Jozua (boek)/5: verschil tussen versies

3.653 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 15:
 
== Joz. 5:2 ==
Joz 5:2  Te dien tijde sprak de HEERE tot Jozua: Maak u stenen messen, en besnijd wederom de kinderen Israëls ten tweeden maal. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''Te dien tijde.''' De datum van deze besnijdenis is niet overgeleverd. Indien echter in Joz. 5 de historische orde van de gebeurtenissen gegeven is en derhalve de besnijdenis aan het paasfeest is voorafgegaan, dan staan we hier voor een moeilijkheid. Immers in Joz. 4 : 19 wordt gezegd, dat de overtocht over de Jordaan plaats vond op de 10de van de eerste maand (Abib). In Joz. 5 : 10 wordt verzekerd dat het paasfeest gevierd werd „op de veertiende dag der maand" (Abib) in overeenstemming met Exod. 12 : 6, 18. Maar dan schijnt er geen tijd over voor het voltrekken van de besnijdenis. Daarom houden sommige uitleggers<ref>A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Bl. 14. </ref> het ervoor, dat het voltrekken van de besnijdenis historisch ''volgde'' op de viering van het paasfeest.
 
'''Besnijd wederom de kinderen Israëls ten tweeden male.''' De eerste maal was in de woestijn, na de uittocht uit Egypte.
 
== Joz. 5:9 ==
Joz 5:9  Verder sprak de HEERE tot Jozua: Heden heb Ik dende smaad van Egypte van ulieden afgewenteld; daarom noemde men dende naam dier plaats Gilgal, tot op dezendeze dag. (SVCP<ref name=":0" />)
'''De smaad van Egypte.''' In Egypte waren de Israëlieten niet besneden. Hun onbesnedenheid herinnerde aan Egypte, dat een type van de boze wereld is.
 
''1Jo 5:19  Wij weten dat wij uit God zijn en de hele wereld in het boze ligt. (Telos)''
 
'''Gilgal.''' D.i. 'afwenteling', zie [[Gilgal]].
 
Regel 42 ⟶ 48:
== Joz 5:14 ==
Joz 5:14 En Hij zeide: Neen, maar Ik ben de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen viel Jozua op zijn aangezicht ter aarde en aanbad, en zeide tot Hem: Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht? (SV)
'''Voorts geschiedde het.''' Volgens een mening<ref>De mening van Michael Samuel Smith, in: [https://www.youtube.com/watch?v=YPRwXIBvIYU Prophecies In Exodus!] Prophecy in the News, 7 juli 2020.</ref><ref name=":1">De mening van Michael Samuel Smith, in: [https://www.youtube.com/watch?v=AcQoqrALLI4&t=9m55s Prophecies of Jericho]. Youtube.com: Prophecy in the News, 15 juli 2020. Vanaf 9 min 55 sec.</ref> gebeurde dat op dezelfde 14e dag van de maand Nissan, na de viering van het pascha in de avond. Jezus stierf op de 14e dag van de eerste maand<ref name=":1" />.
 
'''Vorst van het heir des HEEREN.''' Zo staan hier twee aanvoerders tegenover elkaar. Jozua vraagt zich af, of de „man" niet een „vijand" (tsar) is (vers 13), maar deze antwoordt, dat hij „vorst" (sar) is, gekomen om „des Heeren leger" aan te voeren.
 
Deze vorst is geen engel, want een (goede) engel staat niet toe dat een mens hem aanbidt. De vorst schijnt de Heer Jezus te zijn. Deze aanvaardde aanbidding, omdat Hij God is. Hij zal eens het leger van Jahweh aanvoeren bij zijn wederkomst (Opb. 19).
 
