John Brown van Haddington: verschil tussen versies

605 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 120:
'''Bijbelverklaring.''' Maar het bekendste werk is wel zijn Bijbelverklaring, in 1778. Het maakt hem in zijn dagen wereldberoemd. Zeker, de uitgebreide Bijbelverklaring van Matthew Henry was er al, maar deze was voor de arme bevolking van het ‘platteland’ veel te kostbaar. John Brown nu geeft een werk uit, dat in één band, veel beknopter is en dus goedkoper. Het heeft iets weg van de kanttekeningen in onze statenbijbel. Ik zal een paar dingen hieruit overschrijven.
 
Aan het eind van het droevige hoofdstuk over de zondeval schrijft Brown:<blockquote>''Wees voorzichtig en waakzaam, mijn ziel, opdat je tegenpartij, de duivel, geen voordeel op je behaalt en je verleidt door zijn list. Treed hem nooit tegemoet zonder Jezus, of in eigen kracht. Speel nooit met hem, maar weersta hem direct dapper, en hij zal van je vluchten.''</blockquote><blockquote>''Mijn gelukzaligheid bestaat niet hierin dat ik god word, maar dat ik God geniet, als mijn Alles.''</blockquote><blockquote>''Op wat voor schaamte en ellende loopt zonde altijd uit! -''</blockquote><blockquote>''Zie, hoe de beledigde Majesteit des hemels vliegt op de vleugels van oneindige liefde en genade tot vertroosting van zelf-vernielende mensen, om aan hen verlossing door het bloed van Zijn Zoon bekend te maken, aan te bieden en te schenken! Maar, helaas, zie hoe zij van Hem vandaan vluchten en door het bedekken van hun overtreding zelfs proberen Zijn gunst te ontlopen. Gezegende Jezus, laat mij altijd, wanneer U mij aanklaagt, vluchten tot Uw boezem van genade en vriendelijkheid.''</blockquote>Nog twee voorbeelden. Op Mattheüs 1:<blockquote>''Hoewel een lang uitstel van Gods gunstbewijzen ons geduld erg op de proef stelt, verzwakt het toch Gods beloften geenszins.''</blockquote><blockquote>''Hoe wonderlijk was de ontvangenis en geboorte van onze Zaligmaker, en hoe eervol is er getuigenis van gegeven! Met grote wijsheid en voorzichtigheid leidde God elke omstandigheid daarvan tot Zijn eer en tot welzijn van de betrokkenen. Maar zij die opmerkelijke eer van God krijgen, kunnen opmerkelijke beproevingen verwachten: als we echter een goed geweten bewaren, zal God onze eer bewaren of op zijn tijd verdedigen.''</blockquote>Op Openbaring 20:<blockquote>''Glorieus is de periode van vrijheid, vrede, vreugde en overwinning die de gemeente van ware gelovigen zelfs op aarde zal genieten, na een lange nacht van moeite en verdrukking. Wanneer de satan is gebonden en de Heilige Geest is uitgestort, met welk een kracht, geestelijkheid en luister zal dan de zaak van Christus herleven!''</blockquote>Dit werk is zo omvangrijk dat geen drukker het durft uitgeven. Brown moet zelf geld voorschieten; geld dat hij nooit meer terug ziet. Hij wil voor niet één van al zijn boeken ooit een cent ontvangen! Want hij heeft maar één doel: nuttig zijn voor de vele arme, eenvoudige gemeenteleden in en buiten Schotland. En zelfs professoren betuigen hem dank voor deze kostelijke Bijbelverklaring.
 
== Hier verder ==
Nog twee voorbeelden:
# Op Mattheüs 1:
Hoewel een lang uitstel van Gods gunstbewijzen ons geduld erg op de proef stelt, verzwakt het toch Gods beloften geenszins.
 
