Kind: verschil tussen versies

God had de zangmeester [[Heman]] 14 zonen en 3 dochters gegeven. <blockquote>''1Kr 25:4 Wat betreft Heman: de zonen van Heman waren Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuël, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth. 1Kr 25:5 Deze allen waren zonen van Heman, de ziener van de koning, met woorden van God om de hoorn op te heffen. God had Heman veertien zonen gegeven en drie dochters. (HSV)''</blockquote>Kort voor zijn dood zei koning David:<blockquote>''1Kr 28:5 En uit al mijn zonen (want <u>de HEERE heeft mij veel zonen gegeven</u>) heeft Hij mijn zoon Salomo uitgekozen om te zitten op de troon van het koningschap van de HEERE over Israël. (HSV)''</blockquote>'''Geschenk.''' Kinderen zijn een goede gave'', ''een geschenk van God aan de ouders. Jacob[[Jakob]] beschouwde zijn kinderen als een geschenk dat God hem in Zijn genade geschonken had. <blockquote>''Ge 33:4 Maar Ezau snelde hem tegemoet, omarmde hem, viel hem om de hals en kuste hem; en zij huilden. Ge 33:5 Toen sloeg hij zijn ogen op en zag de vrouwen en de kinderen. Hij vroeg: Wie heb je daar bij je? Jakob zei: Dat zijn de kinderen die God uw dienaar in Zijn genade geschonken heeft. (HSV)''</blockquote>Een of meer kinderen zijn een zegen, zoals in de Bijbel onder meer blijkt uit de vaderlijke zegen die Jacob zijn zoon Jozef schonk. Hij zei van Jozef:<blockquote>''Ge 49:25 ... den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der borsten en der baarmoeder!'' ''(SV)''</blockquote>''"De ouders moeten in navolging van de aartsvader Jakob, hun kinderen aanzien als Gods genadige gaven." (Matthew Henry)''<ref>Aangehaald in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jes. 8:17. </ref>''.''