Jubeljaar: verschil tussen versies

9 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Het '''jubeljaar''' (Eng. ''jubilee'') was het jaar van teruggave, terugkeer, vrijlating en rust. Het jaar was door God ingesteld ten behoeve van zijn volk Israël. Het viel in het vijftigste jaar na elk zevende sabbatsjaar. Aan Israëlieten werd hun oorspronkelijk erfdeel teruggegeven, slaven herkregen hun vrijheid en het land moest rusten. Het jaar werd ingeluid door bazuingeschal. Wij lezen over de instelling in Lev. 25:8-55. Welk jaar in onze tijd (anno 2013) een jubeljaar is, daarover is geen zekerheid. 
 
__TOC__
 
De ene bepaling van deze instelling was, dat de Israëliet (en diens wettige erfgenamen) weer in het vrije bezit en genot van het vaderlijk erfgoed kwam, als hij voorheen genoodzaakt was geworden het te verkopen of het op de een of andere wijze verloren had; de andere bepaling was, dat iemand, als hij zichzelf en zijn gezin had moeten verkopen, in het Jubeljaar de vrijheid herkreeg.<blockquote>''Le 25:8  Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn. Le 25:9 Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. Le 25:10 En gij zult dat vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht. Le 25:11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch inoogsten wat van zelf daarin zal gewassen zijn, noch ook [de] [druiven] der afzonderingen in hetzelve afsnijden. Le 25:12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten. Le 25:13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. Le 25:14 Daarom, wanneer gij aan uw naaste wat veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat niemand de een den ander verdrukke. Le 25:15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. Le 25:16 Naar de veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, en naar de weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen; want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. Le 25:17 Dat dan niemand zijn naaste verdrukke; maar vreest voor uw God; want Ik ben de HEERE, uw God! Le 25:18 En doet Mijn inzettingen, en houdt Mijn rechten, en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. Le 25:19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen.'' (SV)</blockquote>'''Woord.''' Het woord ''Jubeljaar'' komt van de Latijnse uitdrukking ''annus jubilei'' en is in het Hebreeuws ''jobel'', dat ramshoorn betekent. De naam is ontleend aan het hoorngeschal waarmee aan het volk de aanvang van het jubeljaar werd verkondigd. Voor meer hierover, zie de paragraaf ''Naam en vertaling''.