Hoe wonderlijk was de ontvangenis en geboorte van onze Zaligmaker, en hoe eervol is er getuigenis van gegeven! Met grote wijsheid en voorzichtigheid leidde God elke omstandigheid daarvan tot Zijn eer en tot welzijn van de betrokkenen. Maar zij die opmerkelijke eer van God krijgen, kunnen opmerkelijke beproevingen verwachten: als we echter een goed geweten bewaren, zal God onze eer bewaren of op zijn tijd verdedigen.
# Op Openbaring 20:
Glorieus is de periode van vrijheid, vrede, vreugde en overwinning die de gemeente van ware gelovigen zelfs op aarde zal genieten, na een lange nacht van moeite en verdrukking. Wanneer de satan is gebonden en de Heilige Geest is uitgestort, met welk een kracht, geestelijkheid en luister zal dan de zaak van Christus herleven!
 
Dit werk is zo omvangrijk dat geen drukker het durft uitgeven. Brown moet zelf geld voorschieten; geld dat hij nooit meer terug ziet. Hij wil voor niet één van al zijn boeken ooit een cent ontvangen! Want hij heeft maar één doel: nuttig zijn voor de vele arme, eenvoudige gemeenteleden in en buiten Schotland. En zelfs professoren betuigen hem dank voor deze kostelijke Bijbelverklaring.
 
Het laatste boek dat Brown uitgeeft, is het dagboek en levensverhaal van een eenvoudige Schotse dienstbode, Elizabeth Wast. Het heet ''Zoet en bitter, licht en duisternis, op de weg naar de hemel''.
 
De geleerde, wereldberoemde predikant begon met boekjes uit te geven over de zuivere leer en eindigt nu met een boekje waarin op eenvoudige manier het innige geloofsleven met God wordt beschreven. Want het is nuttig, volgens ds. Brown, om boeken te lezen, waarin wordt beschreven hoe God Zijn kinderen leidt en wat Hij ze doet beleven. Zijn doel is om de ziel verwoestendezielverwoestende oppervlakkigheid van de toenmalige (en hedendaagse!) godsdienst tegen te gaan en om te bevorderen een onderscheidene, diepe en hart vervullende ervaring van het genadewerk van Gods Geest, dat uitloopt op een godzalige, actieve en ordelijke praktijk.
 
Hij schrijft in dit verband:<blockquote>''Hoe aangenaam om te zien als onze kinderen op deze manier leven en sterven! Hoe aangenaam, wanneer zij op hun sterfbed liggen, als ze dan God loven, en ons bedanken voor de moeite die we hebben besteed aan hun christelijke opvoeding!''</blockquote><blockquote>''Waarom klagen we over onkunde, dwaasheid, hoogmoed, verkwisting en goddeloosheid in de opgroeiende generatie, als de oorzaak ligt in ons veronachtzamen van hun zielen? Als een van onze kinderen een last of een schande voor ons is, worden we dan niet door onze eigen goddeloosheid gekastijd en door onze eigen nalatigheid berispt?''</blockquote>En aan de jeugd zelf schrijft hij:<blockquote>''In deze geschiedenis kunnen jullie zien hoe jullie leven hoort te zijn; en hoe het door Gods genade kan zijn, en hoe je leven zal zijn, als je niet lui, dwaas en goddeloos bent.''</blockquote>
Hij schrijft in dit verband:
 
== Professor ==
Hoe aangenaam om te zien als onze kinderen op deze manier leven en sterven! Hoe aangenaam, wanneer zij op hun sterfbed liggen, als ze dan God loven, en ons bedanken voor de moeite die we hebben besteed aan hun christelijke opvoeding!
Ondertussen is John Brown professor geworden. Hoe is het mogelijk: eenEen herdersjongen, die maar een paar maanden lagere school heeft gehad, wordt professor in de theologie en leidt studenten op tot het ambt van predikant …! Dus het schrijven van al die boeken gebeurt niet terwijl ds. Brown weinig te doen heeft. Nee, behalve zijn eigen gemeente en al het daarbij behorende werk én behalve zijn gezin, krijgt hij in 1767 de verantwoordelijkheid om onderwijs te geven in al de vakken van de godgeleerdheid. Zelf kreeg hij les van professor Erskine; en nu volgt hij op 45-jarige leeftijd zijn leermeester op. Tot aan zijn dood, twintig jaar later, zijn er elk jaar ongeveer dertig studenten, die gedurende twee maanden in Haddington logeren en zijn lessen volgen. In 160 uren worden alle lessen gegeven, vooral oefening in preken. De overige tien maanden moeten de studenten thuis de boeken bestuderen. Na vijf jaar zijn ze afgestudeerd en kunnen ze worden toegelaten tot het ambt.
 
