k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 7:
{{Tijdbalk Israël 850-750 v.C.}}
Wel laat het zich niet loochenen, dat de dood van Hazaël voor zijn ondernemingen zeer bevorderlijk was, maar de grondoorzaak van zijn welslagen lag in zijn geloof en godsvrucht. Zondigde hij op het voetspoor van al zijn voorgangers door de handhaving van de kalverendienst, hij stelde evenwel grote prijs op de vriendschap van Elisa en zag met droefheif het einde van de man Gods naderen. In een zinnebeeld voorspelde de profeet hem zijn zegepralen op de Syriêrs en zou hem graag nog grotere roem verkondigd hebben, als zijn volharding en zijn geloof slechts groter geweest was. Elisa had waarheid gesproken. Weldra rustte Joas op zijn lauweren en zette de krijg tegen de Syriërs niet voort. Als hij het gedaan had, de Moabieten zouden hem wel niet verontrust hebben; nu namen zij enige steden van Ruben in, en staken zelfs de Jordaan over, om stroop- en plundertochten in het land te doen. Maar nog eenmaal ontwaakte de zucht naar krijgsroem in Israël's vorst. Met 100.000 man gehuurde troepen van het rijk der tien stammen had Amazia van Juda Edom ten onder gebracht en wilde daarna op Joas wraak nemen, daar deze die grenzen van zijn gebied weer tot Beth-horon uitgebreid en zodoende enige steden aan Juda ontnomen had. Deze plaatsen waren op Joahaz door Joas van Juda veroverd geworden. Dit straffeloos te laten geschieden, gedoogde de hoogmoed van Amazia niet. Joas waarschuwde hem vruchteloos.
|