Ge 24:51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft! (...) Ge 24:56 Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga''</blockquote>Izaak:<blockquote>''Ge 26:22 En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land.'' (...) ''Ge 26:25 Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put.''</blockquote>Abimelech tot Izaak:<blockquote>''Ge 26:28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken: Ge 26:29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken! Gij [zijt] nu de gezegende des HEEREN!''</blockquote>Izaak tot Ezau:<blockquote>''Ge 27:7 Breng mij een wildbraad, en maak mij smakelijke spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 27:20 Toen zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, [dat] gij het zo haast gevonden hebt, mijn zoon? En hij zeide: Omdat de HEERE uw God [dat] heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht.''</blockquote>Izaak:<blockquote>''Ge 27:27 En hij kwam bij, en hij kuste hem; toen rook hij de reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds, hetwelk de HEERE gezegend heeft.''</blockquote>Jhwh tot Jacob:<blockquote>''Ge 28:13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 28:16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!''</blockquote><blockquote> ''Ge 28:21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn!''</blockquote>Lea:<blockquote>''Ge 29:32 En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. Ge 29:33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon.'' (...) ''Ge 29:35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.''</blockquote>Rachel:<blockquote>''Ge 30:24 En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe.''</blockquote>Laban:<blockquote>''Ge 30:27 Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil gezegend heeft.''</blockquote>Jacob:<blockquote>''Ge 30:30 Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?'' </blockquote><blockquote> ''Ge 32:9 Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer weder tot uw land, en tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u doen!''</blockquote>Jacob op zijn sterfbed:<blockquote>''Ge 49:18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!''</blockquote>Als Mozes de God van Israël in de woestijn ontmoet, krijgt hij de opdracht om het volk Israel te verlossen. Mozes vraagt met welke naam hij God aan de Israelieten zal noemen. Jhwh antwoordt hem.<blockquote>''Ex 3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?'' ''Ex 3:14 En God zeide tot Mozes: <u>IK BEN DIE IK BEN</u>! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: <u>IK BEN</u> heeft mij tot ulieden gezonden! Ex 3:15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De <u>HEERE</u>, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.'' ''Ex 3:16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; Ex 3:18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!''</blockquote>Mozes:<blockquote>''Ex 4:1 Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!''</blockquote>Jahweh:<blockquote>''Ex 4:5 Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob.''</blockquote>
 
== Betekenis ==