Uit deze lessen komt in 1782 een boek voort, dat pas herdrukt werd, ''Systematische Theologie''. In zijn lessen legt Brown, net als zijn eigen leermeester Erskine, nadruk op het bevindelijke aspect van het christen zijn en het predikant zijn. Dit komt duidelijk tot uiting in zijn afscheidstoespraak elk jaar tot de studenten. Een voorbeeld:<blockquote>''Terwijl ik deze morgen aan jullie vertrek dacht, kwamen twee Schriftplaatsen mij voor de aandacht, en jullie doen er goed aan om ze ernstig te overdenken: “Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één uit u is een duivel.” Iemand kan tot een bijzondere dienst zijn geroepen, een openbare functie in de kerk vervullen, predikant zijn, uitgaan in de wereld en mensen aanspreken over dingen van eeuwigheidswaarde en toch een duivel zijn. Hij kan onder de macht van de duivel zijn, in staat van vijandschap tegen God, in zijn hart een verrader. Christus weet alle dingen: door welke drijfveren jullie worden bewogen, welk doel jullie hebben, en of jullie inderdaad zijn, die jullie zeggen te zijn. O, hoe verdrietig is het om''</blockquote><blockquote>''- een Zaligmaker aan te prijzen, Die je niet liefhebt''</blockquote><blockquote>''- een evangelie te prediken dat je niet gelooft''</blockquote><blockquote>''- de weg naar de hemel aan te wijzen, en zelf geen stap op die weg te zetten …!''</blockquote><blockquote>''De tweede Schriftplaats komt dichterbij en is nog alarmerender: “En vijf van hen waren wijs, en vijf waren dwaas.” Slechts de helft van de aanwezigen is wijs tot zaligheid, ernstig, voorzichtig, bedachtzaam, en onderwezen in de verborgenheden der zaligheid, in wier harten Christus woont door het geloof, en die Gods kracht in het evangelie hebben gevoeld; die Hem hebben aangenomen als hun enige Heere en Koning. O, ik wil absoluut niet liefdeloos over jullie oordelen, maar ik weet de bedrieglijkheid van ons hart. Zij die van plan zijn een ambt op zich te nemen om zielen te winnen, hebben het vast en zeker nodig om diep overtuigd te zijn aangaande de bedrieglijkheid van hun eigen zielen.''</blockquote>Zulke toespraken zullen niet licht vergeten zijn …! Ook wordt aan de studenten persoonlijke herderlijke zorg besteed, onder andere door briefwisseling. Aan een student schrijft hij:<blockquote>''Werp je zorgen op de Heere, maar pas ervoor op Zijn voorzienige leiding te minachten, anders kon de Heere dit wel eens tijdens je leven op je straffen …''</blockquote><blockquote>''Ik hoop dat de Heere wat wind [hoogmoed, WP], die je in het begin opgeblazen maakte, uit je heeft laten gaan. Vraag Hem om die leegte met Zichzelf en Zijn genade te vervullen.''</blockquote>Tot intense vreugde van de vader mag de professor ook twee van zijn eigen zonen, John en Ebenezer, opleiden tot dienaar van het Woord. Beiden zijn jarenlang trouwe predikers in de Secession kerk, en zelfs kleinzonen worden (na zijn dood) predikant of professor.
Waarom klagen we over onkunde, dwaasheid, hoogmoed, verkwisting en goddeloosheid in de opgroeiende generatie, als de oorzaak ligt in ons veronachtzamen van hun zielen? Als een van onze kinderen een last of een schande voor ons is, worden we dan niet door onze eigen goddeloosheid gekastijd en door onze eigen nalatigheid berispt?
 
