k
→Job. 1:18-19
k (→Job. 1:11) |
k (→Job. 1:18-19) |
||
Regel 66:
Job 1:18 Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Uw zonen en uw dochteren aten, en dronken wijn, in het huis van hun broeder, den eerstgeborene; Job 1:19 En zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. (SV)
'''Uw zonen en uw dochteren.''' Job had 7 zonen en 3 dochters (1:2).
== Job 1:22 ==
Job 1:22 In dit alles zondigde Job niet, en schreef Gode niets ongerijmds toe. (SV)
'''In dit alles zondigde Job niet.''' Zondigde hij niet met zijn lippen. Ook later niet:
''Job 2:10 ... ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. (SV)''
|