'''Ik ben nu gekomen.''' ''Nu.'' Israël staat dicht bij Jericho, een van die „tot den hemel versterkte" steden met haar in de strijd geoefende inwoners. Dreigend verheffen zich voor Israëls blik die geweldige muren, versterkt door zeven torens. De enige poort, die toegang geeft, is gesloten (6:1) en gewapende krijgers zijn in voldoende getale aanwezig om iedere aanval tot een hachelijke onderneming te maken. Alleen een langdurig, het geduld van de aanvaller op zware proef stellende belegering kan hier tot inname voe­ren. Maar zullen Jericho's naaste buren, zal Jeruza­lem, zal Ai, zal Sichem, zal Gibeons stedenbond werkeloos blijven toezien? En als hun legers afdalen van het gebergte, zal dan Gilgals legerkanmp niet onder de voet worden gelopen en Israëls poging om zich van Kanaän meester te maken, niet eindigen in een ontzettend bloedbad? Wat al vragen, die Jozua's hart bestormen.
Regel 61 ⟶ 67:
 
== Joz. 5:15 ==
Joz 5:15  Toen zeide de Vorst van het heir des HEEREN tot Jozua: Trek uw schoenenschoen af van uw voetenvoet; want de plaats, waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed alzo. (SVCP<ref name=":0" />)
Deze Vorst onthult Zich nu nog meer aan de van eerbiedige vrees ver­vulde Jozua onthult, door deze als weleer Mozes (Exod. 3) er opmerkzaam op te maken, dat Zijn tegenwoordigheid de plaats van hun ontmoeting „hei­lig" maakt, deze verheft boven het gewone, het alledaagse, en aan deze het karakter van geheimenis en bovenmenselijkheid verleent, welke aan des Heeren heiligdom eigen is.
 
'''Trek uw schoen af van uw voet.''' 'Schoen' en 'voet' zijn in het Hebreeuws in het enkelvoud. Een uitlegger meent dat Jozef slechts één schoen (sandaal) uittrok, omdat hij bevoegd was om het beloofde land te betreden<ref name=":1" />. Boaz aanvaardde de uitgetrokken schoen van de losser, die Ruth niet als vrouw wilde hebben en het recht van lossing doorgaf aan Boaz.
== Bron ==
 
''Ru 4:7  Nu was dit van ouds [een] [gewoonheid] in Israël, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israël. Ru 4:8  Zo zeide de losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit.'' (SV)
 
Bij de lossing en bij de verwisseling, wanneer iemand zijn recht van lossing op een ander overdroeg, om de gehele zaak te bevestigen, aan haar kracht van wet te geven; dan trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste om daardoor zinnebeeldig te kennen te geven, dat hij van zijn zijde zijn recht op de ander overdroeg<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ruth 4:7. Enige tekst hiervan is verwerkt op 26 dec. 2020. </ref>.
 
== Beschouwing ==
Het eerste dat bij binnenkomst in het beloofde land moest gebeuren is de besnijdenis van de mannelijke Israëlieten, te Gilgal. Daarmee werd de smaad van Egypte afgewenteld. De gelovige in Christus is besneden met de besnijdenis van Christus aan het kruis (Kol. 2:11 - 3: 3-5). Dat beseffend kan hij het vleselijke (zondige) leven verzaken en zondige uitwassen 'doden'.<blockquote>''Col 3:3  Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Col 3:5  Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, [namelijk] hoererij, onreinigheid, [schandelijke] beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.'' (Telos)</blockquote>Daarnaast werd het Pascha gehouden, een zinnebeeld van de vredige herinnering bij de gelovige aan die dood die hem in staat heeft gesteld om van het beloofde te genieten.
 
Zij aten van het oude koren van het land (type van een hemelse Christus), en het manna hield op: vgl. 2 Cor. 5:16.
 
Dit alles paste bij de Israëlieten om hun rol als leger van de Heer aan te nemen. Daarop werd de Heer aan Jozua geopenbaard als aanvoerder van het leger, met een getrokken zwaard in zijn hand. Jozua viel ter aarde en aanbad.
 
== BronBronnen ==
A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Enige tekst van blz. 14-16 is onder wijziging verwerkt op 12 nov. 2020.
 
''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. Joshua, Book of. Enige tekst hiervan is vertaald en onder wijziging verwerkt op 16 maart 2021.
 
== Voetnoten ==