Aan John schrijft moeder Brown op 14 februari 1771: ‘We hebben het erg nodig om de tijd die we nu genieten, te gebruiken ten behoeve van de eeuwigheid. We weten niet hoe weinig tijd we nog hebben. Lieve Johnny, de jeugd is een kostbare tijd, laat hem niet tussen je vingers doorglippen, zonder erover bekommerd te zijn of Christus je eigendom is en jij van Hem.
En aan de jeugd zelf schrijft hij:
 
In deze geschiedenis kunnen jullie zien hoe jullie leven hoort te zijn; en hoe het door Gods genade kan zijn, en hoe je leven zal zijn, als je niet lui, dwaas en goddeloos bent.
 
'''De professor'''
 
Ondertussen is John Brown professor geworden. Hoe is het mogelijk: een herdersjongen, die maar een paar maanden lagere school heeft gehad, wordt professor in de theologie en leidt studenten op tot het ambt van predikant …! Dus het schrijven van al die boeken gebeurt niet terwijl ds. Brown weinig te doen heeft. Nee, behalve zijn eigen gemeente en al het daarbij behorende werk én behalve zijn gezin, krijgt hij in 1767 de verantwoordelijkheid om onderwijs te geven in al de vakken van de godgeleerdheid. Zelf kreeg hij les van professor Erskine; en nu volgt hij op 45-jarige leeftijd zijn leermeester op. Tot aan zijn dood, twintig jaar later, zijn er elk jaar ongeveer dertig studenten, die gedurende twee maanden in Haddington logeren en zijn lessen volgen. In 160 uren worden alle lessen gegeven, vooral oefening in preken. De overige tien maanden moeten de studenten thuis de boeken bestuderen. Na vijf jaar zijn ze afgestudeerd en kunnen ze worden toegelaten tot het ambt.
 
Uit deze lessen komt in 1782 een boek voort, dat pas herdrukt werd, ''Systematische Theologie''. In zijn lessen legt Brown, net als zijn eigen leermeester, Erskine, nadruk op het bevindelijke aspect van het christen zijn en het predikant zijn. Dit komt duidelijk tot uiting in zijn afscheidstoespraak elk jaar tot de studenten. Een voorbeeld:
 
Terwijl ik deze morgen aan jullie vertrek dacht, kwamen twee Schriftplaatsen mij voor de aandacht, en jullie doen er goed aan om ze ernstig te overdenken: “Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één uit u is een duivel.” Iemand kan tot een bijzondere dienst zijn geroepen, een openbare functie in de kerk vervullen, predikant zijn, uitgaan in de wereld en mensen aanspreken over dingen van eeuwigheidswaarde en toch een duivel zijn. Hij kan onder de macht van de duivel zijn, in staat van vijandschap tegen God, in zijn hart een verrader. Christus weet alle dingen: door welke drijfveren jullie worden bewogen, welk doel jullie hebben, en of jullie inderdaad zijn, die jullie zeggen te zijn. O, hoe verdrietig is het om
* een Zaligmaker aan te prijzen, Die je niet liefhebt
* een evangelie te prediken dat je niet gelooft
* de weg naar de hemel aan te wijzen, en zelf geen stap op die weg te zetten …!
De tweede Schriftplaats komt dichterbij en is nog alarmerender: “En vijf van hen waren wijs, en vijf waren dwaas.” Slechts de helft van de aanwezigen is wijs tot zaligheid, ernstig, voorzichtig, bedachtzaam, en onderwezen in de verborgenheden der zaligheid, in wier harten Christus woont door het geloof, en die Gods kracht in het evangelie hebben gevoeld; die Hem hebben aangenomen als hun enige Heere en Koning. O, ik wil absoluut niet liefdeloos over jullie oordelen, maar ik weet de bedrieglijkheid van ons hart. Zij die van plan zijn een ambt op zich te nemen om zielen te winnen, hebben het vast en zeker nodig om diep overtuigd te zijn aangaande de bedrieglijkheid van hun eigen zielen.
 
Zulke toespraken zullen niet licht vergeten zijn …! Ook wordt aan de studenten persoonlijke herderlijke zorg besteed, onder andere door briefwisseling. Aan een student schrijft hij:
 
Werp je zorgen op de Heere, maar pas ervoor op Zijn voorzienige leiding te minachten, anders kon de Heere dit wel eens tijdens je leven op je straffen …
 
Ik hoop dat de Heere wat wind [hoogmoed, WP], die je in het begin opgeblazen maakte, uit je heeft laten gaan. Vraag Hem om die leegte met Zichzelf en Zijn genade te vervullen.
 
Tot intense vreugde van de vader mag de professor ook twee van zijn eigen zonen, John en Ebenezer, opleiden tot dienaar van het Woord. Beiden zijn jarenlang trouwe predikers in de Secession kerk, en zelfs kleinzonen worden (na zijn dood) predikant of professor.
 
Aan John schrijft moeder Brown op 14 februari 1771: ‘We hebben het erg nodig om de tijd die we nu genieten, te gebruiken ten behoeve van de eeuwigheid. We weten niet hoe weinig tijd we nog hebben. Lieve Johnny, de jeugd is een kostbare tijd, laat hem niet tussen je vingers doorglippen, zonder erover bekommerd te zijn of Christus je eigendom is en jij van Hem.
 
Drie maanden later sterft deze ernstige, liefhebbende moeder op 38-jarige leeftijd, ‘om naar haar eerste en beste Man te gaan’, zoals de diepbedroefde weduwnaar zegt.
 
== Briefschrijver ==
'''De briefschrijver'''
Aan een vriend schrijft hij bij deze gelegenheid:<blockquote>''Ik ben nog steeds dezelfde: ik zondig ondanks alle moeilijkheden en overtuigingen gewoon verder. Alleen God weet hoe ongelijkvormig mijn preken zijn aan mijn innerlijk leven voor God. En toch, na alles kan ik toch niet zeggen, dat Hij een huilende wildernis of een land van droogte is. Zelfs scheen Hij mij gisteren toe te lachen en deed Hij mijn ziel zeggen: ‘U bent mijn God.’''</blockquote><blockquote>''Kortom, mijn leven is geweest en is nog een soort van bijna onophoudelijke strijd tussen God en mijn ziel. Hij strijdt om mijn vijandschap en goddeloosheid te overwinnen door Zijn barmhartigheid. En ik strijd om Zijn barmhartigheid ten onder te brengen door mijn vijandschap en goddeloosheid. Verbazend vriendelijk aan Zijn kant, maar erger dan duivels slecht aan mijn kant! Hoewel, ik wens en hoop dat Hij, niet ik, ten slotte de overwinning zal behalen.''</blockquote><blockquote>''Eén ding geeft mij bitterheid ten aanzien van het sterven van mijn echtgenote: dat ik zo weinig heb gedaan ter bevordering van haar geestelijke troost en eeuwige zaligheid. En dat ik zo weinig nut van haar aanwezigheid heb getrokken. Let op, jij en je vrouw, en wees niet zo dwaas als ik ben geweest.''</blockquote>Twee maanden later schrijft hij een lange brief aan gravin Huntingdon:<blockquote>''Laat uw leven zijn een zien op Christus, een komen tot Christus, een ontvangen uit Zijn volheid, een rusten op en een vreugde in Hem. Te midden van al de verzoekingen van uw leven in hoogheid, laat uw overdenking van Hem zoet zijn. Wanneer u wakker wordt, moge Hij nog bij u zijn. O, wat is al de eer en glorie van het schepsel, vergeleken bij Hem? Zie, Mevrouw, wat de Zoon van God in onze natuur voor u is: uw Herder om u te ondersteunen in uw gebrek.''</blockquote>
 
== Bidder ==
Aan een vriend schrijft hij bij deze gelegenheid:
De dag nadat John Brown voor de tweede maal trouwt, staat een goede vriend op de stoep. Hij wordt echter niet binnengelaten, want deze dag wordt doorgebracht met vasten en bidden.Meer dan eens worden er vasten- en bededagen door de huisvader en heel zijn gezin gehouden. Gebed is voor deze geleerde, maar toch zo eenvoudige man levensnoodzakelijk! Gebed is hét vermaak van zijn leven.
 
Op 25 juni 1784 schrijft hij een gebed op:<blockquote>''Heere, ik ben een verbazingwekkend voorbeeld van Uw soevereine genade en Uw geduld met mij, die onnuttig de aarde beslaat. Hoe vreemd dat U al meer dan zestig jaren onafgebroken strijdt om genade en goedertierenheid te bewijzen aan een ellendeling die allang alle kwaad heeft gedaan en gezegd dat maar mogelijk was. O, ik had nooit gebogen, als niet de almachtige kracht van vrije genade het mij onmogelijk had gemaakt om langer weerstand te bieden! O, hoe vaak heb ik niet beloften gedaan, maar nooit ben ik beter geworden. Ik heb zonden beleden, maar niet bestreden. Dikwijls hebt U mij gekastijd, en toch ben ik brutaal voort gegaan in de weg van mijn hart. Als afwijker ben ik slechter en slechter geworden.''</blockquote><blockquote>''Maar waarheen zou een zondaar vluchten, dan naar de Zaligmaker? Heere, alle toevluchten begeven mij. Niemand kan mijn ziel helpen, dan een buitengewone aanraking van Uw almachtige genade. Aan U, o Heere Jezus, geef ik mij over, als een dwaze, vuile en verslaafde zondaar. En nu neem ik U aan als de mijne.''</blockquote>
Ik ben nog steeds dezelfde: ik zondig ondanks alle moeilijkheden en overtuigingen gewoon verder. Alleen God weet hoe ongelijkvormig mijn preken zijn aan mijn innerlijk leven voor God. En toch, na alles kan ik toch niet zeggen, dat Hij een huilende wildernis of een land van droogte is. Zelfs scheen Hij mij gisteren toe te lachen en deed Hij mijn ziel zeggen: ‘U bent mijn God.’
 
Kortom, mijn leven is geweest en is nog een soort van bijna onophoudelijke strijd tussen God en mijn ziel. Hij strijdt om mijn vijandschap en goddeloosheid te overwinnen door Zijn barmhartigheid. En ik strijd om Zijn barmhartigheid ten onder te brengen door mijn vijandschap en goddeloosheid. Verbazend vriendelijk aan Zijn kant, maar erger dan duivels slecht aan mijn kant! Hoewel, ik wens en hoop dat Hij, niet ik, ten slotte de overwinning zal behalen.
 
Eén ding geeft mij bitterheid ten aanzien van het sterven van mijn echtgenote: dat ik zo weinig heb gedaan ter bevordering van haar geestelijke troost en eeuwige zaligheid. En dat ik zo weinig nut van haar aanwezigheid heb getrokken. Let op, jij en je vrouw, en wees niet zo dwaas als ik ben geweest.
 
Twee maanden later schrijft hij een lange brief aan gravin Huntingdon:
 
Laat uw leven zijn een zien op Christus, een komen tot Christus, een ontvangen uit Zijn volheid, een rusten op en een vreugde in Hem. Te midden van al de verzoekingen van uw leven in hoogheid, laat uw overdenking van Hem zoet zijn. Wanneer u wakker wordt, moge Hij nog bij u zijn. O, wat is al de eer en glorie van het schepsel, vergeleken bij Hem? Zie, Mevrouw, wat de Zoon van God in onze natuur voor u is: uw Herder om u te ondersteunen in uw gebrek.
 
'''De bidder'''
 
De dag nadat John Brown voor de tweede maal trouwt, staat een goede vriend op de stoep. Hij wordt echter niet binnengelaten, want deze dag wordt doorgebracht met vasten en bidden.
 
Meer dan eens worden er vasten- en bededagen door de huisvader en heel zijn gezin gehouden. Gebed is voor deze geleerde, maar toch zo eenvoudige man levensnoodzakelijk! Gebed is hét vermaak van zijn leven.
 
Op 25 juni 1784 schrijft hij een gebed op:
 
Heere, ik ben een verbazingwekkend voorbeeld van Uw soevereine genade en Uw geduld met mij, die onnuttig de aarde beslaat. Hoe vreemd dat U al meer dan zestig jaren onafgebroken strijdt om genade en goedertierenheid te bewijzen aan een ellendeling die allang alle kwaad heeft gedaan en gezegd dat maar mogelijk was. O, ik had nooit gebogen, als niet de almachtige kracht van vrije genade het mij onmogelijk had gemaakt om langer weerstand te bieden! O, hoe vaak heb ik niet beloften gedaan, maar nooit ben ik beter geworden. Ik heb zonden beleden, maar niet bestreden. Dikwijls hebt U mij gekastijd, en toch ben ik brutaal voort gegaan in de weg van mijn hart. Als afwijker ben ik slechter en slechter geworden.
 
Maar waarheen zou een zondaar vluchten, dan naar de Zaligmaker? Heere, alle toevluchten begeven mij. Niemand kan mijn ziel helpen, dan een buitengewone aanraking van Uw almachtige genade. Aan U, o Heere Jezus, geef ik mij over, als een dwaze, vuile en verslaafde zondaar. En nu neem ik U aan als de mijne.
 
'''De stervende'''
 
== Stervende ==
Meer dan vijftig jaren is John Brown verzot op studeren, bijna vijftig jaren vreest hij de HEERE kinderlijk eerbiedig, en bijna veertig jaren werkt hij ijverig tot welzijn van Gods kerk. Dan komt het einde. Op 25 februari 1787 bedient hij voor de laatste maal Gods Woord in zijn geliefde gemeente Haddington. Hij preekt ‘s morgens over Lukas 2 vers 26: “Aan hem was een Goddelijke openbaring gedaan door de Heilige Geest, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heeren zou zien.” ‘s Middags preekt hij bewogen over dezelfde woorden. ‘s Avonds is de kerk tot de uiterste hoeken gevuld, wanneer hij preekt over Handelingen 13 vers 26: “Tot u is het woord van deze zaligheid gezonden.” Hij weet: dit is de laatste keer en hij wenst zijn gemeente een hartelijk ''A Dieu''!
 
Nog vijf maanden mag hij als uiterst zwakke man bij zijn geliefden zijn, waarin hij vele kernachtige uitspraken doet. Hij krijgt nog kracht om aan zijn zonen brieven te schrijven, en om een zeer indringend, ernstig en liefderijk schrijven tot zijn gemeente te richten:<blockquote>''Nadat ik door Gods lankmoedigheid en barmhartigheid lang onder u heb mogen arbeiden – niet zoals ik behoorde, ver, ver vandaar, maar zoals ik kon – moet ik u nu verlaten om voor de rechterstoel van Christus te verschijnen, om rekenschap te geven van mijn rentmeesterschap. U kunt mij er niet van beschuldigen dat ik mijn tijd verbeuzeld heb. Als dat wél zo was, o, wat een vreselijk verschijnen voor mijn alwetende Rechter zou het dan spoedig zijn! Maar ik arbeidde om in uw gewetens in te drukken de meest belangrijke waarheden aangaande uw zonde en ellende, en de weg der zaligheid door Christus. Ik arbeidde om u uit uw leugenachtige schuilhoeken uit te jagen en uw gewetens geen rust te geven dan in Christus en Die gekruisigd. Het vermaak van mijn ziel was om Hem en Zijn vrije genade bij u aan te prijzen, en om u aan te moedigen Hem aan te nemen en in Hem te wandelen. Ik roep hemel en aarde tot getuigen tegen u op deze dag dat ik mij heb ingespannen om leven en dood, zegen en vloek u voor te stellen en u te bewegen het leven te kiezen, opdat u leeft.''</blockquote><blockquote>''Door Gods genade heb ik geprobeerd – hoe gebrekkig ook – om heilig, eerlijk en onberispelijk onder u te leven. Maar ik heb geen vertrouwen in deze dingen, voor God als mijn Rechter. Ik zie zulk een gebrek, ontrouw, ijverloosheid, zelfzucht en onbewogenheid in alles wat ik als predikant of als christen heb gedaan, dat ik er rijkelijk de diepste verdoemenis in de hel mee heb verdiend. Ik heb geen hoop dan in Jezus’ bloed en in het eeuwige verbond van Gods vrije genade.''</blockquote><blockquote>''Ik heb nog niet het tienduizendste deel van de vuilheid en schuld van uw harten voorgesteld. Maar bijzonder was het mijn lust, om de uitnemendheid, liefde en arbeid van onze Verlosser uit te stallen. Als mijn stervende getuigenis zeg ik: “Er is niemand met Christus te vergelijken, er is geen omgang te vergelijken met die met Christus!”''</blockquote>De laatste dag van zijn leven fluistert hij:<blockquote>''De Heere heeft Zijn eigen weg om Zijn eigen werk uit te voeren.''</blockquote>En de laatste woorden die hij stervende spreekt, zijn:<blockquote>''Mijn Christus.''</blockquote>Op dinsdag 19 juni 1787 mag hij ingaan in de rust die overblijft voor het volk van God. Op de grafsteen staat:
Nog vijf maanden mag hij als uiterst zwakke man bij zijn geliefden zijn, waarin hij vele kernachtige uitspraken doet. Hij krijgt nog kracht om aan zijn zonen brieven te schrijven, en om een zeer indringend, ernstig en liefderijk schrijven tot zijn gemeente te richten:
 
Nadat ik door Gods lankmoedigheid en barmhartigheid lang onder u heb mogen arbeiden – niet zoals ik behoorde, ver, ver vandaar, maar zoals ik kon – moet ik u nu verlaten om voor de rechterstoel van Christus te verschijnen, om rekenschap te geven van mijn rentmeesterschap. U kunt mij er niet van beschuldigen dat ik mijn tijd verbeuzeld heb. Als dat wél zo was, o, wat een vreselijk verschijnen voor mijn alwetende Rechter zou het dan spoedig zijn! Maar ik arbeidde om in uw gewetens in te drukken de meest belangrijke waarheden aangaande uw zonde en ellende, en de weg der zaligheid door Christus. Ik arbeidde om u uit uw leugenachtige schuilhoeken uit te jagen en uw gewetens geen rust te geven dan in Christus en Die gekruisigd. Het vermaak van mijn ziel was om Hem en Zijn vrije genade bij u aan te prijzen, en om u aan te moedigen Hem aan te nemen en in Hem te wandelen. Ik roep hemel en aarde tot getuigen tegen u op deze dag dat ik mij heb ingespannen om leven en dood, zegen en vloek u voor te stellen en u te bewegen het leven te kiezen, opdat u leeft.
 
Door Gods genade heb ik geprobeerd – hoe gebrekkig ook – om heilig, eerlijk en onberispelijk onder u te leven. Maar ik heb geen vertrouwen in deze dingen, voor God als mijn Rechter. Ik zie zulk een gebrek, ontrouw, ijverloosheid, zelfzucht en onbewogenheid in alles wat ik als predikant of als christen heb gedaan, dat ik er rijkelijk de diepste verdoemenis in de hel mee heb verdiend. Ik heb geen hoop dan in Jezus’ bloed en in het eeuwige verbond van Gods vrije genade.
 
Ik heb nog niet het tienduizendste deel van de vuilheid en schuld van uw harten voorgesteld. Maar bijzonder was het mijn lust, om de uitnemendheid, liefde en arbeid van onze Verlosser uit te stallen. Als mijn stervende getuigenis zeg ik: “Er is niemand met Christus te vergelijken, er is geen omgang te vergelijken met die met Christus!”
 
De laatste dag van zijn leven fluistert hij:
 
De Heere heeft Zijn eigen weg om Zijn eigen werk uit te voeren.
 
En de laatste woorden die hij stervende spreekt, zijn:
 
Mijn Christus.
 
Op dinsdag 19 juni 1787 mag hij ingaan in de rust die overblijft voor het volk van God. Op de grafsteen staat:
 
<nowiki><center>Ter nagedachtenis aan John Brown,</nowiki>
 
36 jaar prediker van het evangelie in Haddington
Regel 235 ⟶ 166:
op 19 juni 1787,
 
65 jaar oud.<nowiki></center></nowiki>
 
'''Uitspraken van John Brown'''